De greep in de kas
De greep in de kas van het ABP, die Ruud Lubbers zich had voorgenomen, ging niet door. Echter…
Maar hoe moet een loonsverhoging voor ambtenaren dan wel worden gefinancierd? De gemakkelijkste oplossing waar indertijd ook voor gekozen is , is om het benodigde geld voorlopig even te lenen en verder te hopen dat door het aantrekken van de economie de belastingopbrengsten zullen stijgen, waardoor er meer financieringsruimte gaat komen in de volgende jaren.
Als we de economische ontwikkelingen van de laatste vijf decennia bekijken zouden we daar misschien in de toekomst wat minder optimistisch over moeten zijn. Als spectaculaire technische ontwikkelingen als computerisatie, het internet en een voortschrijdende automatisering niet tot een economische groei van betekenis hebben geleid, dan mag je er vanuit gaan dat het voorlopig kwakkelen blijft. Zeker als de vluchtelingen stroom aanhoudt die economisch gezien de grootste domper op de groei blijkt te zijn.
De enige echte oplossing is om een stop te zetten op de salariskosten bij de overheid en bij van de overheid afhankelijke instellingen. Binnen die instellingen moet men dan maar besluiten of dat wordt opgevangen door minder personeel in dienst te nemen of door solidair te zijn en met zijn allen de achteruitgang te delen.
Als we daarbij in aanmerking nemen dat het bestaande overheidsapparaat tussen de veertig en vijftig procent van BNP voor zijn rekening neemt en dat die kosten in meerderheid uit loonkosten bestaan, dan lijkt het voor de hand te liggen het niet te laten bij een loonstop maar een stap verder te gaan en de loonkosten van de overheid jaarlijks met een vast percentage te verminderen.
Als we daarbij kiezen voor een vermindering van de overheidssalarissen dan zou dat betekenen dat iedereen in overheidsdienst over tien jaar iets in de orde van grootte van tien procent minder verdient dan nu.
Gemiddeld verdient men op het ogenblik bij de gemeenten drie duizend euro per maand en bij het rijk iets meer. Helemaal vergelijkbaar zijn overheidssalarissen niet met salarissen in het bedrijfsleven, maar het gemiddelde loon ligt bij de overheid zeker hoger dan in het bedrijfsleven, terwijl de toegevoegde waarde van een ambtenaar gemiddeld tien à vijftien procent lager is dan van een employee in het bedrijfsleven. Uit een oogpunt van rechtvaardigheid zou er daarom veel te zeggen zijn voor loonsverlaging bij de overheid.
Voldoende om de kosten van de overheid terug te brengen naar een redelijk niveau is zo’n verlaging overigens niet. Door een hogere efficiency en het opheffen van afdelingen die geen aanwijsbare toegevoegde waarde hebben, kunnen de kosten zeker meer naar beneden. Maar het zou wel erg verstandig zijn om daar een goed plan aan ten grondslag te leggen en er politiek draagvlak bij te zoeken.
In dat verband zou het waarschijnlijk goed zijn om in de toekomst een strikte scheiding aan te brengen tussen politiek en ambtenarij. Iemand met andere woorden, die meer dan een te bepalen aantal jaren in overheidsdienst heeft doorgebracht kan nooit meer volksvertegenwoordiger worden. Omgekeerd kunnen politici dan nooit meer een bestuurlijke of ambtelijke functie krijgen. Als dat gebeurt kan de politiek voortaan weer daadwerkelijk de overheid controleren, net als vroeger en kan de overheid haar aandacht weer richten op de dienstverlening aan de samenleving. Dan komt er een eind aan het naar binnen gericht Haagse wereldje.
Dit artikel verscheen eerder vandaag ook op het Blog van Toon Kasdorp
“Als we daarbij in aanmerking nemen dat het bestaande overheidsapparaat tussen de veertig en vijftig procent van BNP voor zijn rekening neemt.”
Indien ik die veertig-vijftig procent van BNP vlgs. inschatting omzet naar aantal kiesgerechtigden, dan begrijp ik het gros van de (linkse) stemmers op PvdA, GroenLinks, SP en D’66.afkomstig of afhankelijk zijn van de (semi) overheid. Deugmensen vanuit eigenbelang?