Revolutie, democratie en het Middenoosten
Democratie in het Middenoosten is op zijn best een fragiel en in essentie optisch systeem, dat de onderliggende feodale structuren moet verhullen. Desalniettemin heeft de overgang naar een rudimentaire vorm van democratie de staten die er lippendienst aan bewijzen kwetsbaarder gemaakt voor opstandige bewegingen dan de meer autoritaire regimes, die zich ongegeneerd autoritair opstellen.
Dit is geen populaire constatering. De media laten niet af om staten waarin onrust ontstaat af te schilderen als autoritaire dictaturen. Naar onze maatstaven is dat terecht, maar het bevreemdt dat men juist op dit punt het Middenoosten (MO) onze normen en waarden wenst op te leggen, waar dat voor veel afwijkende daar gehanteerde overtuigingen niet geldt. Deze blinde vlek staat een objectieve analyse vaak in de weg, resulterend in juichende aanmoedigingen van correspondenten die vanaf daken van hotels enthousiast verslag doen van de democratische bewustwording van opstandige bevolkingen, waarvan de eerste drijfveer objectief gezien tamelijk primair is: ze hebben honger, en eisen verandering in de hoop op een beter leven. Het oude Romeinse adagium, Brood en Spelen is waar het om gaat, is waar als nooit tevoren.
Het is een gevaarlijke illusie te veronderstellen dat democratie de hoogste regeringsvorm denkbaar is. Ook democratieën kunnen omver geworpen worden als hun tijd daar is, niet alleen van buiten af, maar ook van binnenuit. De staatkundige evolutie van regeringsvormen laat zien dat elke vorm die lang genoeg bestaat de neiging heeft te degenereren en een karikatuur van zichzelf te worden. Vrijwel elke regeringsvorm die wordt gehanteerd door competente regeerders die het beste met hun bevolking voor hebben heeft in de geschiedenis bewezen zeer succesvol te kunnen zijn. De interne en externe politieke omstandigheden zijn daarbij niet onbelangrijk, maar toch niet meer dan secundair.
Democratische instituties, hoe onderontwikkeld ook in onze ogen, geven echter eenvoudiger toegang tot uitgebreider vormen van protest. Het recht van vereniging, samenkomst en politiek overleg geven daarmee meer ruimte om de eerste wortels van revolutionair gedrag te ontwikkelen. Gekoppeld aan een maatschappij die er sociaal gezien niet klaar voor is om er mee om te gaan, kan dat explosieve gevolgen hebben als het maatschappelijk evenwicht onder druk komt zoals bij een sterk gevoelde achteruitgang in levensstandaard van de gemiddelde onderdaan. Dát is wat we nu zien in Egypte, en feitelijk eerder ook al in Tunesië. In 1979 was dit in essentie het mechanisme dat de shah van Iran de das om deed.
Wie bovenstaande leest, moet terdege beseffen dat de islamitische landen waar de onrust nu het grootste is, tevens de landen zijn die de meest liberale maatschappelijke houding hebben, alsook de sterkste contacten met westerse normen en waarden. Ondanks alles, ook het meest democratisch. De intensiteit van het gebruik van sociale media is in dat verband een meetfactor, en hun intensieve gebruik gaf de revolutie veel momentum.
Na Tunesië kwam Egypte aan de beurt, een land dat in veel opzichten al ruim een eeuw sterk met het westen verbonden is, maar door zijn analfabete bevolking (40%) en de onrust die zich tot nog toe uitte in religieuze tegenstellingen tussen islam en Koptische kerk desalniettemin een kruitvat is.
De meeste landen in het MO hebben zaken die een ontploffing kunnen veroorzaken, maar de dictaturen weten zich beschermd door een betere controle over de ontstekingsmechanismen zoals media en sociale media. Bovendien zijn ze lang niet allemaal rijp voor een revolutie. Zo is opvallend dat vrijwel tegelijk met de eerste berichten over Tunesië ook rellen uitbraken in Libië. We horen er niets meer van, ze lijken effectief onderdrukt. Om dezelfde reden zullen Syrié en mogelijk Algerije het wel uitzingen. Eerste aanzetten moeten zich kunnen ontwikkelen, en deze staten zijn gespecialiseerd in het in de kiem smoren van opstandigheid. Jemen lijkt een iets ander geval: de president heeft gisteren aangekondigd in 2013 te zullen vertrekken, en dat zou genoeg kunnen zijn. Zolang de Golfregio verder rustig blijft zal de regering van Jemen het wel redden, ook omdat de Saoudi’s een direct strategisch belang hebben bij rust in hun achtertuin.
Ook landen als Saoudi-Arabië, de Golfstaten en Oman zullen niet snel in de problemen komen. De bevolking daar is relatief welvarend, en de regeringen hebben oog voor haar wensen. Jordanië heeft al eerste maatregelen genomen om problemen te voorkomen, en dat zal genoeg blijken. De Jordaanse samenleving is nog sterk tribaal georganiseerd, wat een reële machtswisseling onwaarschijnlijk maakt. Irak? Irak is net wat rustiger, en al is de levensstandaard laag, in zekere zin begint het daar beter te gaan, en dat is een garantie voor rust.
De volgende risicofactor van dit spelletje domino zou Algerije kunnen zijn, maar waarschijnlijker is Iran.
Nadat de Groene Revolutie vorig jaar op niets uitliep is het steeds onrustig gebleven, en de val van het regime-Mubarak zou een storm kunnen ontketenen waardoor de Ayatollahs zouden kunnen bezwijken. Maar dat wordt een bloederige aangelegenheid, daar moeten we op rekenen.
Dit artikel verscheen eerder op Artikel7.nu