De tijd van Franco
Wie in de tijd van Franco wel eens in Spanje kwam, bewaart daar als regel niet zulke goede herinneringen aan. Er lag een waas van angst en ook van een soort achterlijkheid over het land. Het was alsof in Spanje een restant van de middeleeuwen was blijven bestaan.
Als Spanjaarden langs een plek moesten waar de Guardia Civil de wacht hield, dan staken ze de straat over en liepen door aan de andere kant. Het land leek tijdens Franco nog steeds in shock te zijn van de Spaanse Burgeroorlog.
De armoede in Franco Spanje was een gevolg van een nogal dirigistische economische politiek maar ook van een onofficiële boycot van de EU-landen en Amerika. Na het overlijden van de dictator verdween de boycot en waren de angst en de ergste armoede in een paar jaar verdwenen.
Spanje begon aan een groeispurt die tot in de nieuwe eeuw heeft geduurd. Met Ierland hoorde het land tot de succesnummers van de EU en met Ierland hoorde het in de jaren na 2007 ook tot de belangrijkste slachtoffers van de crisis.
Franco bleef in Europa het symbool voor alles wat er fout was geweest in Europa na de Tweede Wereldoorlog. In de jaren vijftig tot en met zeventig hoorde je eerder zijn naam dan die van Hitler als ze aan de linkerkant van Europa een symbool zochten voor alles waar zij tegen waren.
Maar Franco was geen fascist. Hij duldde de fascistische partij, terwijl hij communisten, socialisten en anarchisten verbood, maar ze hadden in zijn Spanje niets te vertellen. Franco was een militaire dictator die regeerde met behulp van de conservatieve katholieken van de Opus Dei. Hij had een Volksfrontachtige Republikeinse regering opzij gezet na een vreselijke burgeroorlog, waarin de Spaanse communisten met hulp van Stalin hadden geprobeerd de macht in handen te krijgen. De hulp die Franco op zijn beurt kreeg van Hitler en Mussolini bleef beperkt tot wat wapenleveranties en luchtsteun. Hitler had een hekel aan Franco. Hij vond hem erger dan alle andere regeringsleiders met wie hij in Europa te maken had.
Maar de linkse jeugd van heel Europa en Rusland had vrijwillig mee gevochten aan de Republikeinse zijde, samen met de Basken en de Catalanen. Voor veel andere Spanjaarden was de burgeroorlog daarom een oorlog geweest van communisten, etnische minderheden en buitenlanders tegen het echte Spanje.
Onder het bewind van Franco nam de wederzijdse vijandschap van de tegenstanders uit de burgeroorlog langzaam af en na zijn overlijden werd er onder het toeziend oog van koning Juan Carlos een streep gezet onder het verleden. Er kwam een werkelijke vrede tot stand, die duurde tot de aanslag op de metro van Madrid, toen de socialisten van Zapatero met behulp van El Pais en andere corrupte media de verkiezingen naar zich toe wisten te halen. Zij rakelden na hun overwinning het verleden weer op: herinneringen aan Franco werden uit het straatbeeld verwijderd en de republikeinen uit de burgeroorlog werden als helden vereerd.
Men kan zich afvragen wie daar in of buiten Spanje mee gediend was. In Spanje was een generatie opgegroeid die van de burgeroorlog geen weet meer had. Ook buiten Spanje zijn de verschillende vormen van het socialisme intussen voldoende in diskrediet geraakt om nergens meer het enthousiasme op te wekken van het interbellum. Het optreden van Zapatero had in zoverre nut dat gewone mensen in Europa er weer eens aan herinnerd werden dat links als het er op aan komt evenmin te vertrouwen is als de nazi’s. Zapatero of Den Uijl, als je ze een hand gaf moest je je vingers natellen.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp