Recensie – Ons Indië
Wim van Rooij dook in deze recensie wat dieper in de geschiedenis van Ons Indië, waarvoor de fascinatie in ons land onverminderd blijft.
In de zeventiende en achttiende eeuw was het usance dat allerlei soorten teksten de lezer een spiegel wilden voorhouden, en vaak was dat een ‘Oost-Indische’ spiegel. De handelsbemoeienissen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie hadden Nederland geen windeieren gelegd, al was dit handelsnetwerk met zijn ‘specerijenorgie’ uiteindelijk toch maar één van de vele netwerken, te midden van de eeuwenoude Aziatische handelswereld. De VOC werd gesticht in 1602, maar ging als log apparaat failliet in 1795 en werd opgevolgd door de Britse East India Company. De VOC kon een beroep doen op Japanse huursoldaten (tot de shogun in 1621 de ‘Japonders’ verbood in dienst te gaan en als straf drie soldaten liet kruisigen), op een efficiënte logistieke organisatiestructuur en op talrijke handelsposten. Aan het eind telde de VOC zo’n 20.000 werknemers!
In de 18e en 19e eeuw reeds waren er al virulente tegenstemmen van denkers en schrijvers die door de Verlichting waren aangeraakt, en die zich toen in woord (en soms daad) tegen slavernij en uitbuiting kantten. Slavernij was beslist geen westerse ‘uitvinding’. Ze was immers in Azië wijdverbreid en werd door de VOC gretig overgenomen. Iedereen kent Multatuli met zijn ‘Rijk van Insulinde, dat zich daar slingert om den Evenaar, als een gordel smaragd’, Douwes Dekker die zich oprecht bekommerde ‘om den Javaan’, maar wie weet nog dat Willem van Hogendorp (+1784), gezaghebber van de Oostkust van Indië, zich als een van de eersten tegen de slavernij keerde in zijn ‘zedekundige’ vertelling ‘Kraspoekol, of de droevige gevolgen van eene te verre gaande strengheid jegens de slaaven’ (1780)? Gelukkig mocht hij, nog niet gehinderd of gecensureerd door de gedachtepolitie van de wokistas, het woord ‘slaaf’ gebruiken… En wie kent nog de vrij radicale antikoloniaal Jacob Haafner (+1809), door Multatuli later hoog ingeschat, die het had over de ‘domme trotsheid’ van de predikanten en die unverfroren kon spreken over de superioriteit van de ene cultuur (in casu de Aziatische) ten opzichte van de andere (in zijn geval de Afrikaanse)?
Terra nullius?
Voor Europeanen was het een nieuw land, maar het was zeker geen ‘terra nullius’, geen niemandsland waar inheemsen met een vergrootglas te zoeken waren. Schermutselingen en oorlogen waren aan de orde van de dag. Met de Java-oorlogen aan het begin van de negentiende eeuw, met 15.000 doden aan Hollandse en 200.000 aan Javaanse kant, vestigde Nederland zijn gezag, maar tegelijk deed het zoals de Amerikanen ten opzichte van de Indianen: zijn belofte verbreken tegenover, in dit geval, de moslimvorst Diponegoro, waardoor die kon uitgroeien tot een held en waardoor islamitische heilige oorlogen tegen de ongelovigen een impetus kregen. In dat verband denkt men ook aan de befaamde Bataviase Furie in 1740, de moordpartij op tienduizend Chinezen, die vaak – zoals elders – de motor waren van de economie. Tienduizend: dat betekende nagenoeg alle Chinese inwoners van Batavia. Maar ook hier weer: de Friese dichter Willem van Haren nam het in zijn gedichten op voor het ‘Chinees gebroedsel’ dat als slachtoffer van de Hollandse moordzucht werd gezien. Het is trouwens opvallend dat, in tegenstelling tot de Europese, de Chinese economische expansie vreedzaam gebeurde. En dan spreken we nog niet over de bloedige islamitische Atjeh-oorlogen in Noord-Sumatra, die duurden van 1873 tot 1914, waardoor Nederland Atjeh uiteindelijk langer bestreed dan bestuurde…
Goena-goena
De Hollanders hadden begin zeventiende eeuw voet aan wal gezet in de Oost, en bijna onmiddellijk trok Java allerlei soorten vreemde vogels aan: ontdekkingsreizigers, predikanten en zendelingen, reizigers in krijgsdienst, kolonialen, mannen met een missie, politieke activisten, natuurvorsers en aan het einde van de negentiende eeuw vroege toeristen. Aan het begin van de twintigste eeuw waren er auteurs als Louis Couperus, een voorname Haagse heer die in een roman als ‘De stille kracht’, het mysterieuze goena-goena, met een feilloze intuïtie voorvoelde dat het rijk van de Hollander met zijn westerse denken verloren zou lopen in dat volslagen anders aanvoelen van de wereld.
Batavia
De Oost bleef door de eeuwen heen de Nederlander fascineren. Het leidt ertoe dat, in tegenstelling tot de belangstelling die wij ‘Belgen’ opbrengen voor onze ex-kolonie Congo, Indië voor de Nederlander een gretig onderzoeksthema blijft of voorwerp van literatuur. De vele boeken en artikelen die erover worden gepubliceerd, zijn niet bij te houden. En wie Oost zegt, heeft het vaak uitdrukkelijk over Batavia, de Koningin van het Oosten, een multiculturele stad (met toen natuurlijk ook al de malaise die erbij hoort), in 1619 gesticht door Jan Pietersz. Coen, calvinistisch gemodelleerd naar de Nederlandse idee van een stad (brede lanen, pleinen, stadspoorten), maar ook soms het ‘Kerkhof der Hollanders’ genoemd wegens de slechte luchtkwaliteit… De stad, die vroeger Joyakarta (‘Grote Overwinning’) werd genoemd, werd als bestuurscentrum van Azië door slaven gebouwd. Batavia, waar de Europeanen fel in de minderheid waren en er leefden naast Chinezen, Japanners, Portugezen, Maleiers en mardijkers (vrije immigranten uit India die door de Portugezen gekerstend waren). De mengvormen die daaruit voortkwamen waren talrijk. We hebben er het begrip ‘indo’ aan over gehouden. Wie leest hoeveel wetten, verordeningen en taksen er toen in Batavia werden voorgeschreven en geheven, hoeveel tolhuisjes er waren, hoeveel realen per maand de herbergiers moesten ophoesten, hoeveel realen de houthalers en de arakbranders, hoeveel onroerendgoedbelasting er op den duur moest worden betaald, die duizelt het en waant zich in de Vlaamse gemeenschap en haar bureaucratisch-technocratische aanslagen op de Vlaamse portemonnee!
Een ethische politiek
Na het failliet van de VOC aan het eind van de achttiende eeuw werd Nederlands-Indië bestuurd als een kolonie. Vanaf ongeveer 1830 werd het befaamde ‘cultuurstelsel’ ingevoerd, waarbij boeren één vijfde van hun grond voor ‘Europa’ moesten bewerken en waartegen Multatuli zich zo fel keerde; vanaf 1860, maar ook in de eeuw ervoor al, bij het ontstaan van het ‘moderne’ toerisme, werd door verlichte kolonialen een meer ethische politiek bepleit en soms ingevoerd, waarbij sommige kolonisatoren zich als een weldoende vader gingen gedragen tegenover de Javaanse elite, die volgens hun ethos actief bij het bestuur moest worden betrokken.
Wie het grote Hollandse avontuur van de VOC en wat erna kwam via de meest interessante bronnen ten gronde wil begrijpen, raad ik de volgende drie werken aan waaruit ik geput heb:
- Bea Brommer ‘Batavia in 1627. Wonen en leven in een multiculturele stad’ (Walburgpers, 2022)
- Leonard Blussé ‘De Chinezenmoord. De kolonisatie van Batavia en het bloedbad van 1740’ (Balans, 2023).
- Rick Honings ‘De ontdekking van Insulinde. Op reis in Nederlands-Indië in de negentiende eeuw’ (Prometheus, 2023).
Eerder werd op Veren of Lood ook door diverse andere auteurs al over “Ons Indië” geschreven. Dat vindt u hier.