EU – Commissie, Hof, ECB, Polen: het mag wat minder
De kwestie Polen waar de EU thans mee worstelt staat niet op zichzelf. Het wijst op fundamentele gebreken in het Europese construct, waar de Europese raden, het parlement, de gerechtshoven en de centrale bank onderdeel van uitmaken. Assertieve lidstaten als Polen en Hongarije hebben dat goed begrepen.
Wie zal gedacht hebben, toen in 1958 de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd opgericht door België, West-Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland, dat de Europese Unie uit haar kinderschoenen zou groeien tot een blok van 27 landen, inclusief een eurozone met 19 landen, en nog bijna twee handen vol landen in de wachtkamer. In Brussel en Straatsburg pronkt men graag met de status en macht van dit prachtvolle project – Europese waarden! – maar van hun lekkende daken, verbrokkelende muren en verkruimelende funderingen kijken de Eurocraten liever weg.
De grootste gebreken zitten in de Europese Unie systematisch ingebakken. Zij is geen federale staat zoals de USA, maar een club landen die na een aanzwellende stroom verdragen – zonder veel nationaal democratisch draagvlak – zijn samengesmeed tot de EUSSR met het politbureau in Brussel. Vanwaar onafgebroken dictaten stromen die een dozijn Oost-Europese lidstaten met Polen als uithangbord tot tegenstribbelen aanzet, het Duitse constitutionele hof schoffeert, maar liefdevol de financiële uitspattingen van de mediterrane knoflookgordel – inclusief Frankrijk – toedekt.
De bevoegdheid hiertoe vloeit voort uit de reeks Europese Verdragen die de afgelopen decennia steeds meer macht naar de Commissie, de Raad (van regeringsleiders/staatshoofden) en de Raden van Ministers hebben overgeheveld. Het veelvuldig gebruik van Europees Verdragsrecht om bepaalde economische en politieke doelen te bereiken en het proces van Europese integratie onder controle te houden is het gevolg van het feit dat de lidstaten elkaar en de Europese instellingen niet vertrouwen.
Verval tot misbruik
Het EU-Verdrag (de Europese ‘Grondwet’) mag echter niet vervallen tot misbruik. Wanneer het doel van het gebruik van recht is om vertrouwen te laten groeien binnen het proces van integratie, moet ook duidelijk zijn hoe en wanneer tot de-constitutionalisering kan worden overgegaan. Uiteindelijk moeten vraagstukken van economisch beleid of op nationaal niveau via democratische routes worden besloten, of zij moeten op Europees niveau onderhavig zijn aan wetgeving.
Overmatig gebruik van Verdragsrecht schaadt het democratisch belang van toekomstige generaties die er straks mee opgezadeld zitten. Daar hoor je in Brussel of het Europees Parlement – Rupsjes Nooitgenoeg – niemand over. Wat je wel hoort is het eeuwige getier en fulmineren van lieden als Sophie in ’t Geld, Guy Verhofstakker of het gebulder en gedram van ons ‘eigen’ krapuul TimmerFrans.
Ruim 92 procent van de Nederlandse kiesgerechtigden stemde bij de Europese verkiezingen van 2019 niet op Frans Timmermans. Daarom is hij nu de onderkoning van de Europese Unie. En op Ursula von der Leyen stemde helemaal niemand, daarom is zij nu de IJskoningin te Brussel en Straatsburg. Heden ten dage is de EU verantwoordelijk voor meer dan 80 procent van de wetgeving die over de lidstaten wordt uitgerold.
Wirwar van belangen
We zitten met 27 commissarissen, elk met hun eigen, vaak tegenstrijdige politieke belangen en streven naar succes. Bovendien beïnvloeden politici, lobby’s en NGO’s – vaak door de EU zelf gesubsidieerd – hun respectieve speciale belangen bij de Commissie. In het wetgevingsproces zijn compromissen enerzijds tussen de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Raad van Ministers en anderzijds tussen de lidstaten aan de orde van de dag. In deze wirwar van belangen is het niet verwonderlijk dat er meer regelgeving wordt geproduceerd dan nodig is en dat wat eruit komt vaak niet succesvol is, en niet alleen vanuit een regelgevingsoogpunt.
Omgekeerd werd Brussel actief op gebieden waar het eigenlijk niets mee te maken had, schond het de Europese orde van bevoegdheden of negeerde het het subsidiariteitsbeginsel, het principe dat lidstaten zaken die ze zelf kunnen, willen of mogen ook zelf regelen. Desondanks pompt Brussel een vrijwel ongebreidelde regelbrij over de hoofden van de burgers, waarvan veel voorschriften rechtstreekse werking hebben, met andere woorden: de lidstaten zijn verplicht deze in te voeren. Het Europese Hof en Gerecht houden zich ook vrijwel onverkort aan deze oekazes, ook als het grondrechten (meningsuiting bijvoorbeeld) betreft. Mensenrechten voor zielepoten als immigranten en milieubeklaagden worden daarentegen juist steeds ruimer uitgelegd. De gerechten en het parlement hechten vooral (eigen)belang aan uitbreiding van hun macht.
Brussel geeft geld
In Brussel wordt subsidiariteit tegenwoordig meestal gezien als lijnrecht in strijd met de oorspronkelijke bedoeling: als Brussel geld geeft, kan het probleem in kwestie beter op EU-niveau worden opgelost. En daarom geeft Brussel maar al te graag geld. Tegen deze achtergrond is het des te zorgwekkender dat het toetsingscriterium – of er sprake is van een grensoverschrijdend probleem – uit het Verdrag van Lissabon is geschrapt.
De ingewikkelde – zelf bedachte – omstandigheden waaronder de EU-politiek opereert, mogen natuurlijk niet als excuus worden gebruikt. Integendeel: wie aanspraak maakt op politiek leiderschap, moet zich tegen een uitwassen kunnen verdedigen en een duidelijke koers kunnen varen. Het is existentieel: de EU moet de acceptatie terugwinnen die ze bij veel burgers, maar ook in grote delen van de economie, heeft verloren waarbij nationale parlementen zich in de regel domweg laten passeren. Zonder deze aanvaarding dreigt de instemming van het volk met het fundamentele ideaal van de Europese integratie permanent te worden geschaad – met onvoorziene gevolgen voor de EU, inclusief de mogelijkheid van een mislukking als geheel.
Daar komt bij dat Europese Centrale Bank (ECB) als onafhankelijke, neutrale, monetaire autoriteit al lang voltooid verleden tijd is en in feite hand- en spandiensten verricht voor de EU-Cabal. Hoewel de onafhankelijkheid van de ECB, haar doelstellingen, takenpakket en de besluitvormingsprocedures met hoge mate van precisie in het Verdrag geregeld zijn. Niets van dit alles: de bank financiert inmiddels rechtstreeks de begrotingen van de lidstaten door het op grote schaal opkopen van onder andere staatsschulden. Daarbij is het instituut in Frankfurt onder de nieuwe president Christine Lagarde volledig bekeerd tot groen, milieu en klimaat, zodat zelfs het laatste bastion daartegen, de Duitser Jens Weidmann, inmiddels heeft aangekondigd de handdoek in de ring te gooien.
‘Nee’ zeggen
Het is daarom essentieel dat de lidstaten aanzienlijk meer aandacht krijgen – zowel in de politiek als in het publiek en in de media. Er moet een duidelijke boodschap komen van de lidstaten dat alleen zaken met substantiële grensoverschrijdende relevantie op EU-niveau mogen worden geregeld. Bovendien moet de federale regering eindelijk een cultuur van categorisch nee ontwikkelen voor onderhandelingen en stemmen in de ministerraad als het gaat om projecten die onverenigbaar zijn met het subsidiariteitsconcept of zelfs de Europese bevoegdheidsorde schenden. Opt-outs in de EU zouden niet langer taboe moeten zijn voor het Nederlandse kabinet en de twee Slaapkamers.
De Europese Commissie ageert, in het geval Polen en Hongarije, altijd zeer heftig tegen rechtsstaten waar de benoeming van rechters door ministers of minister-president geschiedt. Bedenk wel dat deze procedure in feite een formaliteit is, die in vrijwel alle EU-lidstaten gangbaar is. Sterker nog: de rechters van het EU Hof zelf en bij het EU Gerecht (voor spoedeisende zaken en juridische bevoegdheidskwesties) worden benoemd door de regeringen van de EU-landen. De rechtsstaat-doctrine van de EU, vooral een politiek instrument voor meer macht voor de Unie en om ‘lastige’ lidstaten het leven zuur te maken, loopt hiermee een fikse deuk op.
Maar wie de verdragstermen van de EU onder de loep neemt ziet dat de lidstaten de facto hun eigen rechtsorde mogen regelen, zolang deze voldoen aan een aantal minimumvereisten die in alle ontwikkelde democratieën de norm zijn. De rest ligt in handen van de nationale regering en volksvertegenwoordiging, zoals dat hoort in elk beschaafd land. Het echte conflict tussen de EU en Polen gaat over het feit dat de EU druk bezig is de EU-landen op te heffen terwijl Polen een zelfstandig land wil blijven.
Over de worsteling van Polen en Hongarije met de EC leest u onder de links.
Er was een goede reden dat bij de iprichting van de VS werd vastgelegd dat iedere staat 2 senatoren zou leveren, juist om te voorkomen dat de dichtbevolkte staten de minder bevolkte staten constant konden overstemmen. Idem op lokaler niveau.
De EU is wat dat betreft een gedrocht omdat de grotere landen gewoon feitelijk gewoon alles bepalen, indanks het feitcdat diverse kleinere landen, inclusief NL, per hoofd van de bevolking veel meer betalen aan de club, ondanks dat die kleine landen vaak netto betalers zijn en veel grote landen netto ontvangers.
Dat betekent dat het fundamenteel niet anders is dan het idee dat kleinere landen onderworpen en schatplichtig zijn aan die grotere landen.
Beste is om er zsm uit te stappen, de verliezen te nemen en terug te keren naar individuele, autonome, staten die met elkaar handelsverdragen sluiten zoals het hen zelf uitkomt en ieder hun eigen (grond)wetten hebben.
Efficiënt en integer bestuur is voor de EU dan ook nooit het uitgangspunt en doel geweest, het gaat louter om geld graaien en verdeel en heers.
https://www.telegraaf.nl/nieuws/1052118996/polen-krijgt-boete-van-een-miljoen-euro-per-dag
Het is nog even wachten anders 10 gijzelaars worden er per dag geëxecuteerd
@Willie
Dat is wel ietsje meer geld dan Hugo van de rechter moet betalen (€100,-/dag) voor het niet voldoen aan de Wet Openbaarheid Bestuur.