Frankrijk in de Europese geschiedenis
De geschiedenis van Frankrijk verklaart uitstekend de moderne denkwereld van het land, en de wijze waarop zij haar plek in Europa ziet. Toon Kasdorp schetst in vogelvlucht dit wordingsproces.
De Honderdjarige oorlog begon als een dynastieke strijd om de troon van Frankrijk tussen de koningshuizen Valois en Plantagenet. Ook Plantagenet was een Frans adellijk geslacht. Van oorsprong waren zij graven van Anjou. Het bezit van de Plantagenets in Frankrijk was eeuwen lang veel belangrijker dan hun Engelse grondgebied. Het omvatte oorspronkelijk praktisch het hele Zuiden en Westen van het tegenwoordige Frankrijk. Er woonden meer mensen en het bracht meer op dan wat ze in Engeland hadden. Bij het begin van de oorlog was van al dat oorspronkelijke Franse bezit alleen Guyenne nog over. Maar het Engelse Hof en de adel spraken rond 1350 al driehonderd jaar Frans, ze voelden zich Frans en de oorlog was wat hun betrof een burgeroorlog en geen Engelse veroveringsoorlog. De Franse bevolking dacht daar anders over. De Engelsen troepen spraken een vreemde taal en gedroegen zich als vijanden. In feite begonnen de inwoners van Frankrijk zich in en na de Honderdjarige oorlog voor het eerst als Fransen te voelen en niet langer alleen als Vlamingen, Normandiërs, Angevijnen, Bretoenen, Gasconjers en zo meer.
Vanuit Engels nationaal standpunt bekeken was de oorlog zinloos. De meeste overwinningen kostten veel geld en leverden niets anders op dan wat buit voor de soldaten en daarvoor gold de oude zegswijze zo gewonnen zo geronnen. Oorlogen zijn kapitaalvernietigingen op grote schaal.
Van de veldslagen uit het begin van de oorlog zijn Crécy (1346) en Maupertuis (1356) dankzij Shakespeare in het geheugen van de mensen blijven hangen, maar hebben eigenlijk alleen de vlootslag bij Sluis (1340) en de belegering en verovering van Calais blijvend resultaat gehad. Met die wapenfeiten vestigde Engeland voor het eerst zijn maritieme suprematie. Bij Sluis, in het tegenwoordige Zeeuws Vlaanderen, werd de Franse vloot vernietigd en door de verovering van Calais had Engeland een Franse haven die zowel vanuit het Oosten als het Westen aan te varen was voor zeilschepen. Calais bleek bovendien een vesting die gemakkelijk te verdedigen was. Zij stelde de Engelse wolexport naar Vlaanderen veilig, die een tijdlang de basis voor de welvaart was van het land. Al die andere spectaculaire veldslagen, veroveringen en strooptochten brachten Frankrijk grote schade toe, maar zonder een evenredig voordeel voor Engeland op te leveren. Wanneer er nu nog animositeit bestaat tussen de beide landen dan is die tot de tijd van de Honderdjarige oorlog terug te voeren. De brutale verwoestingen van de Engelsen in Frankrijk zijn alleen te vergelijken met de latere verwoestingen door de legers van Richelieu en Lodewijk XIV in het Rijnland en in Baden in Duitsland. Er zit sindsdien een zekere parallelliteit van de nationale gevoelens van Fransen tegenover Engelsen en die van Duitsers tegenover Fransen, het soort nationale gevoelens dat pas na de wereldoorlogen van de vorige eeuw iets lijkt te zijn gesleten.
Waar de Honderdjarige oorlog aan doet denken is aan de twisten in de Mohammedaanse wereld, aan de burgeroorlogen in Irak bijvoorbeeld of in Afghanistan. De eerbied voor mensenlevens was nihil, maar de hoffelijkheid tussen tegenstanders kon imponerend zijn, al werd die regelmatig afgewisseld door uitbarstingen van grote wreedheid. Die hoffelijkheid bleek uit de rouwmis die in Frankrijk werd opgedragen na het overlijden van Edward III en uit de manier waarom de Franse koning Jean le Bon als gijzelaar in Engeland werd onthaald. Maar zij bleef beperkt tot tegenstanders van dezelfde stand. Met boeren en burgers uit de lagere stand werd omgegaan als met het vee van de vijand.
Hoe een zo zinloze oorlog zo lang kan duren is rationeel niet goed te verklaren. Belangrijk is daarbij te weten dat dit soort oorlogen niet tot Frankrijk en Engeland beperkt bleef. Wij hadden hier in diezelfde tijd de Hoekse en Kabeljauwse twisten (Holland), de Schieringers en de Vetkopers (Friesland) en de Van Heekerens en de Bronckhorsten (Gelre). Onder uiteenlopende namen kwamen in dezelfde tijd op veel plaatsen in Europa oorlogen voor van een vergelijkbaar wreed karakter. Meestal was er voor de generatielange conflicten nergens een duidelijke reden en veroorzaakten zij overal dezelfde grote schade.
De versterking van het centrale gezag dat een einde aan de oorlogen kon maken is het belangrijkste gevolg geweest. Het duidelijkste en het meest spectaculair heeft die ontwikkeling zich voorgedaan in het belangrijkste slachtoffer van de honderdjarige oorlog, in Frankrijk zelf.
Lodewijk de Elfde van Frankrijk was een van de intelligentste en bekwaamste koningen uit de Franse geschiedenis, een uitzonderlijke persoonlijkheid, maar toch als koning niet erg populair. Hij heeft geen grote naam bij de historici. De beroemde Franse middelbare school Louis le Grand is niet naar hem genoemd maar naar de toch veel minder bekwame maar populairdere Lodewijk de Veertiende. Het was niettemin de elfde en niet de veertiende Lodewijk die Frankrijk groot heeft gemaakt.
Zijn vader, met wie hij slecht overweg kon, was een geliefd vorst. Dat was Karel VII, de dauphin die door Jeanne d ’Arc tot koning werd gekroond in Reims. Tijdens zijn regering waren de krijgskansen in de Honderdjarige oorlog gekeerd, maar zonder dat hij daar persoonlijk veel aan had bijgedragen.
Toen Lodewijk opvolgde was het al vrede, of in elk geval was er een wapenstilstand. Grote oorlogen heeft hij niet hoeven voeren, maar hij heeft zijn land machtig en rijk gemaakt.
Louis was in zijn vroege jeugd als gevolg van de onzekere tijden ver van het koninklijk hof opgevoed te midden van kleine luiden. Zijn leven lang heeft hij een voorkeur gehouden voor een burgerlijke stijl van leven en een afkeer van de pracht en praal van de hoge Franse adel. Hij was in vrijwel alle opzichten de tegenhanger van Lodewijk XIV. Hij liet Frankrijk beter en vooral veel rijker achter dan hij het had aangetroffen, terwijl Lodewijk XIV zijn land heeft verarmd en de kansen die het lot hem bood niet heeft benut.
Toen de elfde Lodewijk aan de macht kwam was Frankrijk verarmd door de Honderdjarige oorlog, die enorme verwoestingen in het land had aangericht. Het was die oorlog, die het volk een afkeer van Engelsen heeft bijgebracht, een afkeer die nog steeds niet helemaal verdwenen is. Het vertrouwen in de bestaande orde was door de oorlog zo geschokt dat alle constitutionele veranderingen mogelijk leken en dat was iets dat Louis goed besefte. Hij heeft met steun van het volk de macht van de hoge adel beknot en orde en interne vrede in het land gebracht.
De Franse constitutie was, toen hij aantrad, nog feodaal, dat wil zeggen de koning oefende zijn macht uit via de adel, vaak zijn eigen familieleden, aan wie grote bezittingen ter beschikking werden gesteld om hun verplichtingen te financieren. In wezen beperkte dit de macht van de koning zozeer dat van een effectief centraal bestuur alleen iets terecht kwam, als er een groot gevaar dreigde van buiten. Alleen dan werden de gezamenlijke inspanningen van de koning en zijn leenmannen op een en dezelfde vijand gericht. Was het vrede dan richtte de energie zich tegen de directe buren, of trad de verzamelde adel op tegen de koning.
De machtigste leenman van de Franse koning was na het verdwijnen van de Engelsen de hertog van Bourgondië. Toen Louis in 1461 aan de macht kwam was Philippe le Bon nog hertog, al had hij de dagelijkse beslommeringen van de regering al overgelaten aan zijn zoon de graaf van Charollais, Charles le Téméraire.
Bourgogne, het huis dat in de Nederlandse geschiedenis bekend staat als de verzamelaar van Nederlandse gewesten en in zekere zin als de stichters van ons land, was een zijtak van het regerende Franse koningshuis Valois. Philippe (een achterkleinzoon van Jean le Bon) zag zich zelf in de eerste plaats als een Franse prins. Dat betekende niet noodzakelijk dat hij zich ook Frans staatsburger voelde. Een Franse staat zoals we die tegenwoordig kennen bestond in de vijftiende eeuw nog niet, maar hij was, achteraf gezien, toen wel in wording.
Frankrijk was zich van zich zelf bewust geworden door de honderdjarige oorlog, maar was in de ogen van zijn bewoners toch in de eerste plaats een territoir waar men min of meer dezelfde taal sprak en een koning deelde. Voor het overige waren steden en streken grotendeels autonoom. Dat was met Bourgondië nog iets meer het geval dan met andere grote prinsdommen, omdat het voor het merendeel van zijn landen leenplichtig was aan de Duitse keizer i.p.v. aan de Franse koning. Frankrijk had tijdens de regering van Lodewijk Elf nog beide kanten op gekund: uiteenvallen in kleine feodale rijken zoals Duitsland of uitgroeien tot een sterke unitaire staat als Groot Brittannië. Het optreden van Lodewijk XI en van de Bourgondische hertog Karel is daarbij beslissend geweest.
Bourgondië was in de vijftiende eeuw het welvarendste deel van West Europa. Het was in het bezit van de belangrijkste havensteden en de best bruikbare verbindingswegen. Als handelsnatie was het alleen te vergelijken met de Italiaanse stadstaten die de handel met het Midden Oosten monopoliseerden. Bourgondië beheerste op haar beurt de handel op Italië die via Brugge en Gent liep en via de zuidelijke wegen van West Europa langs de grote rivieren.
Philippe le Bon, de vader van Karel, was een scherpzinnig man, die goed besefte dat het belangrijker was om macht te hebben dan machtig te lijken, dat het er minder toe doet hoe de mensen je noemden dan dat ze je gehoorzaamden.
Zonder een veroveringsoorlog te hoeven voeren vielen hem de bezittingen in de Nederlanden als rijpe appels in de schoot. Niemand heeft hem ooit van vals spel kunnen betichten maar links en rechts overleden mensen precies op het moment dat het hem goed uitkwam of onderwierpen zij zich aan zijn gezag geïntimideerd door de kracht van zijn persoonlijkheid en de macht van zijn legers. Wat dat betreft leek Lodewijk XI meer op hem dan zijn eigen zoon Karel.
Die was heel anders. Karel was krijgsman van nature zij het geen erg bekwame en hij wilde niets liever dan koning worden in de Bourgondische landen. Zo mogelijk ook nog keizer van het Duitse rijk. Aan die twee ambities is hij te gronde gegaan. Hij sneuvelde bij Nancy tegen de Zwitsers, maar hij zou er ook zonder die nederlaag en zijn vroegtijdige verdwijnen van het toneel waarschijnlijk niet in geslaagd zijn om het levenswerk van zijn vader te voltooien. Het Middenrijk in Europa tussen Frankrijk en Duitsland kwam er niet, ook niet toen later de Bourgondische erfenis in de handen van het bekwame Habsburgse huis viel. Het is Lodewijk XI geweest, die aan die ambities een einde heeft gemaakt. Hij begreep als koning van Frankrijk heel goed dat een groot en Frans sprekend Bourgondië de uitbreiding van zijn land met de eveneens Frans sprekende gebieden aan haar noord- en oostgrenzen ernstig zou belemmeren. Hij had in Karel de Stoute geen tegenstander van zijn eigen formaat. Die tegenstander dacht daar zelf anders over maar in de geschiedenis is de proof of the pie in the eating.
Bourgondië verdween van het toneel en Frankrijk werd de machtigste staat van Europa.
Aan die positie kwam pas een einde met de Franse revolutie en de suïcidale veroveringstochten van Napoleon, maar de grondslag voor de neergang werd gelegd door de mislukte hegemoniepolitiek van Lodewijk XIV.
De Franse revolutie is niet het begin geweest van de politiek in Europa. Die is niet in 1789 begonnen bij de bestorming van de Bastille in Parijs, zoals Luuk van Middelaar in navolging van veel Fransen wil beweren. Dat is een misvatting, niet omdat er maar zeven gevangenen in die vesting zaten en een handvol bewakers, zodat de bestorming eigenlijk een slag in de lucht was. Maar omdat moderne democratische staatsvormen al eerder te zien waren geweest. In Amerika na de onafhankelijkheid in 1776 en in Engeland na de Glorious Revolution van 1688. De republikeinse staatsvorm in de Nederlanden dateert van nog eerder, al van 1579. Zij was dan misschien geen democratie zoals we die tegenwoordig kennen maar de Republiek kende een politiek leven en een publieke ruimte die de voorwaarden zijn gebleken voor het ontstaan van een politieke democratie.
De Franse revolutie is het begin geweest van de Franse moderne politieke ontwikkeling, dat is waar. Daarnaast was zij ook het begin van het einde van Frankrijk als dominante mogendheid in Europa. Tijdens de revolutie, en onmiddellijk erna, in de tijd van Napoleon, was de inbreng van Frankrijk nog groot. Het had een grotere bevolking dan Rusland of Duitsland en een veel grotere dan Engeland. Frankrijk was de hele middeleeuwen door en in het begin van de nieuwe tijd het volkrijkste en meest welvarende land van Europa geweest. Maar na de restauratie en vooral na de minirevolutie van 1848 was het afgelopen met haar dominantie die een groot deel van de middeleeuwen had geduurd en die zijn hoogtepunt bereikte juist vóór de revolutie. Het is niet bewijsbaar maar wel aannemelijk dat het juist de revolutie en het daaropvolgende bloedvergieten is geweest dat Frankrijk van haar centrale positie in Europa heeft beroofd.
In de tijd van Richelieu en Louis le Grand heeft Frankrijk geprobeerd haar culturele, economische en demografische overmachtpositie te vertalen in veroveringen en een politieke hegemonie. Door een reeks nederlagen kwam er een einde aan die pogingen maar voorlopig werd haar overheersende culturele positie in die tijd nog niet wezenlijk aangetast. Heel Europa sprak Frans en richtte zich in cultuur en beschaafde gewoonten naar het Franse Hof. Hoezeer de beschaving van de Encyclopedisten en de Parijse salons door de revolutie heeft geleden en plaats heeft moeten maken voor de burgerlijkheid van de restauratie kan men lezen in l’Ancien Régime et la Révolution van De Tocqueville en trouwens ook al in diens veel bekendere en eerder verschenen werk, De la Démocratie en Amérique.
Rusland en Engeland maakten aan de Franse overheersende positie in Europa in de Napoleontische oorlogen een einde. Die overwinning vormde het begin van een eeuw lang Britse dominantie. Frankrijk was in de negentiende eeuw voor Engeland niet langer een serieuze concurrent. Dat werden eerst Rusland en later Duitsland en de Verenigde Staten. De humanistische en democratische samenleving waarvan de beginselen zijn neergelegd in het Charter van de VN zijn Anglo-Amerikaans en niet Frans. Engeland overvleugelde Frankrijk op het wereldtoneel en in alle koloniale gebieden die er toe deden. Dat land nam het voortouw in de Industriële Revolutie. In dezelfde periode dat dit gebeurde brokkelde de macht van Frankrijk op het Europese vaste land af en werd zij daar overvleugeld door de nieuwe grootmacht Duitsland. Rusland consolideerde in de negentiende eeuw haar machtspositie in Oost-Europa en op het al eerder veroverde gebied in Siberië. Maar ook in Rusland betekende een revolutie, die van 1917, het einde van een veelbelovende ontwikkeling.
De viering van de veertiende Juli als een feestdag heeft iets tragisch. De datum is een willekeurig gekozen beginpunt van de revolutie, die Frankrijk op een verkeerd pad heeft gezet, waar het pas sinds het heroptreden van Charles De Gaulle in 1958 vanaf lijkt te zijn gekomen. 1 Juni, de datum van de officiële terugkomst van De Gaulle in 1958 zou een betere herdenkingsdag zijn dan de veertiende juli voor het Frankrijk van de een en twintigste eeuw.
De Russische revolutie heeft, als we de hele periode van het communisme mee rekenen, meer mensenlevens gekost dan de Franse. Toch heeft Europa naar alle waarschijnlijkheid geen grotere ramp gekend dan de revolutie van de Fransen, de tien jaar die duurden van de bestorming van de Bastille in 1789 tot het consulaat van Napoleon in 1799. Het heeft van Frankrijk, dat tot Louis XIV het belangrijkste land was van Europa een tweederangs mogendheid gemaakt. Het maakte een einde aan de Verlichting, een van de meest interessante ontwikkelingen in de Europese geschiedenis. Met de moord op Condorcet verdween de hoop op een vreedzaam en redelijk Europa uit het zicht en nam de terreur de plaats in van de ratio.
Die terreur van Robespierre en zijn Montagnards heeft de elite van Frankrijk vernietigd, zoals de Eerste Wereldoorlog dat later met Groot-Brittannië zou doen. De revolutie onthoofdde het oude Frankrijk. Niet alleen de elite van het koninklijk hof en het Ancien Regime waren kind van de rekening, maar ook de nieuwe elite van de Verlichting en van de encyclopédie. De terreur bracht de verdraagzaamheid naar de guillotine en daarmee de vrijheid en de broederschap. Zij legde in naam van de gelijkheid en met ideologisch geweld de basis voor het fascisme, het communisme en het nationaal socialisme van de twintigste eeuw. Zij bracht Napoleon voort, de voorganger van Hitler. De oorlogen van de revolutie zelf, gevolgd door de oorlogen van Napoleon bevestigden de vijandschap tussen Frankrijk en Duitsland, waaruit de Europese burgeroorlogen zouden voortkomen van 1870 en 1914 en die oorlogen produceerden de totalitaire regimes van de twintigste eeuw.
Nog ieder jaar wordt in Frankrijk quatorze juillet herdacht, de dag van de overval op de Bastille die geldt als het begin van haar revolutie. Het geeft daarmee blijk van de waanzin die het land bevangen heeft op die dag en die daar eigenlijk nooit meer helemaal is verdwenen.
Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Heel mooi artikel , thnx Toon.
Na zoveel oorlogen in Europa is het ook des te meer illusoir van de huidige dictators in Brussel dat door het afschaffen van grenzen en met hordes kalifaatratten in aantocht eenheid in europa moet ontstaan.Grenzen hebben vrede gebracht in europa, maar de neonazi’s in Brussel zagen dat dat niet goed was.
Liever geen groot Europees rijk. Laat de Fransen de Fransen. Hun neuzen staan anders dan die van ons, dan die van de Duitsers, laat staan die van de Oost-Europeanen en die van onze vrienden in het Zuiden. Eenheid is een EUtopie! Samenwerken okay, een groot Europa, NEEN!
Geweldig goed en interessant artikel.
Veel dank.
Ook waar de auteur verbanden legt en zijn mening in de geschiedenis vervlecht, gebeurt dat op verantwoorde wijze.
Daar komt bij, dat ik het eens ben met zijn inzichten over deze onderwerpen.
En : bijvoorbeeld: het wijzen op :
– 1579: de republiek in de Nederlanden
– 1688: de Glorious Revolution
– 1776 : de Amerikaanse Onafhankelijkheids-verklaring
is heel belangrijk.
En Alexis de Tocqueville is een van de helderste – en leesbaarste ! –
schrijvers over historische processen.
Ook het wijzen op de betekenis van de Franse Revolutie, van de Russische
Revolutie, van de oorlog van 1870 en van WO I, is uitermate belangrijk.
Bedant hiervoor Toon Kasdorp! Is een opfrisser van mijn weggezakte kennis, voorzien van interessante analyses, waaronder ” Zij legde in naam van de gelijkheid en met ideologisch geweld de basis voor het fascisme, het communisme en het nationaal socialisme van de twintigste eeuw.”