DE WERELD NU

Alexandra’s Reis – 11

Alexandra's Reis

Boot en Schwartz, uit aflevering 3, zijn op het politiebureau van Valletta: de hoofdstad van Malta. Ze lopen daarna al discussiërend naar hun hotel.

Rechercheur Sant en een achenebbisj zootje

Jeff werd opgehaald door een vrouwelijke rechercheur. Ze kwam hem vaag bekend voor. Hij probeerde het uniform weg te denken, maar dat lukte niet echt. Begin december had hij ook vaak last van dat probleem: indien ze vermomd waren als Sinterklaas of Zwarte Piet herkende hij dan zelfs goede bekenden niet.
Ze was slank. Zeg maar dun. Begin veertig. Eigenlijk wel mooie gelaatstrekken, maar in haar ogen zag hij iets dat hem niet beviel.
‘U heeft geluk gehad, meneer Boot.’
Boot kon de neiging om haar te wijzen op het verkeerd uitspreken van zijn achternaam, gemakkelijk onderdrukken. Haar verrassende eerste zinnetje, zo direct na ruim een uur wachten in een onaangenaam vertrek ergens achterin het politiebureau, hadden hem even van de wijs gebracht.
Dat wachten was hem niet gemakkelijk gevallen. De bij voorbaat al vreemde vakantie was wel erg ongelukkig begonnen. Jeff hield zichzelf voor dat hij echt moest nadenken over hoe hij zich zou opstellen in het gesprek. Als het tegenzat zou het akkefietje met die criminelen op het vliegveld zomaar gelijk ook het einde van de vakantie kunnen worden.
De stoelen in de wachtkamer zaten ongemakkelijk, het rook er niet fris en er was niemand om een praatje mee te maken. Hij begon te ijsberen. Voor zover je daarvan althans kon spreken voor iemand met zijn postuur in zo’n kleine ruimte. Wat had hij nu helemaal verkeerd gedaan? Zouden ze op Malta vinden dat je niet zelf mag optreden tegen criminelen? Het was toch Nederland niet? Als zelfs het feit dat Rob een hartaanval of zoiets had gekregen, hem nog niet eens vrijpleitte, tja… Was het ook niet een beetje de schuld van Schwartz trouwens? Zo slecht voor je lichaam zorgen en zo slecht opletten.

In plaats van zich te concentreren op het komende gesprek dwaalden zijn gedachten af naar de vraag wie Rob Schwartz nu eigenlijk was. Schwartz was de eerste bekeerling tot het moslimgeloof die Jeff persoonlijk kende. Hij had wel eens gelezen over mensen die moslim geworden waren. Ex-katholieken vooral. Die gaven nogal eens hoog op van de duidelijkheid van de regels, van de vastigheid die de islam hen bood. Nooit meer twijfel. Hij had wel eens een interview met zo iemand gelezen waarin die man letterlijk zei dat het fijn was dat hij over allerlei dingen niet meer na hoefde te denken. Of was dat een zij? Rob beweerde echter dat de islam hem juist gebóód over werkelijk alles zelfstandig na te denken, elk regeltje in twijfel te trekken. Hij noemde dat “idjihad”. Dat leek dan weer te kloppen met het verhaal dat het sinistere woordje “jihad” niet per se voor geweld, voor heilige oorlog zou staan, maar naar elke soort van inspanning zou kunnen verwijzen. Was dat begrip van Schwartz nu weer iets anders dan “ijtihad”, dat voor zoiets als “hervorming” zou staan, of gebruikte hij alleen een andere spelling of uitspraak?
‘De deur van de ijtihad is gesloten.’ Jeff herinnerde zich dat hij Merlijn dat had horen zeggen tegen Berry Arts. In Flevoland. Bij de schrijfcursus. Hij had er ook nog een eeuw bij genoemd. Jeff nam zich voor om dit onderwerp maar eens aan te snijden wanneer ze met z’n drieën waren. De ongenaakbare ondernemer had heel andere opvattingen over geloof in het algemeen en over islam in het bijzonder. Bovendien hadden discussies met hem erbij sowieso bijna altijd een onvoorspelbaar verloop.
Maar wat betekende het geloof nu eigenlijk voor de zelden vrolijke bekeerling Rob?
Het was hoe dan ook een intrigerend plan geweest om samen met hem naar Malta te gaan. Een stout plan kon je het wel noemen. Op de eerste plaats was er de bijzondere rol die Malta had gespeeld in de confrontatie tussen islam en christendom. Dat was ook een van de redenen waarom Merlijn hen had aangemoedigd naar het land te komen: hun interreligieuze dialoog zou daardoor letterlijk en figuurlijk een bijzonder decor krijgen.
Hij had het nog niet zelf kunnen waarnemen, maar Jeff had bij zijn voorbereiding op de reis gelezen dat de vesting Valletta de eerste hoofdstad van de wereld was die volledig planmatig gebouwd werd. Dat gebeurde nadat, onder leiding van Jean de la Valette, grootmeester van de religieuze ridderorde van Sint Jan van Jeruzalem, de aanval van de Ottomanen ternauwernood was afgeslagen. De eerste grote slag om Malta.
Het was hier op Malta vast ook gemakkelijker dan in Nederland om iemand de positieve kanten van de kerk te laten zien.
Op de schrijfcursus zelf had Merlijn dat idee van een gezamenlijke reis geopperd en in de eerste week erna had Jeff er een rechtstreekse vraag aan Rob van gemaakt. Daarbij had hij ook al aangegeven dat hij dan graag een bezoek wilde brengen aan de islamitische school op Malta, de Maryam Batool school. Schwartz was niet onmiddellijk gecharmeerd geweest van dat idee. Een paar dagen later was hij er echter juist enthousiast over. Hij zei er ook bij waarom: bij de organisatie achter de school stond volgens hem dialoog zelfs in haar motto. In het bestuur van de school zaten moslims en de directrice was dan weer katholiek: kon het mooier?

De reis zelf was best hoopgevend begonnen. Schwartz deed zijn best om zich wat aan te passen aan het gedrag van zijn reisgenoot. Op Schiphol waren ze bij het inchecken van de bagage middenin in een groep sporters terechtgekomen. Echt middenin: de helft van de jonge mannen bevond zich voor hen in de rij en de andere helft achter hen, en ze spraken met elkaar alsof Boot en Schwartz niet tussen hen in stonden. De achterste groep maakte zelfs aanstalten om hen voorbij te lopen. Wanneer hij alleen geweest was, had Rob waarschijnlijk plaats gemaakt of was hij zelfs uit zichzelf naar achteren gelopen. Zo’n soort reactie was niets voor Jeff Boot. Hij blokkeerde de tweede groep eenvoudig de weg door een klein stapje opzij te doen, zich naar achteren te draaien en een gesprek te beginnen. Hij had de opschriften van de tassen nog niet ontcijferd, maar twee spelers gooiden een beetje met een rugbybal. ‘Zal mij benieuwen of die bal als handbagage mee mag in de cabine. Als je grote handen hebt is zo’n bal goed te vangen, maar de gemiddelde stewardess kegel je er volgens mij zo mee omver. Wat voor toernooi gaan jullie spelen?’
Van voordringen was acuut geen sprake meer. Twee of drie begonnen tegelijk antwoord te geven, de rest lachte. ‘Het is geen toernooi, alleen een paar vriendschappelijke wedstrijden.’ ‘Een steward ook wel!’ ‘Vorig jaar hebben we Malta uitgeschakeld voor de kwalificaties voor de wereldcup.’ ‘Heb jij ook gespeeld?’ ‘Ze zijn goed hoor. Zeker voor zo’n klein pokkenlandje. We hebben in Nederland krap drie keer zoveel spelers als zij.’
En Rob deed mee: ‘Ik heb nog nooit een rugbybal vastgehouden. Waarom heeft die bal eigenlijk zo’n bijzondere vorm?’ Onmiddellijk werd hem het ding toegeworpen. Jeff deed een snelle stap naar voren en ving de bal met een hand op. ‘Wel een beetje eerbied voor ouderen, hè. Weet je soms het antwoord niet op zijn vraag? Nee, ik heb nooit rugby gedaan. Ik deed aan een sport met wat pittiger fysiek contact, maar…’ Er steeg een geloei op. ‘… maar ik vecht geen wedstrijden meer. Tegenwoordig houd ik de boel alleen nog maar bij.’ Met zijn linkerhand gooide hij de bal terug en in het verlengde van die beweging nam hij de klassieke bokshouding aan.
Schwartz hield dapper vol: ‘Niet met één hand natuurlijk, ik heb niet van die kolenschoppen als hij, maar met twee handen had ik hem zelf ook wel gevangen hoor. Het was maar een boogballetje.’ Hij werd direct op de proef gesteld en slaagde er inderdaad in om de bal te vangen.
Air Malta begon het boarden van het vliegtuig tien minuten later dan op de borden stond aangekondigd. Even leek het erop dat ze die vertraging goed gingen maken door slim gebruik te maken van het feit dat de Airbus was uitgerust met een ingang voor en een achter: de passagiers in de stoelrijen tot en met twintig werden eerst opgeroepen om naar de balie te komen. Bij de tweede oproep werd iedereen opgeroepen en bij het verlaten van de bus die de passagiers naar het vliegtuig bracht, was er niemand om hen op de juiste trap te wijzen. Een aantal passagiers werd in het gangpaadje zodoende niet alleen opgehouden door medereizigers die bezig waren hun bagage in de bovenhoofdse rekken te leggen, maar stuitte zelfs op tegenliggers.
Na het eerste half uur in het vliegtuig stokte het gesprek tussen Jeff en Rob. Ze spraken niet over godsdienst of politiek; alsof ze hadden afgesproken dat dat gereserveerd was voor op het eiland. Na wat oppervlakkige praatjes over vliegen en vliegvelden in het algemeen en een terugblik op het gebeuren met het rugbyteam en nog zo wat anekdotes, had Schwartz op andere gespreksonderwerpen nogal defensief gereageerd.
Dat hij niet zo veel kwijt wilde over zijn scheiding was niet zo verrassend, maar zelfs vragen over het contact met zijn drie dochters, schenen al bedreigend over te komen. Jeff schatte dat de dochters iets niet wisten wat zijn ex wel wist en dat hij het moment vreesde dat ze er alsnog achter zouden komen. Merkwaardig. Als vreemdgaan de reden was geweest voor de scheiding kon het bekend worden daarvan, inmiddels drie jaar later, toch niet meer zo’n grote bedreiging vormen voor de relatie met zijn dochters? Had hij zijn ex mishandeld?
Al eerder had Rob verteld dat hij in een wachtgeldregeling zat in verband met een reorganisatie bij de gemeente Amsterdam. Het had iets te maken met het opheffen van de stadsdelen. Het scheen hem dwars te zitten dat het niet uitmaakte dat hij al gemeenteambtenaar was toen die stadsdelen nog moesten worden ingesteld. Vragen over zijn financiële vooruitzichten en over de precieze gang van zaken bij dat afvloeien, hield hij ook af.
Jeff had dan maar een gesprek aangeknoopt met de twee vrouwen aan de andere kant van het gangpad. Ze waren een stuk jonger dan hij, maar ook weer niet té jong. Niet zo jong in ieder geval dat ze hem bij voorbaat classificeerden als testeronloze opa en hij moest dus bij zijn toenaderingspogingen wel wat barrières overwinnen.

Nog in het wachtkamertje had Boot bij de vrouw die hem ophaalde, geïnformeerd naar de gezondheid van zijn reisgenoot. Ze had geantwoord dat Schwartz ook op het bureau was. Vreemde reactie. Hij moest daar blijkbaar zelf maar een conclusie uit trekken over hoe Rob er nu aan toe was. Terwijl ze door een aantal gangen liepen en de trap opgingen naar de verdieping, had Jeff geprobeerd een luchtig gesprek met haar te beginnen, maar dat was niet echt gelukt. De vrouw gebaarde dat hij de deur moest openen. Jeff had verwacht in een verhoorkamertje terecht te komen maar dat was voor de ruimte die hij nu binnenstapte niet echt een passende benaming. De wachtruimte was van een onbestemde ouderdom, later bijgebouwd natuurlijk, maar deze zaal was duidelijk al eeuwen oud en zag er veel beter uit. Het daglicht kwam naar binnen door een smalle opening tussen een soort luiken.
De vrouw ging met haar rug naar de luiken zitten en wees naar de stoel schuin tegenover haar. ‘Neemt u plaats. Mijn naam is Sant. Ik zei u al: u heeft echt ontzettend veel geluk gehad.’ De woorden van rechercheur Yana Sant hadden een merkwaardige ondertoon. Het was haar gelukt om erin door te laten klinken dat ze zijn gedrag kinderachtig vond en hem, als onvolwassene, dit mazzeltje wel gunde, terwijl ze tegelijkertijd ook liet weten dat hier eigenlijk een loopje genomen was met het recht.
‘Het zal u niet verbazen dat de gegevens van de man die u buiten westen sloeg al in onze database zaten. Kort nadat u werd opgebracht kwam hij weer bij kennis. Uw vriend was net iets eerder weer bij zijn positieven. Beiden zijn op de EHBO-post van de luchthaven onderzocht en ze hebben daar ook met elkaar gesproken. Ze zijn allebei hierheen gebracht. Of ze erover onderhandeld hebben – ze maakte dubbele aanhalingstekens met haar vingers in de lucht – weet ik niet, maar meneer Schwartz heeft geen aanklacht ingediend en die twee dieven hebben op hun beurt u ook niet aangeklaagd voor mishandeling.’
‘Ach ja, dat kon natuurlijk ook nog gebeuren. Ik ben erg blij om dat te horen.’
‘Ik verwacht het niet, maar ik wijs u er wel op dat ze dat alsnog kunnen doen.’
‘Het spijt me ontzettend dat ik me zo heb laten gaan. Misschien zouden ze ook wel zijn opgepakt zonder mijn optreden. Ik heb u opgezadeld met extra werk. Ik houd anderen juist altijd voor dat wanneer je ergens te gast bent, je je wat moet inhouden. Op bijna elk gebied. Het gekke is dat ik dus helemaal niet erg close ben met meneer Schwartz. Ik erger me af en toe aan hem. Volgens mij heeft ie ook een talent om in problemen te raken. Kent u hier ook zo’n uitdrukking als accident prone? Misschien speelde dat ook wel een rol bij dat ik die eerste zo hard sloeg. Ik bedoel: dat ik als het ware iets wilde goedmaken naar Schwartz. Maar hij lag er ook voor dood bij.’
Sant onderbrak hem: ‘U sloeg de man tegen de grond, toen u dat nog niet kon hebben vastgesteld. Een paar minuten later bleek uw inschatting ook onjuist te zijn geweest.’ Ze wendde haar blik af en keek naar buiten. Even leek het of haar aandacht niet meer bij het gesprek was. De luiken scheidden de ruimte af van een soort erker. Aan de voorkant van het gebouw, schatte hij. Voor ze goed en wel in de politiewagen zaten, had de agent die naast hem zat, de handboeien al weer losgemaakt. Dat was een grote opluchting geweest, maar Jeff was nog zodanig aangeslagen op het moment hij naar binnen werd gevoerd dat hij nauwelijks iets van de omgeving had gezien.
‘U heeft gelijk. Maar ik ben ook geen medicus.’
Sant hoefde niets te zeggen om de boodschap over te brengen dat de pauze die ze had laten vallen, niet betekende dat hij weer het woord kon nemen. ‘U bent hier dus als toerist, maar nu vertelt u me dat u “niet zo close” bent met uw reisgenoot. Dat klinkt wat vreemd. Wilt u dat toelichten?’
‘Ja, graag. Dat is een apart verhaal eigenlijk. Rob Schwartz en ik zijn van een verschillend geloof. Ik ben katholiek en hij is moslim. We hebben kennisgemaakt op een cursus voor schrijvers. We ontdekten dat we toevallig allebei in Haarlem wonen. Dat is een tamelijk grote stad in Nederland, vrij dicht bij Amsterdam. Het is de hoofdstad van de provincie Noord-Holland.’
‘Eh, ja?’
‘We willen allebei werken aan het bevorderen van de dialoog tussen christenen en moslims. We bleken ook nog allebei op vakantie te willen gaan naar een warm land en toen suggereerde iemand anders Malta. Vanwege het weer en de bezienswaardigheden, maar ook omdat Malta zo ongeveer het meest katholieke land van de wereld is en tegelijkertijd heel open is naar de islam. U heeft hier niet alleen een grote moskee, maar dat weet u natuurlijk ook wel, maar, wat ik zelf dan weer bijzonder vind, is dat de islamitische school dan dus Maria in de naam heeft. Máágd Maria zelfs, en dat is voor moslims dan weer bijzonder. We komen hier behalve de toerist uithangen dus ook inspiratie opdoen.’
Sant keek hem een paar seconden doordringend aan.
‘Hm. Een spirituele reis als het ware? Bij iemand die amper uit het vliegtuig op de vuist gaat met zakkenrollers en zich vervolgens verzet tegen de politie, zou je niet direct aan spiritualiteit denken.’
‘Ik heb me niet verzet. Daardoor ontsnapte die lange ook nog bijna. Ik versta geen Maltees, dus ik begreep niet wat de agenten naar me riepen.’
‘U begreep, met andere woorden, dus wel dat ze naar ú riepen!’
‘Maar..’
‘Laat u maar. U heeft zelf ook een bijzonder talent. Het lijkt wel of wat u zegt over de gebeurtenissen, niet bedoeld is om uzelf vrij te pleiten maar om uzelf juist in een meer verdacht licht te plaatsen.’
Sant ging staan, opende de luiken wat verder en wenkte Jeff dat hij dichterbij moest komen.
‘U heeft nog meer geluk. U zit ook nog dicht bij uw hotel. Per saldo hebben onze agenten voor kruier gespeeld voor u beiden. De taxikosten die u heeft uitgespaard zullen we niet in rekening brengen.’
Een grap! Wat je noemt, met een sisser aflopen.
‘Dit is het Sint George’s Plein. Wanneer u schuin oversteekt en dan recht doorloopt, komt u eerst langs nog twee pleinen. U gaat langs de kraampjes, en dan links, om de kathedraal, en dan rechtuit. Wanneer u aankomt bij de Grand Harbour gaat u een klein stukje naar rechts en dan staat u al voor uw hotel.’
Jeff was even sprakeloos door de onverwachte wending in het gesprek. Het plein zag er verrassend sympathiek uit. Tegelijkertijd imposant en intiem. Er kwamen alleen maar smalle straten op uit en de gebouwen die eraan grensden waren van ongeveer gelijke hoogte. En tamelijk laag. Zeker in aanmerking genomen dat dit ontegenzeglijk belangrijke panden waren. Links stonden er zelfs twee militairen bij van die gestileerde, bijna symbolische wachthuisjes, geweer met bajonet aan de voet, oogverblindend witte jasjes, goudkleurige, of, wie weet, gouden, gespen aan de riem.
De verborgen fonteinen midden op het plein begonnen weer te spuiten.
‘O ja. Bij de receptie weten ze waar uw bagage is.’
Was hij nu verhoord? Blijkbaar kon hij gaan. De vrouw bleef hem verbazen. Sant maakte geen aanstalten om hem naar de receptie te begeleiden of daarvoor iemand op te roepen. Toen hij de dichtstbijzijnde trap naar de begane grond had genomen, begreep hij waarom: hij zag de balie en de uitgang al. Schwartz zag hij niet. Eerst maar achter de bagage aan.

‘Hallo, ik ben in een politieauto hierheen gekomen vanaf het vliegveld. En nu zei …’ De man achter de balie zwaaide geërgerd met zijn hand, terwijl hij in de papieren bleef kijken die voor hem lagen. Het kwam Jeff voor dat hij er langer mee doorging dan eigenlijk nodig.
‘Okay. Wat kan ik voor u doen?’
‘Ik ben Jeff Boot, B-o-o-t. Ik had een aanvaring op het vliegveld. Daarna ben ik hierheen gebracht in een politieauto. Dat kwam eigenlijk goed uit, want mijn hotel is hier vlakbij. Mevrouw Sant heeft me verteld dat u weet waar mijn bagage nu is. Mijn reisgenoot is ook hierheen gekomen. Weet u misschien of die al weer weg is? Hij heet Schwartz, Rob Schwartz.’
‘Er is geen touw vast te knopen aan uw verhaal, meneer. Laten we het even stap voor stap doornemen. U bent dus Jeff Bowht. En u heeft aangifte gedaan?’
‘Nee, nee, integendeel.’
‘O, was u opgebracht dan?’
‘Nou ja, nee. Of toch ja. Ik had in feite twee dieven gearresteerd. Maar die ene had ik nogal stevig geraakt.’
Even verscheen er een soort grijns op het gezicht van de agent. ‘Ah. Was u dat? Ik had er al over gehoord.’ De grijns was al weer verdwenen. ‘Daar kunt u ernstig mee in de problemen komen, dat begrijpt u toch wel?’
‘Volgens mevrouw Sant, heb ik veel geluk gehad. Ik hoop wel dat Schwartz nog hier is, want ik zou dat geluk deels aan hem te danken hebben. We logeren in hetzelfde hotel.’
‘En hoe ziet meneer Schwartz er uit?’
‘Een grijs baardje. Vrij kort en een beetje gezet. Een jaar of zestig.’
‘Ik heb hem inderdaad gezien. Volgens mij is hij pas een kwartiertje geleden hierlangs gekomen. Ik kijk even hier achter. Waarschijnlijk staat uw bagage daar. Wanneer u even plaatsneemt in een van die stoelen daar, kunt u uw reisgenoot onderscheppen, mocht die intussen al verschijnen.’
Jeff nam plaats in het zitje dat de man aangewezen had. Met zijn rug naar de buitendeur. Hij was nog bezig om de ruimte om zich heen goed in zich op te nemen toen de receptionist van dienst al weer verscheen met zijn camouflagetas en de blauwgroene koffer van Schwartz.
Nog geen vijf minuten later verscheen Schwartz zelf.
‘Rob! Wat maak je me nou man? Ik dacht even dat je dood was. Maar zonder dollen: als ik het goed begrepen heb, mag ik je heel dankbaar zijn. Hoe voel je je?’
‘Sorry als ik je heb laten schrikken. Ik bleek alleen een wat heftige aanval van hyperventilatie te hebben gehad. De verschijnselen daarvan lijken een beetje op die van een hartaanval. Eigenlijk is er dan helemaal niks ernstigs aan de hand. Ik heb alleen nog een beetje pijn aan mijn knie van dat vallen. Wat bedoel je met dat “dankbaar moeten zijn”?’
‘Ik werd verhoord, nou ja verhoord, ik had een gesprekje met haar. Door een vrouw dus. Sant heette ze. Ze vertelde dat jij onderhandeld had met die dieven. Dat jij geen aangifte zou doen tegen hen als zij geen aangifte deden tegen mij.’
‘Hebben ze jou dat verteld? Dat is fraai zeg. Onderweg naar hier hebben ze mij gevraagd of ze het zo mochten laten overkomen bij die crimineeltjes. Zij vroegen dus aan mij of ik geen aangifte zou doen. Ik heb niet met ze onderhandeld hoor. Dat hebben zij ervan gemaakt.’
‘Wow. Best handig aangepakt van ze. En ik zat al die tijd te wachten. Ze wilden natuurlijk gewoon eerst met jou spreken en met die dieven. Op die manier hebben zij er het minst werk aan. En mij intussen laten zweten. Wel humor eigenlijk. Echt bizar was dat die vrouw me nog precies ging uitleggen hoe we van hier bij het hotel komen. Het is vlakbij. Ze had zelfs nog een grapje over dat wij taxikosten uitgespaard hebben.’
‘Zou het toerisme voor Malta zo belangrijk zijn dat zelfs de politie servicegericht is naar buitenlanders?’
Jeff stond op. ‘Okay. Laten we maar gaan voor ze zich bedenken.’ Hij gooide de hengsels van zijn tas over zijn schouder en riep luidkeels ‘Tot ziens’ naar de receptionist.
‘Beter van niet’, antwoordde die, maar zo zacht dat niet helemaal duidelijk was of het zijn bedoeling was dat Jeff hem zou verstaan. Terwijl hij zijn koffer achter zich aan rolde, stak Rob zijn vrije hand op naar de receptionist en knikte naar hem met een gezicht dat iets uit moest drukken van ‘Wat een portret hè?’
Met dat ze het gebouw verlieten kregen ze de volle laag van de zon. Voor zover dat mogelijk was met dat licht, keken ze direct uit op het plein, maar de ingang van het politiebureau lag ongeveer anderhalve meter lager dan het plein. Ze moesten eerst een stukje naar links om op het eigenlijke plein te kunnen komen. ‘Kijk Rob, je kunt van hieraf gelijk zien dat ze de stad op een hoog punt gebouwd hebben: de straat gaat daar steil omlaag maar daar ook.’ Hij wees naar links en naar rechts. In beide richtingen kon je, aan het einde van de straat, een stukje van de Middellandse Zee zien. ‘Maar we moeten hier eerst het plein over. Gaat het?’
‘Ja, ja, ja.’
Ze kwamen bij het gebouw met de wachtposten en bleven staan voor het bordje aan de gevel met de verrassende tekst “Buckingham Palace”. Het was niet de naam van het gebouw, maar een soort aanhef van een tekst, behorend bij het George Cross, dat in 1942 werd uitgereikt aan het hele eiland voor het weerstaan van de verschrikkelijke bombardementen door de Italianen en Duitsers. Ze waren zwaarder geweest dan die op Londen.
De tweede grote slag om Malta.
Het gebouw bleek “Paleis van de grootmeester” te heten en tot voor kort in gebruik te zijn geweest als parlementsgebouw.
‘Dan ben je dus wachtpost en dan kom je ’s avonds thuis en je vriendin vraagt hoe je dag was. Dat lijkt me niks leuk.’
Rob glimlachte zo waar. ‘Nee, dan gaat het niet goed met je relatie.’
Ze liepen verder langs de pleinen die Sant had genoemd. De toeristen overheersten het straatbeeld: ze waren met meer dan de lokale bevolking en ze waren per stuk ook omvangrijker. Ze bewogen zich vooral in groepen van ongeveer vijftien exemplaren door de bijna autovrije stad. Jeff schatte de gemiddelde leeftijd van de mensen in die groepen op 65 en hun BMI op 30. De gidsen staken geen paraplu of vlaggetje omhoog maar een keurig bordje met een naam en een volgnummer erop afgedrukt. Later begreep hij dat het om passagiers van cruiseschepen ging: de namen waren die van de schepen.
Veel mensen met zware botten hier. Jeff hield het flauwe grapje nog maar even voor zich. Het gesprek met Rob over diens overgewicht moest, na de gebeurtenissen op het vliegveld, nog maar even wachten.
De routebeschrijving van Sant was uitstekend te volgen. Ze had er alleen niet bij verteld dat de straten zo steil waren dat ze hier en daar waren uitgevoerd als trappen. Van sommige alleen de voetpaden, andere over de hele breedte. Rob vroeg zich af of het handiger zou zijn om zijn koffer voor zich uit te laten rollen.
Ook de straat waaraan het hotel lag was ook steil, maar de Triq Sant’ Orsla ging omhoog. Jeff hoorde dat Rob al begon te hijgen. Gelukkig was het hotel aan het begin van de straat. Ze liepen een wat donkere gang door en belandden in het restaurantgedeelte van het hotel. Er waren geen gasten aanwezig maar een jonge vrouw, die kennelijk tot de staf behoorde, legde uit dat de receptie een verdieping lager was. Ze wees de weg naar de lift. Daarin was maar net voldoende ruimte voor de twee Nederlandse gasten en hun bagage.
‘Een van u beiden kan ik, zonder extra kosten, een kamer met uitzicht op de haven en fort Sint Angelo geven.’ De receptionist keek van Schwartz naar Boot en weer naar Schwartz. ‘Maar diegene moet dan wel veel trappen lopen. De lift gaat in dat deel van het gebouw maar tot de tweede verdieping.’ Even stonden de mannen met z’n drieën naar elkaar te glimlachen; de een nog wat schaapachtiger dan de ander.
‘Nou, aan jou de eer, Jeff.’
‘De eerste keer moet ik dan wel met u meelopen, meneer. Ik wijs u’, de receptionist wendde zich tot Rob, ‘dan eerst úw lift. U gaat tot de vierde verdieping. Wanneer u bij het verlaten van de lift naar links kijkt, ziet u de deur van uw kamer al.’
Jeff werd even later meegenomen naar de kleine lift waarvan hij en Rob al gebruik hadden gemaakt om beneden te komen. Daarna volgde hij de receptionist door een wirwar van gangetjes en kleine en grote trappen. ‘Van hieraf kunt u gewoon de pijlen volgen naar uw kamernummer’. De pijlen waar de man het over had, stonden op blaadjes papier die met stukjes plakband aan de muren bevestigd waren: een stukje aan de boven- en een aan de onderkant. Het plakband was van goede kwaliteit. Geen enkele van de velletjes was op de grond gevallen en Jeff vond gemakkelijk zijn weg naar de kamer met zeezicht.
Volgens afspraak troffen Jeff en Rob elkaar anderhalf uur later in het restaurant. Inmiddels bevond zich een handvol gasten in de ruimte.
‘Ik heb een aardig balkonnetje aan mijn kamer en een werkelijk schitterend uitzicht. Nog mooier dan vanaf hier. Maar verder is het echt een aftandse bedoening, zeg. Caramba. Hier gelijk boven is de zogenaamde wifi-ruimte. Met net zo’n balkon als hier. En zonder bereik trouwens. Ik stond er net een praatje te maken met een Deense toerist, komt er met een zuchtje wind een heel stuk pleistering naar beneden! Bijna op zijn kop.’
‘Hm. De straat waar ik vanuit mijn kamer op uitkijk is erg smal. Maar ja, het hoort er eigenlijk toch wel een beetje bij? Ik vind het veel leuker dan zo’n kleurloos modern geval.’
‘Ja, best wel. Het heeft ook wel iets, maar als het oud en karakteristiek is, hoeft het toch niet meteen zo’n achenebbisj zootje te zijn, om het maar eens in goed Amsterdams te zeggen.’
Schwartz maakte gretig gebruik van de mogelijkheid die de laatste opmerking bood om van gespreksonderwerp te veranderen: ‘Wist je dat ze dat woord gekozen hebben als mooiste woord van Mokum?’
‘Ja. Een eerbetoon aan de voormalige joodse bevolking van Amsterdam, als je het mij vraagt. Terwijl uit geen enkel land zo’n groot deel van de joodse bevolking is afgevoerd als uit Nederland. Een beetje goedkoop, als je het mij vraagt. “Goed na de oorlog” noemen ze dat hè.’
‘Ik heb die uitdrukking ook wel eens gehoord. Wij noemen dat een omgekeerde godwin. Je weet wat een godwin is?’
‘Ja, dat was toch die vent die kwam met de stelling dat er in online discussies die hoog oplopen, op een gegeven moment altijd iemand is die de Tweede Wereldoorlog of Hitler erbij haalt. Maar wat je bedoelt met dat “omgekeerde godwin” snap ik dan weer niet.’
‘Laat ik maar het onvermijdelijke voorbeeld erbij halen: de moslims van West-Europa als de nieuwe Joden. Natuurlijk zitten de moslims niet in alle opzichten in dezelfde situatie als waarin de Joden zaten in de tijd van Hitler. Maar mensen die die vergelijking maken, willen per se voorkomen dat er met de moslims iets gebeurt dat líjkt op wat de Joden overkwam, ze beweren niet dat voor de moslims precies hetzelfde lot dreigt. Het is gewoon een waarschuwing.’
‘Okay. Dat snap ik. Maar die waarschuwing is dan toch gebaseerd op een vergelijking. En als die vergelijking nergens op slaat, dan is die waarschuwing ook een tang om een varken mee te slaan. Hij kan zelfs als een boemerang gaan werken.’
‘Het is niet alleen een algemene waarschuwing, maar het gaat ook over het hellende vlak. Hitler begon ook niet met oproepen tot deportatie en uitroeiing, maar over de rol die joden speelden binnen het communisme en in het grootkapitaal.’
‘Is dat zo? Wat schreef hij dan in Mein Kampf? Dat had hij toch al voor 1930 geschreven? Zet jij nu eigenlijk types als Karl Marx en de Rothschilds, die Hitlers haat tegen Joden zouden hebben veroorzaakt, op een lijn met kleine criminelen, die na hun vrijlating uit de gevangenis een hogere status hebben binnen hun subcultuur?’
‘Misschien, maar mijn punt was juist dat je die vergelijkingen niet moet maken. Jij begon over mensen die “goed na de oorlog” zouden zijn.’
‘Okay. Point taken. Dat is, denk ik, ook iets om goed te onthouden in het kader van de dialoog.’
Jeff kreeg weer wat meer vertrouwen in de mogelijkheid dat ze daaraan samen iets konden bijdragen. Tijdens de vliegreis was hij daaraan gaan twijfelen. Ongeveer tot Rome hadden ze boven land gevlogen om van daaraf enigszins naar het westen af te buigen, zodat ze boven de Middellandse zee kwamen. Vanaf Sicilië begon het vliegtuig al met dalen. Bij Palermo bogen ze tamelijk scherp af. Nu naar het oosten. In het verlengde van de lijn die richting Malta liep, werd nu ook Benghazi weergegeven op de kaart: de Libische stad die in de 21e eeuw bekendheid kreeg door de aanslag op het Amerikaanse consulaat en de dood van ambassadeur Stevens. Op elf september nota bene.

‘Kijk nou eens, Rob. Volgens dat kaartje vliegen we nu richting Benghazi.’ Schwartz leek te schrikken van deze opmerking. Jeff vroeg niet naar de reden daarvoor, maar maakte een opmerking die bedoeld was als toelichting: ‘Zo realiseer je je pas goed dat Malta echt halverwege Europa en de wereld van de islam ligt.’



Via deze link kunt u de andere delen van Alexandra’s reis (terug) vinden.

Onder de eerste aflevering (Proloog) is ook een overzicht opgenomen van de belangrijkste personages in het boek. Terveel is het pseudoniem van Frans Groenendijk.