Statistieken, leugens, Leo Lucassen
Leo Lucassen is de Leidse activist-hoogleraar die voortdurend in het nieuws is met statistiekjes waarmee hij probeert te onderbouwen dat de asielmigratie in de jaren negentig erger was. Daarover is al veel gezegd, en zijn argumentatie is op verschillende punten al overtuigend onderuit gehaald. Daar wil ik er vandaag graag nog eentje aan toevoegen.
Dat je met statistiek oneindig liegen kunt, weet iedereen die wel eens in een stevig debat raakte. Het moet wel een heel abstracte discussie zijn willen niet binnen een paar minuten de statistieken en verslagen van onderzoeken je om de oren vliegen. Het citaat dat je leugens, vreselijke leugens en statistieken hebt is al zo oud, dat niemand precies weet wie die opmerking als eerste maakte. Vast staat, dat het samengegaan moet zijn met het begin van politieke debatten over door overheden verzamelde gegevens.
Activisten als Leo Lucassen gebruiken statistieken om hun boodschap aan de man te brengen. Een boodschap waarvan zij kennelijk zo graag willen dat zij waar is, dat zij zichzelf lijken te bedotten met het waarheidsgehalte er van. Ook als hij verschillende malen overtuigend is ingeblikt in discussies verkondigt Leo Lucassen een volgende dag en een volgend actualiteitenprogramma later blijmoedig hetzelfde verhaal opnieuw. Zonder verblikken of verblozen. Dan moet je toch wel een ware gelovige zijn.
Het favoriete huismiddeltje van Lucassen zijn statistieken over de 17e eeuw (toen kwam er een nog veel grotere migratiegolf naar Nederland), maar die gebruikt hij nauwelijks meer – het waarom daarvan zal blijken bij wat ik er zo nog meer over te zeggen heb. Een ander favoriet argument is dat de instroom in de jaren negentig groter was. Van dat laatste is ondertussen bekend dat hij zich daarbij baseert op de cijfers van de toenmalige bewoning van de opvangcentra, en die vergelijkt met de cijfers van de instroom nu. Overduidelijk een gevalletje van appels en peren. De opvangcentra waren niet leeg toen die stroom op gang kwam, en bovendien was het tempo van verwerking van migranten van opvangcentrum naar zelfstandig wonen een stuk lager dan tegenwoordig.
Ergo: deze methode laat alle ruimte voor een stevig aantal dubbeltellingen.
Maar er is eigenlijk een veel dodelijker argument, en daarvoor ga ik dankbaar teruggrijpen op dat veel hogere 17e-eeuwse cijfer, dat inderdaad wel goed werd verwerkt. Nu is daarvan eenvoudig vast te stellen dat het een onvergelijkbare situatie was, want er was geen opvang. Met andere woorden, nieuwkomers die zich hier niet nuttig maken en zich redden konden, raakten vanzelf in de knel en verdwenen weer snel. Wie bleef had maatschappelijk dan ook iets bij te dragen.
Maar veel sterker is dat de instromers voor het overgrote deel uit Duitsland kwamen, en wat maar nauwelijks tot ons doordringt door het gebrekkige geschiedonderwijs dat wij krijgen: tot 1648 was Nederland een onderdeel van Duitsland. Wij noemen dat achteraf misschien migratie, maar de toenmalige instromers bekeken het zo allerminst. Dat houdt onder andere in dat we het hebben over culturele gelijkaardigheid, zodat er voor aanpassing in opvangcentra hoe dan ook geen reden was, zelfs al had men toen overwogen die in te stellen.
En dat is dan ook precies de reden dat we Lucassen hier niet meer over horen. Want wat verborgen blijft onder de statistische sluiers, is dat van de instromers uit de jaren negentig pas een fractie is verwerkt. Slechts een procent of dertig heeft werk, en of zij zich maatschappelijk volledig hebben aangepast? Ik geloof niet dat iemand in volle eerlijkheid en bij zijn verstand zeggen kan dat dat zo is. En van die overige 70% valt nog veel minder positiefs te berichten.
Dat betekent dat we bij deze instroom evenmin op nul begonnen zijn. In maatschappelijk opzicht is er nog een grote groep die ‘onverteerd’ bleef, waarvan de integratie soms zelfs nauwelijks nog begonnen is. De nieuwe asielmigranten komen daar boven op. En hoe groter de nieuwe groep is, hoe moeilijker zij zich zal laten integreren. Concreet betekent dit dat maatschappelijk gezien de opgave toch al veel groter is dan de recente groep instromers. En hoe lager de integratiesnelheid komt te liggen, des te erger wordt die situatie. Omdat de instroom onverminderd hoog blijft en de verwerkingscapaciteit steeds lager wordt, komt vanzelf het moment naderbij dat het water over de rand van het maatschappelijk bad (debat) stroomt. En dat komt nu steeds sneller naderbij.
De roep om ons land in te dijken tegen die migratiestroom is daarom alleszins verstandig. Wat nu gebeurt kunnen we niet aan, en dat hebben we al bewezen ook. Alvorens meer water in het bad te laten bijlopen, dienen we eerst iets te doen aan het afvoerputje. En of we dat doen door de effectieve integratie te verbeteren of een grote groep asielmigranten weer terug over de grens te knikkeren laat me daarbij onverschillig. Het is juist wat de asielmigranten zèlf van het hoogste belang zouden moeten vinden. Strenge maatregelen die reguleren wie hier blijven mag zouden hen daarin moeten stimuleren. Want niet alleen hebben we de integratie van asielmigranten teveel genegeerd, de acceptatiegrens van de autochtone Nederlanders wordt al helemáál niet overdacht.
En dat is een laatste punt dat de Leo Lucassens van dit land onvoldoende beseffen als zij appels aanprijzen als een soort peren: zij genereren bij de autochtonen het gevoel vals te zijn voorgelicht. Dat, plus al het bovenstaande, vermindert de acceptatie van asielmigratie sterk. Wie daarmee geen rekening houdt creëert een sociale vulkaan.
Op 10 januari tweette Lucassen:
“Natuurlijk kunnen de grenzen dicht! Succesvolle voorbeelden zijn Noord Korea, Oost-Duitsland en de Soviet Unie”.
Alleen dit al bewijst dat hij niets te zoeken heeft op een universiteit.