De grootschalige criminaliteit
De bestrijding van grootschalige criminaliteit kent in Nederland nogal wat mankementen. Toon Kasdorp oppert een principieel andere aanpak.
Artikel 140 Sr., het lidmaatschap van een criminele organisatie, luidt als volgt.
- Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
- Deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of van rechtswege is verboden of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de Wet conflictenrecht corporaties[1] is afgegeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
- Ten aanzien van de oprichters, leiders of bestuurders kunnen de gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.
- Onder deelneming als omschreven in het eerste lid wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de daar omschreven organisatie.
Je zou denken dat dit artikel gebruikt wordt om bendes die worden opgerold te vervolgen, maar dat is niet zo. Dit artikel 140 wordt eigenlijk alleen gebruikt in de strafvervolging ter ondersteuning van andere strafbare feiten en in gevallen waar het medeplegen van een verdachte anders lastig te bewijzen valt[2].
Als zelfstandig delict, in de zin dat iemands wordt aangeklaagd en veroordeeld omdat zijn dagelijks werk bestaat uit het deelnemen aan de werkzaamheden van een misdadigersbende, komt het eigenlijk niet voor.
Dat komt omdat ons strafrechtsysteem er niet op is ingericht. Dat is niet gericht op daders, maar op strafbare feiten en die feiten bestaan als regel uit handelingen die qua aard, tijd en plaats heel nauwkeurig omschreven moeten worden.
Van Al Capone kon een eeuw geleden zonder problemen bewezen worden dat hij het hoofd was van een gangsterbende in Chicago, maar dat was niet iets dat hem ten laste kon worden gelegd. De moorden van zijn bende pleegde hij niet zelf en het bewijs dat hij opdracht had gegeven was moeilijk te leveren. Was er al eens bij uitzondering iemand bereid daar een verklaring over af te leggen dan werd hij vermoord.
In Nederland bestaan tegenwoordig een aantal misdadige organisaties waarvan de leiders bij de politie bekend zijn maar aan wie geen strafbare feiten ten laste kunnen worden gelegd, ongeveer als indertijd aan Al Capone.
Natuurlijk hebben we de laatste honderd jaar tijd genoeg gehad om ons strafrechtsysteem aan te passen en vervolging van top misdadigers wel mogelijk te maken, maar dat willen we niet. Of liever gezegd, dat willen de strafrechtkundigen niet. Ze vrezen dat het middel erger zal blijken te zijn dan de kwaal. Ze denken dat een systeem dat geïdentificeerde misdadigers kan pakken, ook als geen enkel afzonderlijk strafbaar feit tegen ze bewezen kan worden, de deur opent voor grootscheeps misbruik door de overheid.
Persoonlijk ben ik daar veel minder bang voor dan deze deskundigen, zolang over vervolging en bestraffing maar voldoende openheid wordt betracht. Ik zou het prima vinden als met statistische bewijsmiddelen notoire boeven achter de tralies worden gebracht, zolang dat maar op een controleerbare manier gebeurt en iedereen alle ruimte krijgt om zich te verdedigen.
Ik zou daarnaast ook menen dat we twee verschillende systemen moeten hanteren, een voor burgers die incidenteel over de strafrechtelijke schreef gaan en een voor beroepsmisdadigers. Daarbij zou wel de identificatie van beroepsmisdadigers aan strenge voorwaarden moeten voldoen. Maar staat eenmaal vast dat iemand tot het ’milieu’ hoort dan moet hij alleen op basis daarvan al vast gezet kunnen worden. Ook de aard en duur van de straf moet dan anders worden bepaald dan voor de incidentele overtreder.
Beroepsmisdadigers in afzondering en vastgeketend opsluiten, met een zo onaangenaam mogelijke behandeling, zou meebrengen dat straf niet langer gelden kan als een aanvaardbaar beroepsrisico, maar als iets wat ten koste van alles zou moeten worden vermeden, desnoods door niet langer een misdadig bestaan te leiden.
- Deze wet is afgeschaft bij de invoering van boek 10 BW Ze heeft zowel in haar oude als in haar nieuwe vorm niet zo veel betekenis omdat misdaad bendes alleen bij uitzondering civielrechtelijk zijn geïncorporeerd.
- Zie de jurisprudentie op artikel 140
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Guilty until proven not guilty, hakt er bij beroepscriminelen misschien wel beter in. Beroepscriminelen zijn beter over de mazen in de wet geïnformeerd en dus beter beschermd dan hun slachtoffers, iets met buit.