Euthanasie
Routinematig handelen is vaak de doodsteek voor een helder besef bij ethische kwesties.
Zes jaar geleden, op 25/6/10, stond er in de Volkskrant een column over ziekenhuispersoneel dat er bij een oude dame op aan had gedrongen om een non-reanimatieverklaring te tekenen. De patiënte weigerde, maar de druk hield aan. De directeur van de instelling legde uit, toen de familie kwam klagen, dat je het zijn personeel niet aan kon doen om het oude mens bij reanimatiepogingen de botten te breken. Bovendien, haar kansen om te genezen waren gering.
De columniste was hier verontwaardigd over en terecht. Dit optreden van personeel en directie heeft te maken met de maatschappelijke acceptatie en verwerking van de euthanasiediscussie die een tijd geleden in het nieuws kwam met de publieke uitspraken van de econoom Meijerink, de voorzitter van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Het zijn niet alleen de politieke partijen maar ook de ambtenaren en de adviesorganen, kortom het is de hele Nederlandse overheid, die de begrippen euthanasie bij ouderen en besparingen in de zorg in onderling verband bespreekbaar hebben gemaakt.
De volksvertegenwoordigers van de regeringspartijen waren indertijd verontwaardigd omdat het Nederlandse ontwerp van wet voor hulp bij zelfdoding in het Vaticaan werd vergeleken met de praktijken van het Nazi-regime. De meeste Nederlandse krantenlezers en televisiekijkers zullen deze verontwaardiging wel gedeeld hebben, omdat men het niet aan vindt gaan Holocaust associaties op te roepen ter bestrijding van een stuk puur humanistische wetgeving. De hulp bij zelfdoding was qua strekking van het ontwerp niet anders dan het tot uitdrukking brengen van de individuele menselijke vrijheid op een terrein waar tot dan toe de wil van de samenleving had geprevaleerd.
Nu is individuele vrijheid op het terrein van de levensbeëindiging inderdaad iets dat door het Vaticaan en ook door andere vertegenwoordigers van christelijke kerken niet wordt toegestaan. Men vergist zich echter wanneer men meent dat de Paus verwees naar Auschwitz en naar de Tweede Wereldoorlog. De praktijk waar naar verwezen werd betrof de sterilisatie en het doden van geestelijk en zwaar lichamelijk gehandicapten en terminale zieken in het Duitsland van voor de oorlog. Nazi-Duitsland stond daarin toen niet alleen. Sterilisatie vond bijvoorbeeld ook in Zweden en Finland plaats en euthanasie van gehandicapte baby’s vindt plaats in het merendeel van de ontwikkelingslanden.
De praktijk waar het Vaticaan op doelt is overigens iets, waar men in onze samenleving in het algemeen nog afwijzend tegen over staat, met mogelijk een uitzondering voor pasgeboren of nog niet geboren baby’s. Oudere gehandicapten het leven ontnemen wordt vrij algemeen veroordeeld en al helemaal wanneer het niet uit medelijden gebeurt maar vanuit het gedachtegoed van de nazi’s, d.w.z. in het belang van de economie of de hygiëne van de samenleving.
De nazi’s meenden dat alleen het hogere leven beschermenswaardig is; het leven dat uit raciale of economische overwegingen als minderwaardig moet worden beschouwd kon in hun ogen worden beëindigd. Deze gedachte komt in strijd met zowel de humanistische als de christelijke leer.
De paus had in zoverre gelijk dat het doden van pasgeboren gehandicapten met hulp van medisch personeel in Nederland al tientallen jaren geen uitzondering is. De argumenten die staatssecretaris Kohnstamm indertijd aanvoerde voor euthanasie, worden ook bij de levensbeëindiging van pasgeboren gehandicapten regelmatig naar voren gebracht. Het gaat dan om de wenselijkheid van het decriminaliseren van het handelen van de medische stand wanneer deze bijstand verstrekt en om de eerbied voor de vrijheid van de mens (in dit geval van de ouders).
De Kerk van Rome, die ongetwijfeld heel goed op de hoogte is van wat zich in Nederland afspeelt, heeft misschien niet meer willen zeggen, dan dat alle goede bedoelingen ten spijt de feitelijke gang van zaken in Nederland die het gevolg zouden zijn van onze euthanasiewet gevaarlijk dicht in de buurt zou komen van wat in de dertiger en veertiger jaren praktijk was in Duitsland.
Is een wet immers eenmaal aangenomen dan ontwikkelt zich vervolgens een rechtspraktijk die los kan staan van de oorspronkelijke bedoelingen van de wetgever. De zorgvuldig geconcipieerde voorbereidende handelingen waarin de wetgever heeft voorzien bij het toepassen van euthanasie worden eerst een sleur en dan een formaliteit, waarvan de zin de betrokkenen ontgaat. Als euthanasie eenmaal een normale handeling in het medische repertoire geworden is, blijken ook de ethische bedenkingen ertegen aan slijtage onderhevig. Het Vaticaan heeft een lang geheugen en veel ervaring. Het weet beter dan de humanisten in het Nederlandse parlement wat de gewoonte doet met de ethiek en hoe belangrijk of het is om barrières op te werpen zolang men nog vaste grond onder de voeten heeft. Men was bang dat Nederland zou wachten met corrigerende maatregelen tot men al in het moeras verzeild was geraakt.
Het argument dat in de ogen van D’66 doorslaggevend was of behoorde te zijn: ‘het gaat niet aan dat medici die gewetensvol handelen strafrechtelijk vervolgd kunnen worden’, lijkt mij een heel verkeerd argument. Niemand zal ervoor pleiten om een gewetensvol arts daadwerkelijk in het gevang te stoppen en dat is bij mijn weten in Nederland ook nog nooit gebeurd. De mogelijkheid tot vervolging zal bij de arts echter steeds een serieuze afweging noodzakelijk maken en de belangrijke ethische en medische regel “gij zult niet doden” overeind houden. Ik vind dit een groot maatschappelijk goed, waartegenover het ongerief van een incidentele arts, die mogelijk ten onrechte in het beklaagdenbankje terechtkomt, niet opweegt. Dat is een soort risico dat iedere burger loopt. Ik zou het eerlijk gezegd wel een veilig gevoel gevonden hebben als het verbod in de wet was blijven staan, al ben ik persoonlijk een voorstander van hulp bij zelfdoding als dit de nadrukkelijke en onwankelbare wens van het individu is. Ik begrijp de bezwaren van de artsen en hun wens om te allen tijde van vervolging te worden gevrijwaard, maar ze horen in mijn ogen op dit punt niet te worden gevolgd.
Of euthanasie en ook abortus zaken zijn die in de wet geregeld dienen te worden betwijfel ik. Juist op terreinen waar meerdere grondrechten of belangrijke ethische waarden met elkaar in strijd komen is het beter om de betrokkenen te dwingen bij ieder gelegenheid opnieuw een zorgvuldige afweging te maken voordat er gehandeld wordt. Het opportuniteitsbeginsel in de Nederlandse strafvervolging biedt daar alle ruimte voor.
Wetgeving die aanleiding geeft tot een vaste routine in het medisch handelen op terreinen waar een zorgvuldige afweging in individuele gevallen op haar plaats is, draagt aan die zorgvuldigheid niet bij.
Vandaag ook verschenen op het Blog van Toon Kasdorp