Logos is een paradigma, en aan vervanging toe
Het Griekse woord logos is in essentie een ander woord voor paradigma, en hoognodig aan vervanging toe, betoogt Toon Kasdorp.
Het Griekse woord logos heeft een reeks van samenhangende betekenissen. In de eerste plaats betekent het “woord”, als onderdeel van een zin. Dan betekent het begrip of concept. Een enkel idee of een samenhangend complex van ideeën dat met één woord kan worden aangeduid is een logos. We hebben er geen exact equivalent voor, maar de woorden “idee”, “begrip” en “abstractie” en verder: leidend idee, Zeitgeist, cultuur, die woorden vallen allemaal onder het begrip logos. Logos is wat mensen nodig hebben om orde te scheppen in de chaos die de wereld van nature is en logos doet dat in al zijn betekenissen.
Een samenleving als de onze kan niet zonder abstracte ordening. Die is onmisbaar, want de werkelijkheid is te veelvormig om zonder abstracties hanteerbaar te zijn. Toch is het goed te bedenken dat abstracties werken als een soort procrustesbed, de werkelijkheid wordt opgerekt of er worden stukken afgehakt, tot zij past in de begrippen die we erop los willen laten.
Werkloosheid
Neem het begrip werkloosheid. Het is onmisbaar onder meer omdat er verschillende wetten zijn die aan dat begrip zijn opgehangen en die belangrijke sociale en financiële consequenties hebben. Toch vallen er onder dat begrip hele uiteenlopende werkelijkheden. Een textielarbeider die na vijf en twintig jaar wordt ontslagen omdat zijn fabriek wordt opgeheven is werkloos. Maar ook de afgestudeerde jongere, die eerst nog een wereldreis wil gaan maken vóór zijn eerste baan. Beiden krijgen een uitkering.
Het systeem maakt mensen soms langdurig of permanent werkloos die het zonder de wetgeving waarschijnlijk niet zouden zijn geworden. Het odium is verdwenen dat vroeger rustte op mensen die niet mee hielpen om “de kar te trekken”. Werkloos zijn mag. Werkloos zijn en een uitkering hebben, het zijn twee begrippen die in elkaar zijn gaan overlopen. Er zijn nu mensen die al hun hele leven werkloos zijn, wat toch als je erover doordenkt niet spoort met het oorspronkelijke idee van de werkloosheidswet. Maar anderen zijn niet alleen werkloos, ze zijn ook invalide, ziek, weduwe en vijfenzestig-plusser en komen om al die uiteenlopende redenen voor een uitkering in aanmerking, die hen in staat stelt om te leven zonder te werken. Moeten we nu al die verschillende werkelijkheden onder dezelfde noemer brengen, ook al hebben ze nog zo weinig met elkaar uit te staan?
Dat hangt er van af. Komen we tot de conclusie dat door ongelijksoortige zaken gelijk te behandelen er onaanvaardbare consequenties optreden, dan houden we er op den duur wel mee op. Dan maken we nieuwe categorieën en nieuwe begrippen en waarschijnlijk ook nieuwe wetten.
Het lijkt alsof we nu in een tijd leven dat allerlei oude abstracties te ver van de werkelijkheid zijn komen af te staan om nog met nut gehanteerd te kunnen worden. De laatste keer dat we dit op zo grote schaal hebben meegemaakt was aan het einde van de achttiende eeuw, toen een samenleving die we later het Ancien Régime zijn gaan noemen niet meer bestuurbaar bleek met de logos van het verleden.
Misleidend
Logos is wel onmisbaar, maar het is ook misleidend. De moeilijkheid is vaak dat de werkelijkheid verandert en dat de omstandigheden die het oorspronkelijk begrip nodig maakten niet langer op dezelfde manier aanwezig zijn. Meestal evolueert de inhoud van een begrip wel mee maar op een gegeven moment is de rek eruit en moet het worden vervangen of drastisch aangepast. Neem democratie. Het is ooit begonnen als een vorm van regeren van een stadstaat. Bij Aristoteles en Polybius worden de diverse varianten van bestuur vergeleken en het blijkt dat de schrijvers democratie nu niet direct de beste van het stel vinden. Evenmin als Plato trouwens of Thucidides. Behalve Pericles, die dank zij democratie aan de macht was en dus moeilijk anders kon, was geen van de grote geesten in de Oudheid erg gecharmeerd van een regering door een volksvergadering. Maar het betekende dan ook heel iets anders dan het tegenwoordig doet.
De regeringsvorm die wij in de moderne wereld kennen en democratie noemen zou in de Oudheid een oligarchie zijn genoemd. Het volk heeft bij ons geen rechtstreekse zeggenschap, maar heeft uitsluitend via verkiezingen invloed op de onderlinge machtsverhoudingen van de politieke partijen. Het kartel van politieke partijen regeert. Het heeft de macht en het maakt uit wie de ministers zijn en de wethouders, benoemt de hoge ambtenaren, bezet de adviesorganen en andere centra van de macht in de samenleving[1]. Democratie in de Griekse oudheid was eigenlijk meer zoiets als het arbeiderszelfbestuur uit het voormalige Joegoslavië, of de Parijse Commune uit 1871.
Rome
De Romeinse Republiek die aan haar einde kwam met het Principaat van de verlichte despoot Augustus, was helemaal geen democratie, maar het had wel elementen gemeen met wat wij nu de democratische rechtstaat noemen. Het leek in elk geval meer op de democratische rechtstaat dan het Athene van Pericles. Het had een rechtssysteem van hoge kwaliteit en er was een systeem van checks en balances, dat lang heeft gezorgd voor een vreedzame opvolging in de macht. Dat beschouwen we tegenwoordig als de inhoudelijke kenmerken van een democratie terwijl beslissingen met de helft plus één meer een formeel kenmerk zijn van het systeem.
Democratie in de zin van algemeen kiesrecht dat de samenstelling van de Senaat bepaalde was er in Rome niet en evenmin was er de eerbied voor de mensenrechten, die de huidige democratieën kenmerkt. Maar er was een oligarchie, zoals bij ons. Beslissingen kwamen tot stand na discussie in de publieke ruimte en wie macht had diende verantwoording af te leggen. Zoals wij in tijden hebben gehad dat er goed werd geregeerd, zo geldt dat ook voor het oude Rome. Net als wij hadden zij periodes van slecht bestuur en misbruik van macht. Of de westerse manier van besturen het zo lang vol houdt als de Romeinse moeten we maar afwachten. Eerst maar eens de krachtproef doorstaan van de massale immigratie, waar we nu mee worden geconfronteerd. Het ziet er naar uit dat ons een nieuw logos te wachten staat, maar hoe precies en wanneer is nog niet zo duidelijk.
- Deelraden in de grote steden bijvoorbeeld, hebben geen enkel ander nut dan het verschaffen van banen aan professionals uit de politieke partijen.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Andere paradigma-kwesties op Veren of Lood vindt u hier.
Mooie illustratie bij deze bijdrage ; zonder begrip geen groei. Zonder groei heeft een nieuw logos geen zin. Laat dat de les zijn, alvorens te starten.
Immers, we zien het weer: “(…) maar door kortetermijnvisie en winstbejag leidde het veelal tot misbruiken, favoritisme of ambtelijke willekeur.”
Terug bij af. Met de ogen dicht is het licht nu bijna uit. Maar was het licht ooit echt aan?