DE WERELD NU

Interne partijdemocratie – 3 – partijleden

hoe een parlement de democratie af schaft

Is de problematiek van leiderschapsverkiezingen verbonden met de plek in het politieke spectrum?

Eerder deze week liet ik in twee stappen al zien, hoe de problematiek met de commentaren van Felix Rottenberg een direct verband heeft met de problemen die leiderschapsverkiezingen de afgelopen jaren hebben gecreëerd. Gisteren heb ik me daarbij geconcentreerd op de partijen uit het meer democratische midden – al kun je dat zien als een perceptie die na deze stukjes wellicht wat minder sterk zal zijn.

Wat we zagen, is dat een partijleiderschapsverkiezing een splijtend effect kan hebben tussen verschillende vleugels binnen een partij. Het mooiste recente voorbeeld is natuurlijk de strijd binnen het Britse Labour, waar totaal onverwacht de binnen de partij als extreem-links bekend staande Corbyn met overweldigende meerderheid won. Meer dan we wellicht beseffen, staat dit model voor een bepaalde manier waarop partijleden zich verhouden tot de kiezers van hun partij. De roep van de Britse Labourprominenten dat de partij met Corbyn als leider onverkiesbaar zou blijken, lijkt me realistisch, maar was niet onvoorspelbaar. Laten we eens kijken waarom dit proces met Labour aan de loop ging.

Politieke partijen die zich – in de perceptie van het electoraat – aan de uiteinden van het politieke centrum bevinden, trekken nu eenmaal veel mensen die extremer denken dan hun partij. Dat is logisch, aangezien als zij politiek actief willen worden, zij voor hun standpunten de partij zullen zoeken die het meest met hun eigen ideeën overeenstemt. Oók, en waarom het me hier gaat eigenlijk – als die partij gematigder is dan zijzelf – er is eenvoudig niet beter. In tijden dat de maatschappij fundamenteel begint te schuiven, wordt de roep om sterkere en extremere meningen harder, zodat kandidaten met die positie een theoretisch betere kans zullen maken dan gematigden die een bestaande koers willen voortzetten.

Corbyn
In een land als het UK, zit Labour vanuit de optiek van velen aan het linkse eind van het politieke spectrum. Niet in alle opzichten, maar voldoende om het een focus te maken van extremistisch activisme. In onzekere tijden wordt dit versterkt, omdat de basis ontevreden is over de koers van het land die wordt gevolgd. Dan is er slechts een klein beetje extra charisma nodig om door een golf van enthousiasme een leider aan het hoofd te brengen die met simplistische oplossingen een terugkeer naar de goede oude tijd belooft. De analyse van wat binnen Labour gebeurde in een notendop.

Als we deze theorie loslaten op de Nederlandse politiek, wordt nog duidelijker wat hier gaande is. Dat politici vaak slechts schetsmatig het electoraat van hun partij vertegenwoordigen was al wat langer bekend. Van het CDA was bekend dat het partijkader een stuk linkser denkt dan het electoraat, en het beruchte partijcongres in 2010 (startschot Rutte-1) bewees dat. De afgelopen jaren laten zien, dat binnen de PvdA iets dergelijks geldt. Mogelijk is dit een indicatie dat Nederland een ‘links’ denkend land is, maar dat voert me hier te ver. Wel moet worden opgemerkt dat Diederik Samsom, die in 2012 de leiderschapsverkiezing binnen de PvdA won, een stuk linkser profiel had dan hij de afgelopen jaren waarmaakte. Met de frustratie van het electoraat zoals dat in de peilingen weerspiegeld wordt als resultaat.

Links
Het wordt werkelijk interessant als we het bovenstaande gaan toepassen op partijen als SP en PVV. De SP houdt momenteel een verkiezing voor het partijvoorzitterschap. Dat is een nieuwigheid, waarvan het effect nog maar moet worden afgewacht. Of de winnaar ook politiek leider wordt, dan wel een gedeelde rol met of ondergeschikte rol aan de leider van de Kamerfractie krijgt, moet nog worden afgewacht. Maar dat de partij er een risico mee neemt is een feit. Voorafgaande selectie van toegestane kandidaten is vanzelfsprekend een prima manier om extremistische oprispingen te voorkomen, maar nog steeds niet van risico ontbloot.

De positie van de SP aan het eind van het Nederlandse politieke spectrum zal nauwelijks iemand bestrijden. Linksige gekken op Twitter zijn tegenwoordig vrijwel altijd SP’ers. Een enkele uitzondering daargelaten zie je op dat front veel minder PvdA’ers – zelfs vanuit GL zijn er minder dan van SP-huize. Dit alleen al is een signaal, dat een leiderschapsverkiezing met vrije kandidaatstelling een groot politiek risico inhoudt. De keuze voor Emile Roemer na het terugtreden van Marijnissen was wat dat betreft ook een verstandige keuze – waarvan je je kunt afvragen of hij in een leiderschapsverkiezing boven was komen drijven.

Rechts
En dan de PVV. Wie tot hier gekomen herkent wat ik beschrijf, kan niet anders dan instemmen met de logica van een partij zonder leden. Want hoezeer je interne democratie ook dempen kunt – zoals in vrijwel alle Nederlandse partijen dan ook gebeurt – er zal altijd ruimte zijn voor onrust en de drang naar verder extremisme. Vaak wordt vergeten dat dit ook plaatsvond binnen de voormalige Centrumpartij, waar leider Janmaat uiteindelijk vertrok om de Centrumdemocraten op te richten. Ondanks zijn gebrekkige charisma wist Janmaat moeiteloos de concurrentie van de Centrumpartij binnen zijn potentiële electoraat de baas te blijven, die aan onderlinge twisten en (relatief) extremisme kort daarna implodeerde.

Het is geen voorbeeld dat de PVV vrolijk zal stemmen, en onmiskenbaar zit de partij aan het uiteinde van haar deel van het politieke spectrum. Dat zich ook onder PVV-sympathisanten veel ongeleide projectielen bevinden die de partij niet ver genoeg vinden gaan in haar standpunten, zal niemand bestrijden. Dat Geert Wilders daarom strak de hand houdt aan de selectie van toekomstige Kamerleden is daarom niet meer dan verstandig. De huidige structuur van de PVV voorkomt in ieder geval, dat als Geert Wilders morgen aan een hartaanval zou overlijden, er een partijbrede verkiezing zou worden gehouden waar allerhande extremisten zich in zouden kunnen mengen. Zeker als die zich ook in de Kamerfractie zouden bevinden. Een logisch gevolg zou desintegratie van de partij zijn.

Want dit alles verdient nog een voetnoot. Partijen zelf zijn vaak extremer dan hun electoraat, dat als geheel de neiging heeft in de buurt van het midden te blijven zwabberen. Dat maakt ook dat de nieuwe Labourleider zijn partij hoogst vermoedelijk onverkiesbaar zal doen zijn.

Conclusie
Directe leiderschapsverkiezingen zijn een risico voor elke partij, maar in onzekere tijden voor partijen aan de randen van het politieke spectrum des te meer. Juist die partijen kunnen zich daarom geen volledige partijdemocratie veroorloven als ze verkiesbaar willen blijven.