Naasten
Het christelijke en humanistische gebod om te zorgen voor onze naasten of buurlui impliceert een voorrang van deze naasten boven andere mensen die op die hoedanigheid geen aanspraak kunnen maken.
In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan wordt een definitie van naaste[1] gegeven, maar kennelijk is die onvoldoende duidelijk om meningsverschillen te voorkomen. Jezus definieert op de bekende Joodse manier door het stellen van een vraag. Wie van de drie mensen rond de man die uitgeschud werd door rovers was nu zijn naaste? Het kennelijk juiste antwoord was: degene die hem barmhartigheid bewees. Daar schieten we wel mee op, maar kennelijk toch onvoldoende . Wij willen niet alleen achteraf weten wie zich als naaste gedragen heeft maar liever wie de plicht heeft om dat te doen.
De leer van Jezus houdt, denk ik, in dat iedereen een potentiële naaste is van iedereen, maar dat niet iedereen een daadwerkelijke naaste is. Wie hulp kan bieden aan iemand die dat nodig heeft moet het doen, tenzij iemand anders zowel beter gekwalificeerd als meer in de gelegenheid is om hulp te bieden.
Anders dan de Wereldraad van Kerken suggereert, houdt dat niet in dat iedere christen een plicht als naaste heeft tegenover iedere bewoner van de derde wereld. Christus houdt zich niet bezig met abstracte begrippen als de derde wereld, wel wetend dat waar de abstractie heerst de mens al snel te kort komt. Gezien de wijze gelijkenis van de Samaritaan zijn naasten alleen de mensen met wie we te maken hebben en niet iedereen over wie we in de krant lezen of die we op de buis zien. Het oproepen tot hulp door het mobiliseren van emoties voor abstracties gaat altijd ten koste van degenen die er daadwerkelijk recht op hebben, te weten degenen die naast de deur wonen.
Houdt dat in dat we niet hadden moeten geven voor de Tsunami ramp of voor de aardbeving in Kashmir? Nou, eigenlijk hoeven we dat inderdaad niet. Pas als organisaties die praktisch hulp geven middelen te kort komen en die middelen alleen door middel van een collecte bij ons kunnen inzamelen, wordt er op ons persoonlijk een beroep gedaan. Voor die tijd doen we alleen in abstracto goed en dat telt niet.
- In de humanistische leer geldt iedereen als een naaste en dat verwatert als het ware het oude joods-christelijke gebod.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Heel goed gezien. Door deze gelijkenis te lezen los van de context en het leven zoals dat toentertijd was, zorgt ervoor dat men deze gaat interpreteren vanuit de praktijk van vandaag. Dan krijgt de huidige situatie een constructieve inbreng in de normatieve bezinning. Anders gezegd, dan wordt de Bijbel voor het gristen-progressieve- karretje gespannen.
Er is al heel vaak op gewezen dat het in deze gelijkenis niet gaat om onze ‘verre naaste’ en het ook niet de bedoeling is dat het slachtoffer van de rovers (en zijn familie) een leven lang moet worden onderhouden…
Naasten kan worden gedefinieerd als diegenen die hem na staan.
Als men het zeer simpel houdt, dan betekent het in principe dat men de volgende volgorde aan zou houden, wat in het voorbeeld van Jezus min of meer neerkomt op
Familie-vrienden-dorp-stam-volk
Vrij vertaald zou dat dus worden familie-vrienden-dorp/stad/leefgemeenschap-land.
Uiteraard wil dat niet zeggen dat men nooit aandacht aan een vreemde zou moeten besteden, daar gaat het voorbeeld nou juist om. De vraag is echter of het een soort dwingende plicht is en ik kan nergens vinden dat Jezus ieder mens VERPLICHT op naastenliefde voor alle anderen te betrachten. Hij spoorde mensen aan om dat te doen, maar dat is toch anders. En hij hield het op een zodanige schaal dat het voor mensen mogelijk was.
Men kan gewoon niet verwachten dat een kleine groep eindeloos ‘naastenliefde’ betoont aan de gehele wereld in zo’n mate dat de eigen gezondheid in gevaar komt.
Duidelijk; de staat heeft hierin geen rol (want die zorgt voor haar volk) en privaat staat het iedereen vrij om al of niet via de schitterende infrastructuur van ngo’s bij te dragen zoveel hij/zij wenst.