Stemrecht in Luilekkerland
Het zou voor iedereen een open deur moeten zijn, maar in verband met het onderwerp zeer toepasselijk: een verzorgingsstaat kan uit de aard van zijn bestaan niet voor iedereen vrij toegankelijk zijn. Kan niet. Zelfs het legendarische Luilekkerland – in de sprookjes die tot en met de jaren zeventig nog aan kinderen werden verteld – was zeer moelijk te bereiken.
De sprookjes over Luilekkerland raakten een jaar of dertig terug uit de gratie, want we woonden immers in een Luilekkerland? En toen achtereenvolgende regeringen aan die ultieme verzorgingsdroom gingen knabbelen, wilden we helemaal niet meer aan Luilekkerland herinnerd worden. Kinderen kennen de term nog nauwelijks tegenwoordig.
Omdat alles door iemand gemaakt dient te worden, is Luilekkerland een utopie voor domme mensen. Daaraan is in Nederland geen gebrek. Zodoende is de gedachte in de hoofden van bepaalde warhoofden blijven hangen, als iets waarop de gehele wereld een onvervreemdbaar recht heeft. De consequentie hebben we de afgelopen jaren bij de pasportcontrole op Schiphol kunnen bewonderen: meutes economische vluchtelingen die het – vooral relatief – heel slecht hadden. En iedereen die op die wijze het land binnenkwam, maakte daarmee kans op deelname aan de grote loterij met de weidse naam Generaal Pardon, in welke permanente verbijfsvergunningen werden uitgedeld door welmenende gutmenschen, die te dom zijn om te begrijpen dat niets in deze wereld voor niets komt.
Vanzelfsprekend kun je die goedbedoelers bij navraag horen erkennen, dat natuurlijk niet de hele wereld geholpen kan worden, maar de hele wereld stond toch niet bij ons op de stoep? Nou dan! Dat alleen dat deel van de wereld dat een vliegticket naar Europa kon bekostigen bij ons op de stoep stond, was dus nog niet doorgedrongen. Paste niet in het wereldbeeld, immers. Met zielige mensen moet je gepast medelijden hebben, en je mantel met hen delen. En als vertegenwoordiger van ons allen, diende de overheid die mantels maar te verschaffen. Ons land was immers zo rijk, dat kon er makkelijk af. En de tentenkampen, zoals nu ook weer bij Ter Apel, groeiden.
Toen het kabinet Rutte dan ook aankondigde een fors bedrag te bezuinigen op allerlei kunsten, was het land te klein. Stelde iemand de vraag, waaraan eerder al de vereiste middelen waren uitgegeven? Dat is niet iets wat men zich graag wilde herinneren. Met geschreeuw van woede trok men richting parlement, waar immers altijd bij de regeringsvorming buiten de boot gevallen volksvertegenwoordigers bereid zijn te luisteren naar al dan niet terechte klachten van de kiezer. En zij vetelden deze kiezers, dat als zij de macht weer zouden heroveren, dat alles dan weer goed zou komen.
En zo geschiedde. Er kwam een Kunduz-akkoord, en allerlei maatregelen werden teruggedraaid. Wel moest iedereen voortaan wat meer betalen voor zijn dagelijkse boodschappen, en gingen de belastingen omhoog. Kunstzinnige minima vinden dat niet erg: allerlei subsidies zijn immers afgestemd op de inflatiecorrectie, en bovendien, wie voor een dubbeltje geboren is, hoeft toch nooit een kwartje belasting te betalen.
Moraal van dit verhaal? De overheid moet de bewustwording bij de burger, dat alles een prijs heeft, beter overbrengen. Desnoods daartoe wettelijk verplicht. Niet alleen zal daarmee worden bewerkstelligd, dat alle burgers zich bewust zijn dat iets kost wat het kost. Maar ook daadwerkelijk, en verplicht. Burgerschapscursussen zijn ondertussen een grotere noodzaak geworden dan inburgeringscursussen.
En misschien, héél misschien, ontwikkelen we zo wat meer saamhorigheidsgevoel als het gaat om het voorkomen van allerlei hersenloos vandalisme dat de moderne norm geworden schijnt. Praten en klagen over bezuinigen is begrijpelijk, maar besef waarom het noodzakelijk is, is beter.
En wie zo’n cursus met goed gevolg afrondt, krijgt stemrecht.
Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard