De betekenis van het Christendom voor de moderne samenleving
In het debat over normen en waarden dat in Nederland plaats vindt wordt weinig onderscheid gemaakt tussen christelijke en humanistische waarden en dat is niet onbegrijpelijk.
Westerse en islamitische waarden verschillen aanzienlijk en daarmee vergeleken zijn de verschillen tussen de normen en waarden van christenen en niet-christenen in onze samenleving te verwaarlozen. Dat komt niet alleen omdat het humanisme[1] uit het christendom is voortgekomen, maar vooral omdat het westerse christendom zich tot op grote hoogte aan het humanisme heeft aangepast. Dat geldt zowel voor de protestantse als voor de katholieke tak van die godsdienst.[2]
Het belangrijkste verschil tussen klassieke Christendom en humanisme is de betekenis die gegeven wordt aan het menselijk leven, aan het leven hier op aarde zoals christenen dat vroeger noemden.
Aan dat leven kent het humanisme nu een bijna absolute waarde toe, maar veel van de oude kerkvaders beschouwden het als een last en een bron van verleiding. Iets dat je beter kwijt dan rijk kon zijn.
De christenen kenden de hoogste waarde toe aan een Godheid die door de humanisten niet wordt erkend en aan Gods genade. Niet de intrinsieke waarde van de mens maar het feit dat hij kind van God is en door Christus is verlost geeft zijn persoon in het christendom een bijzondere betekenis. Die waarde van het leven komt bovendien maar heel onvolkomen tot uiting hier op aarde. Het verschijnt pas in zijn volle glorie in het leven in het rijk dat komen gaat[3], na de wederkomst van Christus[4]. Humanisme en christendom hebben wel de betekenis gemeen die ze aan het individu toekennen, maar bij de humanisten staat die op zich en is niet van iets anders afgeleid.
De kern van Christelijke leer is terug te vinden in de geloofsbelijdenis van Nicea/Chalcedon, het credo dat nog steeds officieel door de meeste bestaande Christelijke denominaties wordt erkend[5], maar waar geen humanistisch Christen meer echt in gelooft.
Het bijzondere juist van de moderne Christelijke kerk is dat de praktijk zich van die officiële leer heeft afgescheiden en dat niemand daar tegenwoordig nog erg mee schijnt te zitten. Het Christendom is humanistisch geworden en precies dat is wat men nu ook van de Islam verwacht. Modernisering houdt een verandering van identiteit in. Het Christendom heeft zich tegen deze verandering eeuwen lang verzet tot het dat verzet in de twintigste eeuw heeft laten varen.
De bronnen van de identiteit van Christendom en Islam liggen ver terug in de geschiedenis. In de Middeleeuwen was in West Europa de heersende levensbeschouwing het christelijk geloof van de Latijns Christelijke denominatie. Het christendom had in Europa twee aspecten, een kerkelijk en een wereldlijk. Naast de kerk stond het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, dat relict van het oude Romeinse rijk, dat naast de kerk een belangrijke rol speelde bij het zelfbeeld van de bevolking van West Europa. Het Christendom en het Keizerrijk waren twee gezichten van dezelfde gemeenschap en de paus en de keizer vormden daarvan de tweehoofdige leiding. In de Middeleeuwen ontwikkelde zich tussen die twee Christelijke machthebbers een strijd om de opperheerschappij. Die strijd is eeuwenlang in evenwicht gebleven tot hij uiteindelijk door de keizer werd verloren.
In Byzantium, het gebied van de andere grote Christelijke religie, de Griekse Orthodoxie, liep het anders. Daar was de keizer alleenheerser en waren de patriarchen en metropolieten, de aartsbisschoppen van Jeruzalem, Antiochië, Alexandrië en Byzantium aan hem ondergeschikt. Een strijd om de macht tussen kerk en staat heeft in Oost-Europa en het Nabije Oosten nooit plaats gevonden, wel een strijd tussen de diverse richtingen in de kerk, die in het Westen lang achterwege gebleven is.
In het Westen verloor de keizer op den duur de strijd tegen de paus, maar die werd niet door de paus gewonnen, niet voor lang in elk geval. Door de twisten die na de overwinning van de paus in de kerk ontstonden kwamen er splitsingen en elkaar bestrijdende opvolgers van Petrus[6]. De paus die door de meerderheid van de westerse christenen als Gods plaatsvervanger op aarde werd erkend, moest als banneling resideren in Avignon, in Frankrijk. Hij kwam daar onder sterke invloed van de koning van Frankrijk[7]. De ballingschap van de pausen duurde ruim honderd jaar.
Maar ook na de terugkeer van de pausen naar Rome werd hun oude macht niet meer hersteld. Niet lang na het einde van de ballingschap ontstond de reformatie, als gevolg waarvan de eenheid in de Kerk definitief verloren ging. In Europa kwam de nadruk eerst te liggen bij de vorstenhuizen en op den duur bij de nationale staten. De eenheid van het Westerse Christendom is tot in onze dagen verbroken gebleven en herstelt zich ook nu nog maar moeizaam.
Het nationalisme, aanvankelijk gevoed door nationale organisaties van de Christelijke kerk, nam de plaats in van de godsdienst als verschaffer van identiteit. Tegenover vreemde religies, zoals de Islam, bleef een zeker gevoel van saamhorigheid wel bestaan, maar het kwam niet meer zoals in de Middeleeuwen tot uiting in kruistochten[8]. Het proces van afbraak van het christendom als dominante beschaving en de opkomst van het humanisme als vervangende wereldbeschouwing heeft vijf eeuwen in beslag genomen en is eigenlijk pas in de een en twintigste eeuw als voltooid te beschouwen[9].
Het humanisme heeft de overhand gekregen, niet alleen omdat zoveel meer mensen onkerkelijk zijn geworden dan vroeger, maar vooral ook omdat het binnen de Christelijke kerken gezag heeft verworven[10]. Dat kon omdat een aantal humanistische waarden en leerstellingen tot de bronnen van het Christendom zijn te herleiden.
Er zijn binnen de Christelijke kerk[11] vier erkende Evangeliën, een soort godsdienstige biografieën van Jezus van Nazareth, waarvan er drie tot dezelfde oerversie zijn terug te voeren. Daarnaast waren er ooit reeksen niet officieel erkende levensverhalen en tradities die in de Middeleeuwen wel, maar in de moderne tijd geen rol meer speelden[12].
Duidelijk is dat Jezus zich zelf zag als een profeet, een godsdienstige vernieuwer in de Joodse traditie en dat zijn vroege volgelingen hem hielden voor de Messias, de centrale figuur in de Joodse eschatologie, de stichter van de verwachte definitieve Joodse staat, opvolger en nazaat van koning David.
Het christendom is er een goed voorbeeld van hoe een godsdienst zich kan ontwikkelen tegen de kennelijke bedoelingen van zijn stichter in. De drie synoptische evangeliën schilderen een beeld van een jonge Joodse geleerde van eenvoudige, maar goede komaf, kind uit een groot gezin van handwerkslieden. Dat Jezus zich zelf als God zou hebben gezien lijkt, gezien de Joodse godsdienstige tradities waarin hij leefde, vrijwel uitgesloten. Dat mensen konden worden vergoddelijkt was een Grieks-Romeinse notie, maar voor de monotheïstische Joden niet denkbaar, zomin als het dat later was voor Mohammed[13] en zijn volgelingen. Jezus noemt zichzelf bij voorkeur mensenzoon, dat wil zeggen: mens. Hij noemt iedereen die leefde volgens de voorschriften van het door hem vernieuwde Joodse geloof een kind van God en zo noemde hij zichzelf ook.
De verwijzing naar de vergoddelijking in het evangelie, zoals het verhaal rond de conceptie van Jezus, de komst van de drie magiërs uit Iran, de Heilige Geest die neerdaalt in de gedaante van een duif bij de doop in de Jordaan en de stemmen die spreken bij belangrijke gelegenheden, dat lijken allemaal latere toevoegingen aan verhalen die in oorsprong dateren van kort na de dood van de profeet.
Het beeld dat de evangeliën van Jezus schilderen is sympathiek. Anders dan dat bij Mohammed het geval was past alles wat Jezus deed ook nu nog helemaal in onze ethische code.[14] Over Jezus van Nazareth heeft nooit iemand iets kwaads te beweren gehad. De ethiek die hij doceerde is in haar belangrijkste elementen terug te vinden in de Bergrede en de parabelen, zoals die van de barmhartige Samaritaan. Die ethiek week in een aantal belangrijke opzichten af van de klassieke Joodse ethiek maar leek op die van andere Joodse vernieuwers uit zijn dagen en de ethiek van Kant en de Verlichting staat er nog steeds heel dicht bij.
Mohammed heeft van de Christelijke geloofsleer wel een aantal kernpunten, maar toch lang niet alles overgenomen. Een deel van wat hij weg liet was trouwens een vooruitgang. De vergoddelijking van Jezus werd teruggedraaid en veel onnodige “Griekse”versieringen, met name in de gebedsdienst, werden weer afgeschaft. Op ethisch terrein aan de andere kant was de Islam een achteruitgang, maar dat kon ook moeilijk anders. De leer van Jezus was te moeilijk en in veel opzichten te modern voor de nomaden van het Arabisch schiereiland. Voor veel Christenen trouwens ook.
De gedachte van de Verlichting dat alle mensen broeders zijn, past in het christendom omdat we volgens Jezus allemaal kinderen zijn van dezelfde god. De idee dat ook je vijanden aanspraak kunnen maken op steun en loyaliteit als dat nodig is, komt wel van Jezus maar die gedachte is pas in het humanisme helemaal aanvaard. Het oude christendom bewees er lippendienst maar paste haar niet toe. Ook voor Mohammed was het een stap te ver. De behandeling van schismatieken in de vroege christenheid, de kruistochten in de middeleeuwen en de inquisitie van de vroegmoderne tijd zijn voorbeelden van gedrag dat lijnrecht in strijd komt met de ethiek van de Nazarener, maar zonder dat veel van zijn aanhangers zich van deze tegenstelling bewust waren. Het is niet onwaarschijnlijk dat de beïnvloeding door de islam, de dominante cultuur van de Middeleeuwen, hierbij een rol heeft gespeeld.
Het mooie van het christendom is dat het de evangeliën nooit helemaal heeft verdonkeremaand, al bevatten zij een ethiek, waarvan belangrijke delen eeuwenlang door de christenen en hun machthebbers zijn genegeerd. Zij bleven bewaard als het paradigma, het richtsnoer voor de gelovigen. Dat is de redding van de Kerk geweest, want alle hervormingen die in de loop der eeuwen hebben plaats gevonden waren in wezen steeds een terugkeer naar die simpele kern van de evangeliën. In die zin is ook onze moderne, onkerkelijke en humanistische samenleving christelijk gebleven.
- Onder humanisme versta ik niet de waarden die het Humanistisch Verbond voorstaat of het gedachtegoed van Erasmus en de vroege Italiaanse humanisten. Onder humanisme versta ik de leer van de verlichting zoals die op het terrein van normen en waarden met name door de Pruisische filosoof Kant werd geformuleerd en zoals die tot uiting komt in de Declaration of Human Rights van de Verenigde Naties.
- Het geldt niet of in veel mindere mate voor de oosterse vormen van het christendom en voor een aantal Amerikaanse protestantse sekten
- Vitam venturi saeculi
- Christus en zijn volgelingen gingen uit van een wederkomst op betrekkelijk korte termijn, zeker nog voor het overlijden van de volgelingen; vandaar dat het probleem niet speelde wat er met de zielen van de overledenen moest gebeuren tussen hun overlijden en de parousia. Later is er een hele theologie ontstaan over het voorgeborchte waar de zielen verbleven die niet verdoemd waren maar wel nog moesten boeten voor hun eigen zonden of de zonde die ze ge-orven hadden tot aan de wederkomst van Christus. Die theologie heeft tot grote strijd binnen de kerk geleid; het was ondermeer de bron van de aflatenleer waar Maarten Luther zich zo tegen verzette en van de haat die de gewone mensen koesterden tegen de wederdopers: door de volwassenendoop werden al hun kinderen naar het voorgeborchte of de hel verwezen..
- Niet helemaal ten onrechte vinden veel mohammedanen dat echte christenen op grond van dit credo en de geldende officiële leer van de kerk hun kant zouden horen te kiezen in hun strijd met het Westerse hedonistische humanisme.
Het individualisme, het hedonisme en zeker ook de tolerantie voor ongelovigen was de middeleeuwse Christenkerk vreemd. - Die strijd had nauwelijks met geloofsverschillen van doen maar meer met de beheersing van de kerkelijke machtsmiddelen.
- Frankrijk was in de Middeleeuwen met Italië het belangrijkste, het volkrijkste en beschaafdste deel van West Europa. Over de heerschappij in Frankrijk zelf was een langdurige strijd ontstaan, tussen de rivaliserende koningen van Parijs en van Londen. De strijd om de troon van Frankrijk was in aanvang dynastiek en werd pas in de latere fase een nationaal conflict. Zowel Frankrijk als Engeland hebben in de honderdjarige oorlog hun eigen identiteit gevonden en dat gebeurde precies in de tijd dat het gezag van de christelijke kerk tanende was en er ruimte ontstond voor een nieuw zelfbeeld van haar aanhang.
- De Franse koning François Premier zocht voor zijn conflict met de Habsburgse vorst Karel V steun bij de Sultan in Istanboel, iets wat in de middeleeuwen volkomen ondenkbaar zou zijn geweest.
- Hiermee wil niet beweerd zijn dat het westerse christendom niet langer zou bestaan maar wel dat het als levensbeschouwing een aspect van het humanisme is geworden. De bundel opstellen, die is uitgegeven door de WRR en die tot onderwerp heeft de vermeende desecularisatie van de westerse wereld, is in het merendeel van de bijdragen overigens duidelijk een andere mening toegedaan.
- Uit het humanisme komt voort het verdwijnen van het hiernamaals als bepalende factor voor het geloofsleven, de nadruk op hulp aan de derde wereld, de rol van de vrouw in de kerk, de erkenning van de homoseksualiteit als een gelijkwaardige manier van seksuele beleving en in het algemeen de lossere seksuele moraal.
- De Kopten en andere oosterse christelijke kerken kennen meer evangeliën, waarvan de meest bekende het zogenaamde evangelie van Thomas is.
- Fragmenten van ruim dertig van die evangeliën zijn bewaard gebleven.
Ze hadden met name betrekking op de jeugd van Christus, waar praktisch niets met enige zekerheid over bekend is en niets dat ook maar in de verte betrouwbaar klinkt. Een belangrijke rol in die apocriefe evangeliën wordt gespeeld door Jezus’ moeder Maria. Over dit onderwerp, Maria, stond een tijd geleden een uitgebreid artikel in het Engelse tijdschrift de Economist. Er klonk verrassing bij de constatering dat de Mariaverering, die in alle oude christelijke kerken een belangrijke rol speelde, geënt moet zijn geweest op de Mater Dea cultuur, maar die constatering is wel vaker gemaakt. Onder de mater dea wordt verstaan de godsdienstige verering van het vrouwelijke principe die in het Middellandse Zeegebied belangrijk was bij de volken die daar al woonden voor de komst van de Indo-Germanen en die met name in de Kretenzische beschaving een grote rol moet hebben gespeeld.
In het nieuwe testament speelt de Moeder Gods een ondergeschikte rol en haar betekenis in de middeleeuwen is voor een lezer van het Nieuwe Testament die van deze achtergronden niet op de hoogte is, niet gemakkelijk te begrijpen. De constatering dat nieuwe godsdiensten altijd de vormen en riten overnemen van de godsdiensten waaruit of waarbinnen ze ontstaan is geen nieuws. Christendom is niet te begrijpen zonder grondige kennis van het jodendom, de islam niet zonder kennis van christendom en jodendom en van de primitieve Arabische beschaving van voor Mohammed. - Mohammed constateerde met recht dat Paulus en andere volgelingen van Jezus veel van diens leer moesten hebben “hertaald” . Dat Mohammed ook de kruisdood niet wilde aanvaarden heeft misschien meer te maken met zijn afkeer van een zo gewelddadige dood van een profeet, een categorie waar hij zich immers zelf ook toe rekende.
- Een uitzondering lijkt zijn houding tegenover de niet Joden, zoals de Samaritaanse vrouw en de Romeinse centurion, maar ook daar is zijn feitelijk gedrag beter dan de leer waarin hij leefde.
Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Het humanisme werd zelfs aan de hand van de “geest” van het Christendom bepleit door niemand minder dan Petrarch.
Chapeau toon! Prachtige analyse.
Heel mooi artikel. Er staat veel leerzaams in.
Het is een zeer belangrijk en uitgebreid onderwerp; een diepe studie waard.
Gezien de gevaarlijke en gewelddadige tijden, waar we sinds 11-9-2001 leven,
voel ik me genoodzaakt het volgende toe te voegen:
– De Joods-Christelijke tradities: diepgang, leren, naasten-liefde, innerlijke beschaving
en
– het Griekse-Romeinse analytische en logische denken: natuur-wetenschap, filosofie,
rechts-wetenschap
zijn natuurlijk de fundamenten van de Westerse beschaving. Een beschaving met
een OPEN en OPBOUWENDE aard.
– En onze beschaving kan alleen bloeien op de democratische rechtstaat.
Bovengenoemde kwaliteiten, ontbreken totaal in het mohammedanisme, dat GESLOTEN,
DESTRUCTIEF, suprematistisch van aard is.
Het verloren laten gaan van onze kwaliteiten, veroorzaakt de teloorgang van Europa.
Als we ons niet verdedigen tegen destructieve krachten,
zijn we onze beschaving en onze vrijheid – niet waard ……
Omdat het humanisme niet centraal wordt aangestuurd, bestaat het gevaar dat de Christelijke geboden te vrij, te ruim, en te ondoordacht worden geinterpreteerd en toegepast.
Zo is het bekende gebod dat men zijn naast lief moet hebben, een gevaarlijk politiek instrument geworden, omdat alle restricties zijn weggevallen.