Onderwijs – niet alle vrijheid geeft blijheid
Het is weer toetsentijd in het onderwijs. De examens komen er aan of zijn al begonnen, en in het basisonderwijs nadert het CITO-moment.
Maar eigenlijk meet het onderwijs steeds minder. Hoewel de CITO-toets daar niet automatisch als maatstaf voor te geven is, is duidelijk dat de chaos er eerder groter dan kleiner door wordt. Dat scholen zelf mogen bepalen welke toets ze afnemen (thans bestaan maar liefst vijf goedgekeurde toetsen), en dat voorgaande scores van invloed zijn op de keuze voor een toets, laat zien dat hier een funeste ontwikkeling herkenbaar is.
Het CPB deed onderzoek naar de toetskeuze van scholen in 2016. Van de 10 procent slechtst scorende scholen, stapte 19 procent over. Van de 10 procent best scorende scholen, stapte maar 6 procent over. En deze trend zet zich de jaren daarna door.
Natuurlijk is dit Nederland, dus houdt men een slag om de arm:
Die keuze om over te stappen kan strategisch zijn. “Scholen worden door de inspectie onder meer beoordeeld op de eindtoetsscore. Als een andere toets kan zorgen voor een hogere score, kan dat een prikkel zijn voor scholen om over te stappen.” Toch hoeft dat niet een hoofdoorzaak te zijn, zegt Lisette Swart. “Scholen kunnen ook overstappen omdat een toets simpelweg beter bij ze past.” (mijn vet, H)
Ondanks het mozaïek aan opleidingen in Nederland, zijn er voor politici maar twee types: hoger en middelbaar. Ongeveer de helft van alle kinderen gaat naar het Hoger onderwijs (HBO en universitair) en de andere helft gaat naar het MBO (middelbaar beroepsonderwijs). Lager beroepsonderwijs bestaat niet meer of is hernoemd tot middelbaar – anders wordt onderwijs al direct zo stigmatiserend. Wat stigmatiserend is aan onderwijs naar je behoeften signaleert wat mij betreft de noodzaak die vooral werd gevoeld in kringen die dit hernoemen voorstonden, maar enfin.
De gigantische verschillen in niveau die binnen dat MBO gewoon gevonden worden zijn er mee in tegenspraak, en weinig meer dan de zoveelste poging feiten verteerbaar te maken voor mensen die hen onwenselijk vinden omdat iedereen gelijk zou moeten zijn. Als je iedereen bij de enkels afzaagt worden we allemaal gelijk en even groot, maar dat het daarna en kwestie van schoenmaten wordt schijnt men in deze kringen niet te willen beseffen. Onderscheid is de mens eigen, en dat iedereen gelijk is is een sociaaldemocratische preoccupatie die het gevolg is van weinig intelligent door redeneren dat iedereen gelijke kansen hebben moet. Toen men er achter kam dat zelfs dat maar beperkt houdbaar is, kwam men met de huidige constellatie op de proppen om in ieder geval voor zichzelf de illusie te creëren.
Maar we hadden het over de CITO-toets en wat daar aan vast zit.
Onderwijssocioloog Herman van de Werfhorst is duidelijk in zijn mening: we zouden serieus moeten overwegen of we niet naar één eindtoets terug moeten.
“Ik kan me vinden in de behoefte dat de eindtoetsen beter vergelijkbaar moeten zijn, en waarom niet gewoon één eindtoets?”, vraagt hij zich af. “De variatie en onvergelijkbaarheid ondermijnen de kracht van de toets: een helder en objectief beeld van de leercapaciteiten van leerlingen.”
Zodat:
Omdat geen enkele toets hetzelfde is opgebouwd, is vorig jaar bij elke toets eenzelfde set controlevragen toegevoegd. Een aantal leerlingen per toets maakt die vragen om het niveau te kunnen vergelijken.
Enfin, een typisch voorbeeld van het probleem dat in Nederland de logica proefondervindelijk bewezen moet worden door een paar cohorten kinderen bloot te stellen aan de gevolgen van ideologische nonsens. Met als gegarandeerd gevolg dat nog tenminste vijftig jaar het systeem dat we binnenkort terecht bij het grof vuil zetten zal worden gememoreerd als iets dat voor sommige kinderen beter werkte, zodat de nostalgie er naar een politiek blijvertje zal blijken.
Waar politiek en een ideologie – gericht op gelijkheid mengen – ontstaat ellende. Maar ondanks dat we dat al 2500 jaar voortdurend bewezen zien, blijven we het proberen.
Het basisonderwijs moet op elke school in Nederland aan dezelfde eisen gaan voldoen qua vaardigheden van de leerlingen bij het verlaten van het basisonderwijs. Zonder toetsen, maar met aanbevelingen van de leerkrachten die het kind kennen.
De overheid moet toetsen of de scholen aan de voorwaarden voor het afsluiten van de basisschoolperiode van de betrokken kinderen voldoen door steekproefsgewijs te testen.
Laat het kind/de ouders daarna zelf bepalen wat het voortgezet onderwijs moet worden.
Op de school van de keuze een streng toelatingsexamen invoeren. Niet halen, niet toelaten.
Alleen zo kun je het verder afglijden van het NL’se onderwijs tegengaan en zitten er geen ‘te zwakken’ in te moeilijke klassen die het algemene niveau omlaag halen.
En hebben leerlingen uit alle klassen van de samenleving een eerlijke kans.
Mijn haren zijn grijs. In mijn tijd was CITO nog niet uitgevonden. Ik moest een toelatingsexamen doen voor de HBS, mijn broer voor het Gymnasium. De besten mochten komen. (Nu kan van de Tweede kamerleden alleen Pieter Omtzigt nog goed rekenen en helder denken.) Omdat voor iedereen hoger onderwijs bereikbaar moest zijn, zijn de eisen verlaagd. Het onderwijs uitgehold (gaat hollend achteruit). Met dank aan de PvdA en hun linkse kameraden….
Ik kan mij helemaal niet vinden in dat leraren een advies zouden moeten geven, mijn grootste probleem op school waren juist de leraren, en waar we hopen dat leraren objectief naar hun studenten kijken is een lachwekkende aanname, de meeste leerkachten hebben geen flauw idee van de talenten en kwaliteiten van de meeste van hun leerlingen. OPvallend genoeg als ik terug kijk dan zie moet ik schoorvoetend toegeven dat de leerkrachten waar ik het meeste mee overhoop lag mijn kwaliteiten en talenten duidelijk herkenden, moe werd ik van ze hoe zij mij constant probeerden te duwen naar meer interesse in het leren. Degene waar ik het mee kon vinden waren de leerkrachten die het allemaal wel best vonden en gewoon hun tijd vulden wachtend op de volgende betaalde vakantie.
Persoonlijk ben ik voor testen, elk kinf dient gewoon een basis educatie te ontvangen, en dat is gewoon aan het eind te testen, waarbij we nooit naar beneden aanpassen maar naar boven. Resultaten dienen verdient te worden, en loodgieters en bakkers hebben we ook nodig. Op basis van prestaties zou onderwijs genoten moeten kunnen worden, enkel zij met de hoogste scores mogen studeren, enkel zij die het niveau aan kunnen gaan naar HBO en MBO, anderen zullen gewoon de de arbeidsmarkt moeten instromen, waar zij indien zij dit willen via een omweg in de avond uren en weekenden kunnen doorgroeien, waar anderen de korte en directe weg nemen. Onderwijs gebaseerd op talent en niet op wensedenken waar een ieder gelijke uitkomstn krijgt maar iedereen gelijke kansen. Wat men met de kansen doet is aan de persoon.
Testen dient te gebeuren bij de toelating op een school, en examens dienen te worden gecorrigeerd door anderen leerkrachten van andere scholen, waarbij men enkel een registratie nummer ziet en geen idee heeft over de achtergrond van de leerling. Bureaucratisch maar het zal veel ellende over onzin in het onderwijs verwijderen.
Het hele punt van onderwijs is om kennis bij te brengen.
Het hele punt van een centrale toets is dat men kan vergelijken in welke mate die kennis is overgebracht.
Als men alle scholen vrijlaat in de keuze uit diverse toetsen daalt de waarde van die toetsen. Maar ja, toen ik naar school ging was het, zelfs op het basisonderwijs, mogelijk om te blijven zitten als men niet voldoende kennis had om naar de volgende klas te gaan. Tegenwoordig is dat ook al nauwelijks meer mogelijk, want dat zou traumatiserend zijn en iedereen is gelijk en zo.
Mensen zijn niet gelijk. Hun capaciteiten zijn niet gelijk. Hun aanleg in verschillende zaken is niet gelijk. Het hele idee van ‘iedereen gelijk’ kan slechts tot 1 eindpunt leiden: iedereen even dom en onopgeleid.
Een centrale toets zou slechts een indicatie moeten zijn voor de (gemiddelde) prestaties van die school. Naar welke vervolgopleiding een kind gaat moet afhangen van dat individu en diens capaciteiten. Er is niets mis met iemand die een bekwame loodgieter of dakdekker of metselaar is en die heeft daar geen HBO-diploma voor nodig. Het idee van een ‘kennis-economie’ kan ook alleen gedragen worden als er voldoende mensen zijn die de andere werkzaamheden doen. Een land vol ingenieurs en architecten bouwt immers geen enkel gebouw als er geen bouwvakkers zijn. Om vervolgens eindeloze stromen bouwvakkers te gaan importeren waarvan de kinderen ook allemaal ingenieur of architect of advocaat zouden moeten worden is natuurlijk geen stabiel model.
De leerkracht is over het algemeen zeer goed in staat advies te geven over vervolgonderwijs. Ook zonder eindtoets. Maar we zijn nu aangekomen op het punt dat de eindtoets weer belangrijker zal worden. Veel leerlingen zullen door het (door links veroorzaakte) lerarentekort minder goed onderwijs krijgen de komende jaren. Vele vervangers voor de klas, niet-gekwalificeerde mensen voor de klas, klassen worden verdeeld of naar huis gestuurd, een 4-daagse schoolweek, een zij-instromer voor de klas die met gebrekkige opleiding, -ervaring en -begeleiding staat les te geven, of een samengevoegde klas van meer dan 40 leerlingen. Ook hebben we al gezien dat klassen gewoon opgeheven worden bij gebrek aan een leerkracht, en dit was nog maar het begin.