Cultuur versus Europese staatsvorming
De Europese staatsvorming heeft al wel bewezen dat cultuur iets anders is dan de staat waarin zij zich bevindt, constateerde Toon Kasdorp.
Toen mijn grootouders in het begin van de twintigste eeuw in Midden Limburg kwamen wonen werd daar zondags in de kerken in het Duits gepreekt en in de buurt van Nijmegen, in het Duitse Kleef, gebeurde dat in diezelfde tijd nog in het Nederlands. Oudere mensen kunnen, als ze uit de grensstreek komen, het plat van de overkant van de grens nog steeds spreken of verstaan. De jongeren spreken die eigen streektaal niet meer, maar ze spreken ABN of Hoogduits met een accent.
Als je voor de oorlog vanuit Nederland naar Duitsland of België de grens overging moest je op het platteland goed opletten om de verschillen te zien. Markeringen op de wegen waren iets anders en de richtingaanwijzers, maar boerderijen en mensen waren hetzelfde of leken in elk geval meer op elkaar dan op de boerderijen en op landgenoten elders. Nu is de grens met België of Duitsland een duidelijke scheidslijn, niet alleen staatkundig maar taalkundig en cultureel.
Het nationaliseringproces in de Europese landen dat in de negentiende eeuw pas goed op gang gekomen is, is na de Tweede Wereldoorlog in rap tempo voltooid en dat terwijl we met onze buurlanden al sinds 1956 in een Europese Gemeenschap hebben gezeten. In plaats van dat de grenzen of de onderscheiden tussen de verschillende Europese landen aan het vervlakken zijn verscherpen ze in een aantal opzichten juist.
Waarom denken onze opinieleiders dat we op weg zijn naar een Verenigde Staten van Europa, vergelijkbaar met de V.S. van Amerika?
Het woord federatie mocht van onze premier Kok indertijd niet vallen omdat dit te veel het beeld zou oproepen van nationale zelfstandigheid. Het zou aan de idee van een Europese eenheidsstaat in de weg staan. Niettemin, een Europese federatie is al geen toekomstbeeld waar men de burgers van Europese landen warm voor krijgt en dat geldt a fortiori voor een unitaire Europese staat. Nederland en de andere landen in Europa zijn niet op weg om hun zelfstandigheid of eigenheid overboord te zetten.
Het is bovendien niet waar dat wij met Spanje of met Frankrijk meer gemeen zouden hebben dan met Canada of Zwitserland. We hebben zaken gemeen met alle andere westerse landen. Daar horen de EU-landen toe, dat wel, maar niet meer dan de andere. Met de leden van de EU delen we een geografische gemeenschap, ons cultureel huis is de westerse wereld.
De EU is een economische belangengemeenschap, een defensief verbond tegen de grote economische machten elders, in Amerika en Azië.
Iedereen ziet wel in dat de Europese landen niet autarkisch zijn, niet op eigen houtje kunnen bestaan. De gemeenschappelijke markt is onvermijdelijk en daarbij hoort een gemeenschappelijke economische, juridische en fiscale infrastructuur. Veel problemen zijn efficiënter op te lossen op het niveau van de gemeenschap dan op nationaal niveau, daar zijn geen zinnige argumenten tegen aan te voeren. Anders dan een rationele aangelegenheid is dat niet. De gemiddelde burger loopt niet warm voor de Europese gemeenschap en kan er zich niet mee identificeren.
Waar de EU aan doet denken is aan het Europa van de Middeleeuwen, toen er ook sprake was van een gemeenschappelijke markt, met vrije beweging van personen en van handel- en kapitaalstromen. Ook toen hadden we in het Romeinse en in het Canonieke recht een gemeenschappelijke juridische infrastructuur, maar tegelijkertijd hadden we overal autonomie op lokaal niveau. Iedere regio had zijn eigen spreektaal en daarnaast hadden we voor de bestuurlijke en wetenschappelijke communicatie het Latijn. Tegenwoordig is dat het Engels.
Officieel had die middeleeuwse Europese gemeenschap geen staatkundige vormgeving. Men kende de kerk en het heilige roomse rijk der Duitse natie, maar het een had geen staatkundige betekenis en het ander bestreek niet de hele Latijnse Christenheid. De studentenbevolking van de universiteiten werd in de Middeleeuwen ingedeeld op basis van nationaliteiten, die niet noodzakelijk samen vielen met staatkundige of dynastieke eenheden, maar die op culturele en taalkundige gronden berustten.
Waarom zouden we streven naar een Europese eenheidsstaat terwijl we heel goed kunnen afwachten wat er op staatkundig gebied uit gaat komen, uit dit experiment met de Europese Unie. Als we ons concentreren op de oplossing van de problemen waarvoor samenwerking nodig is, dan rolt daar op den duur wel een staatkundige vormgeving uit.
Of dat op de lange duur tot grotere eenheid leidt, dat zien we wel. Naar alle waarschijnlijkheid wordt het een staatkundig gebouw sui generis, waar het nageslacht een eigen naam of titel voor zal verzinnen. Het nadrukkelijk streven naar een Europese natiestaatstaat, die de bestaande staten zou moeten vervangen remt de Europese integratie op de terreinen waar die noodzakelijk is en het brengt een natiestaat aan de ander kant niet echt dichterbij.
Dat hier niet in alle landen hetzelfde over wordt gedacht ligt voor de hand. Niet alle Europese landen hebben een even sterke nationale identiteit. Duitsland heeft het sinds de wereldoorlog en de koude oorlog minder dan de andere grote landen. België en Oostenrijk hebben het minder dan Hongarije of Portugal. Van een aantal landen staat vast dat ze als het erop aan komt hun nationale zelfstandigheid nooit vrijwillig zullen opgeven.
Daartoe hoort ook Nederland, dat anders dan buurland België een eigen identiteit en cultuur heeft en een cultuur waar we aan hechten.
Dit artikel over cultuur verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.
Meer over cultuur vindt u hier.
Het [internationaal-]socialistische “EU”-konstrukt wil elke originele cultuur, de verbreide Westerse cultuur, uitwissen.
De heil-staat Das Vierte Reich, kent geen cultuur; alleen gelijkgeschakelde massa’s en diktators.