DE WERELD NU

De kredietcrisis is iets anders dan de klimaatcrisis

kapitalisme

Pieter Hilhorst is geen econoom. Hij is socioloog, maar als wethouder van Amsterdam en opvolger van Lodewijk Asscher kreeg hij een financiële portefeuille . Door zijn opleiding als socioloog en zijn ervaring als journalist is hij behept met een reeks van ideologische vooroordelen.

In kringen van sociologen en mediamensen valt vaker dan op andere plaatsen in de samenleving te horen dat de crisis van 2008 een gevolg is van het bestaan van een vrije markt, die daarmee op dezelfde manier in diskrediet gebracht zou zijn als eerder het socialisme door de ineenstorting van het Sovjetimperium.

Voor iemand zoals ik, die zijn leven tussen ondernemingen heeft doorgebracht die opereren op de vrije markt, is het moeilijk te begrijpen hoe iemand werkelijk kan menen dat het in het ongerede raken van het geldverkeer verweten kan worden aan de ondernemingsgewijze productie. Toch heeft Hilhorst dat beweerd.

Geldverkeer en markt zijn twee verschillende dingen. Het eerste dient in hoofdzaak om het tweede te faciliteren. Geldverkeer dient om de ruil van goederen en diensten mogelijk te maken waar het in de economie om draait. De kwaliteit van het geld is vanouds een zaak voor de overheden geweest en als er hier sprake was van falen dan is het in de eerste plaats een falen geweest van overheden en toezichthouders. Banken zijn veel te belangrijk om zo maar aan bankiers over te laten. Banken zijn in wezen net zo belangrijk als de nationale defensie en die laten we sinds de honderdjarige oorlog ook niet meer over aan de werking van de vrije markt.

Marktwerking is inderdaad een begrip dat afgeleid is van de markt waar ondernemers zich op oriënteren. Maar daarmee is nog niet gezegd dat marktwerking altijd en overal een wondermiddel is wanneer mensen met elkaar in contact zijn om hun onderlinge relaties te ordenen. Tegen huwelijken die tot stand komen via loven en bieden hebben we terecht bezwaar. Ook tegen een zorg die door marktwerking zou worden beheerst zijn goede argumenten aan te voeren en marktwerking in de zorg bestaat daarom in de praktijk ook niet. Die zou er pas zijn als de patiënt zich zou kunnen oriënteren op de kwaliteit van de geboden zorg en dan de zorg met de voor hem beste prijs/kwaliteit verhouding zou kunnen uitzoeken. Dat kan nu eenmaal niet en daarom is marktwerking in de zorg niet veel meer dan ideologische prietpraat. Verzekeraars en ziekenhuizen onderhandelen over heel andere dingen dan over zorg die voor individuele patiënten geschikt is en om dat marktwerking te noemen is ideologie. Vanuit een economisch standpunt is het betekenisloos

Dat er een praktisch ongestoorde handel in drugs en in sommige gebieden ook in wapens kan plaats vinden of dat overheden toestaan dat het merendeel van het geldverkeer dient voor de financiering van derivaten, d.w.z. niet bestaande goederen en diensten, dat kan als de fouten van deze overheden worden aangemerkt en niet van de markt. De markt oordeelt niet en overal waar morele overwegingen in het spel zijn of van belangen die door de markt worden genegeerd, zal moeten worden bekeken of we de markt haar efficiënte gang moeten laten gaan of niet.

Markten zijn blind. Hun werking is onontbeerlijk voor de samenleving maar er zijn omstandigheden waarin zij schade kunnen aanrichten. Dan horen overheden in te grijpen. Dat wereldwijd drugsproductie, drugshandel en drugsgebruik door overheden wordt toegestaan is een gevolg van het falen van de internationale samenwerking. Daarnaast waarschijnlijk ook van een verouderde organisatie van de justitiële apparaten. Dat de geldcirculatie zeven jaar geleden dreigde in te storten en dat de noodzakelijk geworden reddingsoperaties grote schade hebben aangericht in economisch zwakke landen is het gevolg van een soortgelijk falen. De tweedeling die veel socialisten aanbrengen ‘overheid goed, markt fout’ of sommige neocons omgekeerd: ‘markt goed, overheid fout’ is niet erg zinnig. Markt en overheid hebben beide hun functie en de discussie zou er over horen te gaan hoe de rolverdeling moet worden georganiseerd: wat doet de markt beter als zij ongestoord blijft en waar is ingrijpen van de overheid geboden.

Het idee van Hilhorst dat de VVD tegen de overheid zou zijn is nergens op gebaseerd. De VVD heeft het in feite beter voor met de overheid dan de PvdA. Die partij probeert na te gaan waar de overheid goed in is, zodat deze op een effectievere manier kan worden georganiseerd dan nu het geval is. Als een overheid een te groot beslag legt op de nationale middelen en moet bezuinigen, dan kan dat verreweg het beste gebeuren door aan haar werk prioriteiten te stellen en niet door middel van de kaasschaaf.

Het uitbannen van inefficiëncy hoort bij bezuinigingen voorop te staan. Inefficiëncy heeft per definitie een negatieve prioriteit en daarop horen bezuinigingen in de eerste plaats te worden gericht. Dat is het uitgangspunt van de VVD en dat zou Hilhorst moeten steunen. Ook is er merkwaardig weinig begrip van socialistische kant voor de prioriteit die bij de VVD tegenwoordig wordt gegeven aan de samenleving als geheel boven die van haar individuele leden. Ik vind dat merkwaardig omdat er op dat punt wel een stuivertje wisselen lijkt te hebben plaatsgevonden. Het waren de liberalen die zich vroeger bekommerden om de individuen die slachtoffer dreigden te worden, nu zijn het de socialisten.

Marx bemoeide zich niet met individuen maar streefde naar een reorganisatie van de samenleving, in de overtuiging dat dit vanzelf aan het merendeel van de individuen ten goede zou komen. Als hij nu leefde zou hij constateren dat de werkende klasse, waartoe de managers van de grote bedrijven horen, de leiding heeft overgenomen in de samenleving en dat de aandeelhouders en andere kapitaalbezitters daar intussen een ondergeschikte rol in spelen. Aan het Lompenproletariaat, dat nu gevormd wordt door Tokkies en een uit de hand gelopen immigrantenjeugd, zou hij zich weinig gelegen hebben laten liggen. Marx, met zijn minachting voor alles wat niet westers was, past in feite veel beter in het milieu van Rutte en Wilders dan bij marxisten als Hilhorst. Maar hoe dat allemaal ook zij, op het belangrijkste punt van de bezuinigingen, de verhoging van de efficiency van de overheid, zouden alle politieke partijen het eens moeten kunnen worden. Dat zijn negatieve prioriteiten. Pas als het om positieve prioriteiten gaat kunnen de tegenstellingen tussen de partijen over de organisatie van de samenleving weer een rol spelen.

Dat de klimaatcrisis en de kredietcrisis het ongelijk van rechts aantonen, zoals Hilhorst beweert, is een uit de lucht gegrepen stelling. De twee problemen hebben bovendien weinig met elkaar van doen. De kredietcrisis is een gevolg van een gebrek aan orde in het geldverkeer en de klimaatcrisis is een gevolg van de wereldoverbevolking. Als Hilhorst de economie serieus zou nemen, dan zou hij tot de conclusie komen dat de wereldproductie in hoofdzaak dient om de wereldbevolking in leven te houden. Er is ook wel luxe productie, maar dat is toch in hoofdzaak propaganda van socialisten. De fabrieken in China, Amerika en Europa zijn in de eerste plaats nodig om naast de eigen bevolking ook bijvoorbeeld Ethiopiërs en Noord-Koreanen in leven te houden wanneer die weer eens een van hun periodieke hongersnoden meemaken. Vóór het ontstaan van de moderne wereld leefden er 600 miljoen mensen op de aarde. Nu houdt de moderne productie ruim het tienvoudige van dat aantal in leven en die bevolkingstoename is de oorzaak van de wereldoverbevolking, de klimaatcrisis en van de milieuvervuiling. Vrijwel alle andere mondiale problemen zijn van de wereldoverbevolking af te leiden, maar juist niet de kredietcrisis.