DE WERELD NU

Staatsnormen

basisschool

Anders dan de titel U wellicht vermoeden deed, zit ik met het probleem van kinderopvoeding in mijn maag. Speciaal omdat in Nederland hiervoor allerlei normen blijken te gelden. Impliciet, want een staatsopvoeding gaat ons nog steeds een stap te ver. Gelukkig maar.

Twee berichtjes gisteren vatten het in samenhang bekeken wel goed goed vast: over kinderarmoede en over de dreigende achterstand van de kinderen van asielmigranten onder de vier jaar.

Kinderarmoede is het probleem dat de Tweede Kamer weten wil of ‘kindpakketten’ wel goed aankomen, en of iedereen er voldoende van kreeg. De kinderombudsman moet er een onderzoek naar gaan doen, want niet elke gemeente schijnt kinderen evenveel te verstrekken. Het is gebaseerd op de gedachte dat het geluk van kinderen een materiële kwestie is, en moet worden rechtgetrokken aleer de kinderen zelf door hebben dat anderen meer hebben dan zij. Dat dit een hopeloos parcours is verdient nauwelijks betoog. Die verschillen zullen er altijd zijn, en er de nadruk op leggen kan slechts de kinnesinne en het trekken van onwenselijke groepslijnen versterken: kinderen zijn extreem geneigd elkaar op allerlei zaken in te delen, en dergelijke hulp is mogelijk zelfs eerder stigmatiserend dan niet.

Het alternatief is het instellen van een staatsnorm, waarbij sommige kinderen juist minder speelgoed zouden mogen krijgen, andere weer meer. Niet alleen is dit een onbegaanbare weg, maar tevens is dit bijzonder onwenselijk. Het is een mooi ideaal kinderen bij te willen brengen dat iedereen recht heeft op hetzelfde, maar zo werkt de wereld nu eenmaal niet. Kinderen die met deze gedachte uiteindelijk het schoolsysteem zullen verlaten zijn sociaal misvormd – het spijt me dat ik het zo cru formuleer. Het spelen van kinderen afhankelijk stellen van de materiële beschikbaarheid van zaken verbetert weinig, maar kweekt ideeën die onrealistisch dus onwenselijk zijn.

Onwenselijke en onrealistische ideeën vinden we eveneens terug in het tweede artikeltje waarover we het hier hebben. De dreigende achterstand van migrantenkinderen van onder de vier jaar. Het zou inderdaad vreselijk zijn als de kinderen van de hersenchirurgen die thans de opvangkampen bevolken niet minstens dezelfde vaardigheden als hun ouders zouden kunnen ontwikkelen. Ahum. Dit gaat wel weer volledig voorbij aan de wijze waarop deze kinderen maar al te vaak al zijn gevormd in de voorschoolse fase – op een manier die het onderwijs er niet uit weet te krijgen – wat betreft hun culturele achtergrond. Dat we er intussen achter zijn dat bepaalde culturele uitingen ongewenst zijn, heeft nog niet tot de conclusie geleid waar we die moeten zoeken: in de eerste jaren van een kinderleven vormt het gedrag van ouders de leidraad voor kinderen hoe zich te gedragen. Als U er over nadenkt, is het moeilijk te ontkennen dat tegen de tijd dat deze kinderen in een voorschoolse opvang terecht kunnen, het leed al is geschied.

Maar wat dan? Opvoeden in staatscrèches? Ik vind het een gruwelijke gedachte – en bijzonder onwenselijk bovendien. Dat scholen er echter later hoe dan ook mee te maken krijgen valt niet te ontkennen. Het is belangrijk te beseffen dat de wijze waarop ouders van begin af aan de opvoeding ter hand nemen van het grootste belang is. De implicaties die dit heeft ziet men in de Tweede Kamer echter liever niet in de ogen. Want het is een onuitgesproken pleidooi voor culturele eenvormigheid van kinderen als ze op school belanden.