Wantrouwen van EU is broodnodig
Eergisteren stond in Trouw een opiniestuk van Sophie in ‘t Veld (D66), vermoedelijk de bekendste Nederlandse Europarlementariër die zich inzet voor een federale EU. De bezorgdheid over de wijze waarop de recente ontwikkelingen tot stand komen – die uit haar stuk bovendrijven kwam – was zowel tekenend als illustratief voor de risico’s die de federalisering met zich meebrengt. En dat is dan nog slechts het topje van de ijsberg.
Als een overtuigde voorstander van de Europese federalisering aan de bel trekt om te waarschuwen voor de manier waarop die federalisering tot stand komt, moet zelfs de grootste optimist duidelijk zijn dat er een hoop schort aan het democratisch proces dat de EU geacht wordt te gaan zijn. In ‘t Veld beschrijft vooral haar eigen inspanningen ten behoeve van transparantie, en dat dat al een heel karwei is druipt er letterlijk vanaf.
Wat ook volstrekt duidelijk wordt gemaakt, is dat de EU-leiding – verpersoonlijkt door de Europese Commissie – op geen enkele wijze bereid is zich democratisch voor de voeten te laten lopen. Niet door het EP, en zoals de laatste tijd steeds duidelijker wordt voor zelfs de meest geharde voorstanders van een verenigde EU, evenmin door oppositie binnen de beoogde lidstaten. Komende lente belegt de Commissie zelfs een Eurotop die volledig wordt gewijd aan de onderdrukking van democratische (sic!) tegenkrachten. Dat daarmee een democratische winter kan worden ingeluid is een grapje dat door de ernst van de zaak niet leuk meer is, maar wel waar.
Wie zich in de zaak verdiept heeft, en de ontwikkelingen probeert bij te houden, zal ook direct kunnen aanwijzen waar in het stuk van In ‘t Veld soepeltjes aan voorbijgegaan wordt: dat er op geen enkele wijze is voorzien in een instemmingsprocedure waarbij de bevolking van de EU wordt geraadpleegd. In landen als Duitsland en Ierland valt door de inrichting van de respectievelijke grondwetten niet aan een referendum te ontkomen, maar in de rest van de EU-zone mag de bevolking slechts lijdzaam toezien hoe de nationale soevereiniteit wordt geofferd op het altaar van een schimmig ideaal, dat zelfs aan de meest elementaire onderdelen van een evenwichtige democratie voorbijgaat.
We moeten maar ‘vertrouwen’ hebben, lijkt de boodschap. Dat klinkt bekend, maar is niet bepaald geruststellend.
Vertrouwen in de goede afloop lijkt wat In ‘t Veld gaande houdt. Desondanks zijn haar kanttekeningen zeer alarmerend:
Commissie en lidstaten grijpen ieder argument aan om stukken vertrouwelijk te verklaren. Een verzoek van een derde land tot geheimhouding geldt automatisch als een verbod op openbaarmaking
En nog pregnanter:
Wil de EU de grote stap voorwaarts maken naar een democratische politieke unie, dan mag transparantie niet meer afhangen van een paar goedwillende voorvechters die bereid zijn jaren te procederen. Europa moet een stevige Wet Openbaarheid van Bestuur krijgen, waarbij alle documenten op internet worden gepubliceerd en alleen nog bij zeer hoge uitzondering geheim worden verklaard. Er moet toezicht komen op de procedure voor het classificeren van stukken. Het is daarnaast hoog tijd dat commissie en lidstaten de bestaande uitspraken van het Europese hof ten gunste van meer openbaarheid volledig toepassen.
Wat In ‘t Veld niet zegt – maar uit de context van haar stuk pijnlijk duidelijk wordt – is dat hier nog geen illusie van een begin mee gemaakt wordt. Niet voor niets citeren critici al enige tijd met instemming de vroegere Russische Sovjet-dictator Stalin:
Vertrouwen is goed, controle is beter.
De volledige gang van zaken rond de federalisering toont zo’n overduidelijke dictatoriale tendens, dat je toch wel heel blind moet zijn, of onvoorstelbaar veel vertrouwen hebben moet, om niet te beseffen dat deze EU nooit een democratisch systeem zal ontwikkelen dat op enigerlei wijze recht doet aan wat de bevolkingen binnen de EU zouden mogen willen.
De enige vrijheid – die mensen onder het toekomstige EU-regime nog zullen hebben – is te vertrekken. Dat is toch wel een heel mager perspectief. Dagelijks worden wij opnieuw geconfronteerd met EU-oekazes die beogen de ingezetenen van de EU in een keurslijf te dwingen. Dat varieert van hoogverheven idealen tot de meest obligate regelzucht, die tezamen onheilspellende vooruitzichten tonen. Het laatste pronkstuk van deze bedilzucht is dat voortaan een specifieke douchekop moet worden gebruikt in de Europese badkamers, teneinde waterverspilling tegen te gaan. Wie zich niet wenst te schikken moet en zal de mond worden gesnoerd.
De verspilling van belastinggeld en andere middelen daarentegen schijnt geen enkel probleem te zijn. Zie ook het onderstaande verslag dat vorige week door de BBC werd uitgezonden over de manier waarop Spanje in haar huidige ellende verzeilde. Heel verhelderend.
Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.