Partijdemocratie
Naar aanleiding van de beslissing van Geert Wilders om de PVV niet tot een volwaardige politieke partij om te bouwen, die vergelijkbaar is met andere partijen in Nederland, wordt hem door obligaat mekkerende tegenstanders al snel een gebrek aan democratische gezindheid voor de voeten geworpen.
Dat het probleem wel wat dieper zit dan dat weten deze critici ook wel, maar er dieper over doordenken vinden ze onprettig. Bovendien zou het de nabauwers die er in overvloed beschikbaar zijn maar in verwarring brengen. Het blijft daarmee kritiek van een niveau dat doet denken aan het (geslaagde) Rutte-grapje van afgelopen maandag: Ohhhhh, komt er geen shariapolitie?? Een goed voorbereide VVD-onliner, keurig geacteerd. Maar beter had Rutte maandag dan ook niet. Dat men in meer bedachtzame kringen ooit hoopte dat de PVV aan hetzelfde euvel ten onder zou gaan als eertijds de LPF, de Boerenpartij en andere politieke vehikels van terechte onvrede betekent echter nog niet dat het terechte kritiek is.
Te veel inspraak is funest voor een goed functionerende partij, daar is men de afgelopen jaren juist in diverse traditionele mainstreampartijen ook achter gekomen. Men houdt dat liever op de achtergrond, maar het probleem is er echter niet anders. De directe leiders- of lijsttrekkersverkiezingen waarbij we afgelopen jaren hebben kunnen toekijken onderstrepen slechts wat men al had kunnen weten, maar waartoe men zich door de omstandigheden kennelijk toe gedwongen voelde: poppenkast voor de bühne. De onttroning van Diederik Samsom afgelopen herfst was daarvan wellicht het meest trieste dieptepunt, en de PvdA heeft dan ook loon naar werken gekregen. Pogingen via interne partijdemocratie een leider aan te wijzen zonder dat er grote inhoudelijke verschillen aanwijsbaar zijn, zijn even zo futiel als een zware interne strijd welke richting een partij op moet.
Van dat laatste was de verkiezing van Mark Rutte tot VVD-leider een voorbeeld, en nog steeds wordt er binnen de VVD gemompeld dat Rutte in het geniep alle steun van het partijestablishment genoot. Terechte kritiek wellicht, maar desalniettemin heel verstandig van dat establishment. Want leiderschap is meer dan het slaken van politiek lekker liggende kreten op het juiste moment. De geruisloze wijze waarop Rita Verdonk uiteindelijk van het politieke toneel verdween illustreerde dat. In hoeverre iemand in staat is dit goed in evenwicht te hebben weten ze over het algemeen binnenskamers in zo’n partijtop het beste. Dat betekent niet dat daar geen fouten worden gemaakt, maar het resultaat zal vrijwel altijd beter zijn dan een verkiezing door de leden.
Wat me brengt op de aanleiding van dit stukje: de weigering van Hans Spekman af te treden als voorzitter van de PvdA, en de manier waarop Lodewijk Asscher elke verantwoordelijkheid voor zijn falen woensdag gladjes van zich lief afglijden. Ze laten het laatste woord aan de partijraad komend weekeinde. Dat Spekman aangaf door te willen omdat hij vond dat hij nog een mandaat had gezien zijn herkiezing vorig jaar leek mij het gotspe van de week. Als campagneleider van zijn partij had hij dubbel gefaald (die lijsttrekkersverkiezing werd door hem beschouwd als het beste opstapje naar herstel van zijn partij), zodat er alle reden is om af te gaan door de zijdeur. Maar Hans blijft voorlopig, en lijkt daarmee het vuur van die partijraad al op voorhand naar zich toe te zullen trekken, zodat men niet toe zal komen aan Lodewijk Asscher. Kluchtiger wordt het niet.
Nu ja, bijna niet. Het dieptepunt van partijdemocratisch falen komt ook uit de PvdA, maar stamt alweer uit de jaren zeventig. Het was de tijd dat partijcongressen vrijwel alles bepaalden binnen de partij, en men dacht vanuit zo’n congres mee te kunnen regeren. Wat PvdA-minister Henk Vredeling ooit tot de uitspraak bracht: Partijcongressen kopen geen straaljagers! Een even terecht als dodelijk commentaar. De partijraad van de PvdA is de gekortwiekte opvolger van die congressen, maar nog steeds is het een maandelijks spektakel met teveel loslopende gekken waarnaar serieus geluisterd dient te worden.
Zijn er over die periode van de partijcongressen geen analytische stukken meer beschikbaar? Ik vermoed dat deze ten tijde van en vooral ná het kabinet Den Uyl geschreven zijn, vooral wat betreft de rampzalige kanten er van. Het is een laatste oprisping van de radendemocratie, die in een eerder stadium van de democratische ontwikkeling onhandelbaar bleken. Niemand beseft klaarblijkelijk dat het huidige systeem al een geëvolueerd compromis is van die o zo democratische gedachte. Die gewoon niet werkte, zo is wereldwijd talloze malen bewezen. Leden stemmen een partij naar de afgrond. Daar komt het op neer citeer ik hier met instemming Dick Kraaij in een mail vanmorgen. Zo is het, en niet anders. Brullend over hun emoties, kun je er voor de volledigheid misschien maar beter aan toevoegen. Ik herinner me een zeker CDA-congres in 2010, en hysterisch huilende partijbonzen.
Goede democraten stemmen met hun voeten, alsof ze kiezers zijn. Als de koers van een partij hen niet langer aanstaat, wordt het tijd te vertrekken en mogelijk een nieuwe te beginnen. Daar zou wat losser mee moeten worden omgegaan, maar het zijn juist de carrièrejagers binnen partijen die deze ware woorden moeilijk hanteerbaar vinden.
Blijft over hoe je als pvv een partijkader recruteert en schoolt, zeker als er ook gemeenteraden enburgemeester posten en posities in het middenveld besloten worden.
Met 40 zetels kun je je oververtegenwoordiging nog verdoezelen, met 9 niet meer.
Ook de positie van de vara als enige leverancier van zogenaamde politieke achtergrond dient te worden beëindigd .
PVV, VNL en FvD moeten samenwerken. En een eigen internet-site en een eigen tv-kanaal oprichten.
NPO moet opgeheven worden: UIT de belasting-heffing, UIT het Overheids-budget.