VNO-NCW en haar migratie-prioriteiten
De prioriteiten die de voorzitter van VNO-NCW noemde bij het al dan niet definitief opnemen van asielmigranten zijn op zijn minst curieus, en betekenen qua benadering een terugval naar de vroege jaren zestig. Zeer onwenselijk.
Hans de Boer, de voorzitter waarom het hier gaat, staat niet wat je noemt midden in de maatschappij als hij denkt met een dergelijk standpunt iets bij te dragen aan de discussie over de asielmigratie. In een interview met De Telegraaf vliegt hij compleet uit de bocht:
“De aantallen zijn zo groot geworden dat opvang en integratie in de verdrukking komen en we gedwongen zijn om de kansen op deelneming aan de samenleving een rol te laten spelen bij het toekennen van een legale status.”
Hij wil andere vluchtelingen laten opvangen in Turkije en andere landen in de regio waar zij vandaan komen. De Europese Unie moet daar wel voor betalen, zegt De Boer. “Je zorgt voor geld voor opvang daar.”
De Boer pleit voor een test:
“Waarbij je vraagt: maak je kans in onze samenleving? In die test kijk je of iemand kans maakt in onze westerse samenleving, op de arbeidsmarkt, cultureel. Die kansrijke mensen laat je komen.”
Dit heeft niet alleen niets te maken met de opvang van vluchtelingen, maar het is ook een achterdeurtje voor een nieuwe migratiegolf – ditmaal uit landen waar geen enkele oorlogsdreiging of vergelijkbaar probleem heerst.
De positieve kant er van is de aandacht voor het aanpassend vermogen van migranten. Dat is mooi, heel mooi. Maar hoe wil hij dat realiseren? Door de 80.000 vers geïmmigreerde hersenchirurgen uit Syrië terug te sturen? Niet dat daar geen redenen voor zijn, maar de ironie wil dat die Syriërs vermoedelijk nog de meest geschikte migranten zijn die je in de huidige verzameling zult aantreffen – de islamitische religekkies uitgezonderd.
Het heeft er alles van weg dat VNO-NCW met een schuin oog naar de arbeidsmarkt hoopt dat er een nieuwe instroom zal komen die de lonen verder zal drukken, ditmaal ook in het hogere segment. In feite lijkt dat de enige reden te zijn waarom men deze man op dit onderwerp bevragen zou. Dat hij zich hiertoe verleiden laat, is dom en ongewenst. Er zijn meer dan genoeg belangenorganisaties van buiten de politiek ie menen iets te mogen zeggen in dit debat. En natuurlijk mag dat, maar dan wel als privépersoon, en niet als vertegenwoordiger van een ondernemersorganisatie.
De rol die de ondernemersorganisaties hebben gespeeld bij het ongelimiteerd binenhalen van gastarbeiders in de jaren zestig en zeventig is dusdanig onfris, dat bescheidenheid hier zijn eerste instinct had dienen te zijn.