Olifanten in rechtszalen -3- justitieel activisme
Dit is het voorlopig laatste [1] stuk dat ik schrijf over het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en justitieel activisme. Om met de conclusie te beginnen: we moeten van dit Hof af.
Niet omdat alles wat deze dames en heren zeggen even onzinnig is. Wel vanwege dat justitieel activisme. Meer nog vanwege het feit dat zoveel politici het uitstekend uitkomt zich te kunnen verschuilen achter het gezag van dat Hof in het kader van hun wens zo snel mogelijk tot een wereldregering te komen.
Mijn eerste stuk ging over het pastafarisme-arrest van de Raad van State. Onze HoogstGeleerde StaatsRaden spraken uit dat pastafarisme niet voldeed aan de definitie van een ware godsdienst of levensbeschouwing. Voor onderbouwing verwezen ze naar ‘Europese’ uitspraken die over die definitie zouden gaan, maar dat goed beschouwd niet echt deden. In de uitspraak die ik hier uitgebreid op de korrel neem wordt alleen terloops en via verwijzingen naar weer andere uitspraken, iets gezegd over de ‘definitie’ van godsdiensten en levensbeschouwingen die die naam verdienen.
In het tweede stuk schreef ik vooral over het helemaal niet zo Europese karakter van het Hof.
Dit stuk gaat over de rol, houding en opstelling van dit Hof zelf. Hier baseer ik me vooral op de belangrijkste van die uitspraken waar de RvS dus op twijfelachtige wijze naar verwees.
Bijeenvegen
Bij wijze van bijlage voeg ik onderaan, na de cartoon, een beschrijving toe van de vier zaken die door de ‘Europese’ rechters min of meer gezamenlijk zijn behandeld. Ik heb daarbij jargon en dubbele of driedubbele ontkenningen vermeden. Dat bijeenvegen zelf is overigens een bijzonder aspect van deze uitspraak, die door het rechtsprekende zevental niet wordt toegelicht en mede daarom extra aandacht verdient. Twee belangrijke overeenkomsten tussen deze vier zaken vallen ook bij oppervlakkig lezen al op:
- Alle vier de mensen die tegen Britse uitspraken in Straatsburg in beroep waren gegaan, waren christenen.
- In alle vier de zaken ging het om een conflict dat de klagers (‘applicants’) als werknemer hadden met hun werkgever
Uit de beschrijvingen in de uitspraak rijst het beeld op dat de zaken in bijna alle andere opzichten nogal van elkaar verschilden. Het eerste en het tweede tweetal kenden nog wel een andere duidelijke overeenkomst. Bij het eerste ging het om het zichtbaar dragen van een kruisje op het werk, bij het tweede om de te weinig enthousiaste omarming van homofilie.
Die formulering “te weinig enthousiaste omarming” is natuurlijk van mij. Ik gebruik mijn eigen woorden omdat ik geen last heb van misplaatst ontzag voor mensen op basis van hun positie, laat staan op basis van hun gebruik van jargon. Ik beoordeel mensen op hun gedrag. In dit geval bestaat dat gedrag uit het geven van meningen, het verwijzen naar meningen van anderen en het doen van uitspraken. Van doorwrochte bespiegelingen is geen sprake.
Twee verschillende duo’s van rechters achtten het nodig om een eigen opvatting te laten opnemen in deze uitspraak over vier verschillende, maar toch op een hoop gegooide zaken. Ik weid hier niet verder uit over het opmerkelijke feit dat dus slechts drie van de zeven rechters het met de volledige uitspraak eens zijn.
Andere overeenkomsten
De uiteindelijke uitspraken in de vier zaken zijn ook niet gelijk. De dames en heren staan ook niet expliciet stil bij de vraag waarin deze zaken eigenlijk overeenkomen of verschillen en waarom er (dus) verschillende uitspraken zijn gedaan. Vanwege die verschillen en overeenkomsten zou je juist fundamentele overwegingen verwachten. De genoemde overeenkomsten tussen de zaken zijn opvallend, maar andere overeenkomsten zijn politiek gezien belangrijker. Ik focus op het gemeenschappelijke in de uitspraken: wat zegt dat over het achterliggende gedachtegoed, over de rol, houding en opstelling van dit Hof. Drie dingen springen er uit.
- Dit Hof doet niet aan waarheidsvinding. Zeer beslist niet.
- Dit Hof schrikt er niet voor terug om te schrijven over wat zij van het Hof, toestaan aan overheden van de staten …
- Dit Hof schrijft over ‘legitimate aims’ van de werkgevers in kwestie. Het opmerkelijke aan het gebruik van de term ‘legitimate’ is, dat deze juristen deze bij uitstek juridische term hier gebruiken in de huis-tuin-en-keuken betekenis van het woord: ‘aanvaardbaar’, ‘terecht’ of zoiets. Te vrezen valt zelfs dat ze bedoelen ‘een rechtvaardige zaak’.
Geen waarheidsvinding
Voor wat betreft punt 1 is dit Hof niet uniek. Iets vergelijkbaars geldt immers voor bijvoorbeeld de Nederlandse Hoge Raad: die doet aan cassatie. Wat cassatie ook al weer was? Een Amsterdams advocatenkantoor geeft een heldere omschrijving. De laatste zin ervan zou ik in deze context wel pikant willen noemen:
Tegen een arrest in hoger beroep kan cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld. De Hoge Raad doet de zaak inhoudelijk niet over. Er komt geen nieuw onderzoek naar de feiten en de feiten worden ook niet opnieuw vastgesteld. De Hoge Raad toetst alleen of het hof het recht en de procesregels goed heeft uitgelegd en toegepast, en of een uitspraak voldoende is onderbouwd. Het gaat dus alleen maar om de rechtsregels. Daarom lenen niet veel zaken zich voor cassatie.
Hoezeer die laatste zin hier ook van toepassing is, wordt in deze uitspraak van het ‘Europese’ Hof vooral duidelijk in zaak nummer vier. De betreffende man werd ontslagen omdat hij vreesde dat hij sommige cliënten minder goed kon helpen. Hij had tot ieders tevredenheid relatietherapie gegeven aan lesbische stellen, maar met hulp aan homoseksuelen die met direct seks-gerelateerde vragen worstelden, voorzag hij problemen. Hij wordt door het Hof op zijn plaats gezet, omdat hij daarmee discriminerend bezig zou zijn.
Het aparte is dat de klacht van deze therapeut was dat hijzelf gediscrimineerd werd, dat hij ontslagen werd vanwege zijn christelijke overtuigingen. Vanzelfsprekend heeft in werkelijkheid elk van de ‘counsillors’ die bij dit bedrijf werken, met het ene stel meer moeite dan met het andere. Er zullen er ongetwijfeld zijn die minder moeite dan hun collega’s hebben met stellen die van SM houden, of met mensen met pedoseksuele neigingen. Een counsillor bij dit bedrijf kan bij wijze van spreken ook moeite hebben met anale seks, los van de vraag of het om stellen gaat van hetzelfde of van verschillend geslacht.
Meneer McFarlane had het misschien beter niet over die discriminatie boeg gegooid… Het gebruik van de term discriminatie vraagt immers om zwaaien met tolerantie-vlaggen en om justitieel activisme. Het zevental in kwestie gebruikt de onhandige voorzet om een treffer tussen ’s mans eigen doelpalen te scoren!
Artikel 9 van het verdrag waar dit Hof over gaat, gaat namelijk niet over achterstellen (of voortrekken) van mensen met een bepaalde religie [2] maar heel nadrukkelijk om het manifesteren van een geloof.
Deze ‘Europeanen’ wrijven dat manifesteer-aspect onder zijn neus. Maar in tegenstelling tot de dames van zaak 1 en 2, met hun kruisjes, wilde deze meneer zijn geloof helemaal niet manifesteren. Toch maakt dit Hof van zijn zaak ook een zaak over díe kwestie.
Een ander pijnlijk aspect van dat “niet aan waarheidsvinding doen” wordt geïllustreerd in de beschrijving van de zaak van applicant 1, mevrouw Eweida [3]. Op de ene plaats in de tekst is er sprake van dat de klaagster thuisbleef, op een andere plaats dat ze naar huis gestuurd werd. Een nogal belangrijk detail voor de banale werkelijkheid. Maar voor deze uitspraken zijn de feitelijke gedragingen van de betreffende werknemer en werkgever van geen enkel belang.
Wat wij zoal toestaan
In cassatie-zaken bij onze Hoge Raad worden (alleen) lagere rechters op de vingers getikt. Er wordt bijvoorbeeld niets gezegd over politie of verbalisanten. Door dit Hof worden alleen overheden op de vingers getikt. De werkgevers worden niet beoordeeld.
In het ene geval waarin de klager gelijk kreeg (mevrouw Eweida), hoefde de werkgever niet te dokken, maar de Britse belastingbetaler wel. Vijf van de zeven rechters waren zelfs van mening dat de klaagster niet alleen haar gemaakte kosten ruim vergoed diende te krijgen maar ook recht had op smartegeld.
De Hoge Raad acht het niet nodig om in haar uitspraken eraan te herinneren hoe machtig zij is. Dit ‘Europese Hof’ wel. Letterlijk stellen de dames en heren dat:
The Court generally allows the national authorities a wide margin of appreciation when it comes to striking a balance between competing Convention rights.
Men had ook kunnen schrijven dat het verdrag die ruimte liet. Deze formulering gebruiken ze nota bene in het derde geval: de vrouw die het leiden van ceremonies horend bij homohuwelijken liever aan haar collega’s bij de deelgemeente overliet. Die collega’s vonden dat zíj daarmee dan weer voor het hoofd gestoten werden. Van klachten van homostellen was –uiteraard– geen sprake. Wie zou op zijn of haar feestje een belangrijke rol willen laten spelen door iemand die dat feestje afkeurt?
Inpeperen als ‘Legitimate aim’
Net als in de andere drie zaken benadrukt het Hof hier dat de deelgemeente een goede reden had om mevrouw drie aan te pakken zoals ze gedaan hebben. Het hof steekt daarmee overigens nog gunstig af bij het Britse ‘Court of appeal’ dat gesteld had dat:
… once Ms Ladele was designated a Civil Partnership Registrar, Islington was not merely entitled, but obliged, to require her to perform civil partnerships.
In de eerste aanduiding van deze zaak is er sprake van huwelijk, marriage. Mevrouw had in verband met haar geloof moeite met het huwen van twee mensen van hetzelfde geslacht. Hier is dan weer geen sprake van huwelijk maar van geregistreerd partnerschap. Hoe kan dat? De uitspraak van het Hof is hierover nogal slordig.
In December 2005 Islington decided to designate all existing registrars of births, deaths and marriages as civil partnership registrars. It was not required to do this; the legislation simply required it to ensure that there was a sufficient number of civil partnership registrars for the area to carry out that function. Some other United Kingdom local authorities took a different approach, and allowed registrars with a sincerely held religious objection to the formation of civil partnerships to opt out of designation as civil partnership registrars.
Wettelijk was de deelgemeente dus verplicht om ervoor te zorgen dat er genoeg mensen waren om die geregistreerde partnerschappen te registreren. De vraag of de geregistreerde partnerschappen nu identiek zijn aan (homo)huwelijken, blijft in het vage.
De raad van de betreffende deelgemeente wilde duidelijk niet zozeer de homo’s ter wille zijn maar wilde die ‘registrars’ inpeperen welke opvattingen over het (homo)huwelijk de juiste zijn. De rechters van het Europese Hof stellen wel vast dat die deelgemeenteraad niet zo had hoeven handelen, maar stemmen op indirecte wijze van harte in met de aanpak door deze raad. Ze stellen namelijk dat de raad ‘legitimate aims’ nastreefde en met dat streven bedoelen ze dan de promotie van gelijke kansen.
Misschien ligt het aan mijn gebrekkige kennis van de Engelse taal, maar op mij komt het scharen van het homohuwelijk onder de noemer van (equal) ‘opportunities’ sowieso nogal geschift over. Maar zelfs dan: dat ‘rechtvaardige doel’ betreft hier dus niet het (instellen van het) homohuwelijk zèlf maar het uitdragen, via de ondergeschikten op de werkvloer, van een gedachtegoed. In dit geval het enthousiast uitdragen van de opvatting dat het homohuwelijk helemaal okay is. Andere denkbeelden zijn, in de woorden van Orwell, uitingen van wrongthink die moeten worden uitgebannen.
De olifanten
De hoofddoek is de belangrijkste olifant. Iedereen snapt dat dat ‘manifesteren’ in het mensenrechtenverdrag staat vanwege de hoofddoeken. De doeken die vele malen prominenter aanwezig zijn dan de meest opvallende christelijke kruisjes ooit waren. De doeken die, indien je wat weet van de leer van Mohammed, je indringend herinneren aan het expliciete doel om ermee te discrimineren; discrimineren tussen mohammedaanse en niet-mohammedaanse vrouwen. En daarnaast is er dan nog die hulp-olifant van dat absurde concept van de ‘positieve discriminatie’.
Van enig manifesteren was helemaal geen sprake in zaak 3 en 4. Bij zaak 1 en in mindere mate bij zaak 2, wel. Mevrouw 1 heeft gelijk gekregen. Anders zou de olifant ook wel erg zijn gaan opvallen, vanwege de absurditeit van afwijkende, dus niet uniforme uniformen, voor mohammedaanse vrouwen en mannen die het sikh geloof aanhangen.
Mevrouw 2 kreeg geen gelijk omdat voor het kruisjesverbod het argument veiligheid was aangevoerd.
Het Hof vraagt zich beslist niet af of dit eigenlijk geen gelegenheidsargument is. Is aangetoond dat een kruisje dat bengelt aan een halskettinkje gevaarlijker is dan een haarspeld die uit je haar kan vallen? Een deel van de patiënten op leeftijd waar het om gaat, heeft geestelijke problemen. Die zouden aan het kettinkje van de christelijke verzorgster kunnen trekken. Dit wordt niet afgewogen tegen de vraag of de voorgeschreven vorm van de mohammedaanse sluiering –geen loshangende doek maar een “close-fitting “sports” hijab, resembling a balaclava helmet”– geen onnodige angst bij die categorie patiënten zou kunnen oproepen.
Op de werkplek is dat manifesteren van eigen gelovigheid als zodanig gewoon gekkigheid. Die kruisjes vormden nooit enig probleem, geen enkele wrijving zelfs, voordat de moslima’s arriveerden met hun hoofddoeken. Hoogstwaarschijnlijk waren de beide eerste klaagsters nooit gaan protesteren, laat staan procederen, wanneer ze niet voortdurend hoofddoeken om zich heen zagen die wel mochten.
Sterker nog: het Hof schrijft zelf ook gewoon op dat dat manifesteren van je geloof op je werk eigenlijk gewoon gekkigheid is. Je kunt immers ook ergens anders gaan werken en je kunt op allerlei andere plaatsen dan op je werk manifesteren dat je een ware gelovige bent. Maar ja, iedereen weet het: de mohammedaanse hoofddoek he. Dus daarom voegt het Hof er dan weer aan toe dat dat te kort door de bocht zou zijn: er moet een aanvaardbare afweging zijn gemaakt…
Het homohuwelijk in Rusland …
Het verschil tussen de zaken over de kruisjes aan de ene kant en die over homoseksualiteit anderzijds is enorm. De rechters van dit Hof verklaren hierover echter eenvoudigweg plechtig en krachtig:
1. Decides unanimously to join the applications.
In de zaken die betrekking hebben op homoseksualiteit komt het justitieel activisme aanzienlijk pijnlijker tot uiting dan in de kruisjes-zaken. In alle openheid stellen ze vast dat:
It has also held that same-sex couples are in a relevantly similar situation to different-sex couples as regards their need for legal recognition and protection of their relationship, although since practice in this regard is still evolving across Europe, the Contracting States enjoy a wide margin of appreciation as to the way in which this is achieved within the domestic legal order.
Die ontwikkelingen rond het homohuwelijk zijn dus nog gaande. En let wel: het gaat hier niet om een recht dat vastgelegd is in het verdrag waar dit Hof op zou toezien. Sterker nog: slechts 15 van de 47 ‘Europese’ landen die meedoen met dit Hof, kennen het homohuwelijk. In een aantal van die 32 overige landen is het huwelijk als iets tussen een man en een vrouw zelfs in de grondwet vastgelegd! De rechters bij dit Hof houden zich dus bezig met toekomstige ontwikkelingen zoals zij die zich zien ontrollen…
Broeinest
Ik wil hier tot slot nog iets terughalen uit twee stukken die niet over het Europese Hof voor de Rechten van de Mens gingen, maar (al wel) over justitieel activisme. Actueler dan ooit vanwege dat wel of niet bindend zijn van het Marrakesh-verdrag over het faciliteren van meer, meer, meer migratie naar Europa.
Toen meneer Corsten na het eerste proces tegen Wilders vanwege zijn ‘meinetentje’ in zijn keizerlijke hemd was gezet, werd hij als voorzitter van de Hoge Raad opgevolgd door meneer Feteris. In dit stuk liet ik zien dat deze meneer een groot voorstander van justitieel activisme is. Mijn conclusie:
Er is een politieke strategie nodig om het hoofd te bieden aan dat fenomeen van het juridisch activisme. Dat is geen kattenpis. Maar we kunnen er niet omheen.
Waarom dat zo is, kan niet beter geïllustreerd worden dan via de Van Dale-citaten in de afbeelding boven dit stuk: onder mensen met nogal wat macht leeft de opvatting dat bevolking en foute politici ingepeperd moet worden dat ze, ja wat eigenlijk? Moeten lijden?
Het wezen van een rechtstaat is dat bepaalde zaken niet getolereerd worden en dat er effectief opgetreden zal worden tegen overtreders van de wetten. En ‘reguliere rechtspleging’ is iets voor soevereine staten, niet iets voor instituties die door kleine, maar goed georganiseerde, minderheden worden opgedrongen aan de bevolking. Niet voor lieden die handelen vanuit de bewuste of onbewuste overtuiging dat ‘we’ bezig zijn een wereldregering op te zetten en narigheid in de wereld uiteindelijk altijd de schuld is van wat westerse staten op hun geweten hebben.
Dat activisme zie je in de uitspraak van het Europese Hof het duidelijkst terug in verband met het vooruitlopen op hoe de praktijk zich wel zal ontwikkelen. Hoe gevaarlijk dat justitieel activisme juist in ‘Europese’ context is, werd duidelijk uit de woorden van de vorige (vice) voorzitter van de Raad van State, meneer Donner in een officieel stuk dat hij de merkwaardige naam De Raad in de staat had meegegeven.
Maar gaat het wel om seniliteit of gebrek aan realiteitszin? Laat deze passage van bladzijde 15 eens bezinken:
De groeiende tegenstelling tussen democratie en rechtsstaat in een aantal lidstaten schept een bijkomend probleem voor de Europese Unie. Die gaat uit van lidstaten die democratische rechtsstaten zijn en van Europese verplichtingen die zonder meer als recht worden toegepast. De Europese Unie kent geen politie die verplichtingen doet naleven. Zij berust op het concept dat Unierecht onbevooroordeeld en onafhankelijk door de nationale rechter wordt toegepast en een rechterlijke uitspraak door de nationale overheid wordt uitgevoerd.
Uit de hele context valt op te maken dat hij de vetgemaakte regel hier als een probleem opvoert. En in de zin ervoor en die erna staat zijn antwoord. In gewoon Nederlands: de ‘nationale’ rechters vormen de schakel die garandeert dat Brussel de baas is over Den Haag.
Met dat in het achterhoofd valt ineens op dat in de titel van zijn beschouwing ‘raad’ wel maar ‘staat’ niet met hoofdletter is, terwijl het hier toch echt om het jaarverslag van de “Raad van State” gaat. Met twee hoofdletters. Het “State” in de naam “Raad van State” verwijst gewoon niet meer naar de Staat der Nederlanden, maar naar iets als ‘statelijkheid’. Lees het hele verhaal, huiver even en wordt dan politiek actief/actiever om het partijkartel te overwinnen.
- Het voorlopig laatste: het derde stuk om precies te zijn. Ik schrijf voorlopig omdat tijdens de studie en het schrijven de aandrang om nog meer stukken te schrijven, toenam.
- Zoals ik al mijn eerste stuk al schreef: een paar eeuwen geleden had de Nederlandse grondwet een heel verstandige en praktische regel met betrekking tot de godsdienstvrijheid: “Geene burgerlijke voordeelen, of nadeelen, zijn aan de belijdenis van eenig Kerkelijk Leerstelsel gehegt.” Geen vermelding van het rare begrip discriminatie en vanwege dat werkwoord ‘hegten’ is ook duidelijk dat het hier om bevoor- of benadeling betreft door de overheid.
- In de zaak die ik in het tweede stuk in deze serie aanhaalde, lag de onduidelijkheid over wat zich in feite had afgespeeld er nog dikker bovenop.
BIJLAGE
‘Applicant 1’ Eweida (tevens naamgever van het arrest), hangt het Koptisch geloof aan. Ze is op haar 18e verhuisd van Egypte naar GB. Ze werkt bij British Airways, geen overheidsbedrijf. Van B.A. mocht ze haar kruisje niet meer zichtbaar dragen, omdat dat niet paste in nieuwe ‘uniform’-voorschriften. Uniform tussen aanhalingstekens, want voor mohammedaanse vrouwen was expliciet de mogelijkheid geschapen een ‘eigen uniform’ te dragen: inclusief ‘hijab’ in bedrijfskleuren. Zoals vaker in dit soort gevallen was er ook nog een regeling voor een ‘uniform’ voor mannelijke sikhs: zij mochten een tulband dragen. Eweida sputterde eerst alleen tegen, maar in oktober 2006 pikte ze het niet langer. Het bedrijf wilde haar een functie geven waarin ze niet langer met klanten omging en geen ‘uniform’ hoefde te dragen. Ze weigerde, en bleef thuis. Puur praktisch gezien was dit de kern van de zaak: kreeg ze wel of niet salaris over die maanden?
In reactie op de publiciteit rond haar zaak wijzigde het bedrijf de uniform code: “Certain symbols, such as the cross and the star of David, were given immediate authorisation”. Mevrouw ging daarna weer onmiddellijk aan het werk. Ze claimde dat ze slachtoffer was van “indirect discrimination”. Dat was een beetje onhandig geformuleerd: het ging natuurlijk om de overduidelijke ‘positieve discriminatie’ van, laten we maar zeggen: andersgelovigen.
Het Britse Employment Tribunal vond dat zo’n kruisje niet verplicht was voor christenen.
Ze ging in GB in beroep en de Employment Appeal Tribunal deed een opmerkelijke uitspraak: dat het volgens die eerste uitspraak voor christenen niet verplicht is om zo’n kruisje te dragen, deed er volgens hen niet toe, maar mevrouw had dan weer niet aangetoond dat er een hele groep benadeeld werd…
Eweida ging weer in beroep: nu bij het Court of Appeal. Dat gaf toe dat dat eerste ‘tribunaal’, het Employment Appeal Tribunal, gelijk had, maar voegde er dan weer aan toe dat die zogenaamde ‘uniform’-code een ‘legitimate aim’ had…
Verder verwezen ze naar weer een andere uitspraak waarin een Britse rechter, (ene Bingham, een lord) “had analysed” dat de godsdienstige manifesteer-rechten van de mens niet van toepassing zijn op de werkvloer omdat men immers ook ergens anders kan gaan werken en dat je best ook op een andere manier met je geloof kunt omgaan… Door ging het naar het Supreme Court van GB, maar die behandelde de zaak niet eens (‘niet ontvankelijk’).
Het Europese Hof geeft haar nu grotendeels gelijk. De uitspraak heeft geen effect voor het bedrijf B.A., maar wel voor de Britse belastingbetaler: de overheid moet haar namelijk geld geven. Dat geld is niet om het achterstallige loon te compenseren, maar om de juridische kosten te dekken. Vijf van de zeven rechters zijn van mening dat de Britse overheid haar ook smartengeld moet uitbetalen omdat ze verzuimd had mevrouw te beschermen tegen het leed dat haar werkgever haar had aangedaan…
‘Applicant 2’, mevrouw Chaplin, was verpleegster bij een overheids ziekenhuis.
Ze droeg een kruisje sinds haar ‘vormsel’. De kleding instructie van het ministerie van volksgezondheid bevatte ook voorschriften mbt sieraden: “If worn, jewellery must be discreet”. Paragraaf 5.3.6. uit de regeling komt op het eerste gezicht over als een sarcastische grap van de rechters:
De zaak verschilde sterk met die van zaak nummer 1: het ging niet om uniformiteit, of om het uitdragen van de boodschap dat moslima’s en Sikhs wel, maar christenen niet op de werkvloer mogen manifesteren dat ze een bepaald geloof aanhangen, maar om de veiligheid van patiënten en verplegend personeel. Bengelende kettinkjes zouden gevaar kunnen opleveren. Patiënten zouden aan de ketting kunnen trekken, de ketting zou in contact kunnen komen met open wonden… In deze zaak is meer nadrukkelijk sprake van een vergelijking met attributen geassocieerd met andere geloven: de sikhs hadden zich neergelegd bij het niet mogen dragen van hun ‘religieuze wapen’ Een Kripan heet zo’n ding.
. De mohammedaanse dames mochten hun hoofd niet bedekken met willekeurig welke vorm van sluiering: het moest dan een uitvoering zijn “resembling a balaclava helmet”. Zowel oren als mond bedekt dus, kennelijk ging het hier om niqaabs.
Onder verwijzing naar de zaak van Eweida gaf het Court of Appeal aan dat haar zaak kansloos was.
Het Europese Hof geeft deze mevrouw op alle punten ongelijk.
‘Applicant 3’, mevrouw Labele, werkte voor een Londense deelgemeente en tot haar takenpakket behoorde het sluiten van huwelijken. De gemeenteraad was trots op haar eigen ‘diversiteitsbeleid’ en wenste –in haar eigen woorden– discriminatie van welke vorm dan ook, te bestrijden. Zo beloofde ze ook op te treden tegen “harassment, victimisation (sic) an bullying through prejudice, ignorance, thoughtlessness (sic) and stereotyping”
Voor mevrouw 3 cruciaal was de toevoeging: “All employees are expected to promote these values at all times.” Die ‘verwachting ging vergezeld van een dreigement met disciplinaire maatregelen. Hoewel ze werk deed voor en betaald werd door de gemeente was ze er niet bij in dienst! Terwijl het conflict gaande was, werd in dienst zijn bij de deelgemeente alsnog verplicht voor mensen die huwelijken afsloten.
Mevrouw Labele achtte het homo-huwelijken strijdig met haar geloof en wilde met name de ceremonies aan haar collega’s overlaten. Die collega’s vonden dat zij daardoor gediscrimineerd werden. In andere deelgemeenten werd een en ander in goed overleg geregeld tussen de gewetensbezwaarden en de mensen die geen probleem hadden met het sluiten van homo-huwelijken, maar de planning werd onmiskenbaar wat lastiger. Labele werd opgedragen ook die ceremonies uit te voeren. Alsof je je huwelijksplechtigheid zou willen laten uitvoeren door iemand die afkeurend staat tegenover jouw (soort) huwelijk!
Het Court of Appeal deed een in meerdere opzichten opmerkelijke uitspraak: mevrouw Ladele deed aan discriminatie in het kader van een beleid van de deelgemeente dat een “laudable aim” diende. Daar heb je het weer! Haar weigering was een belediging voor homoseksuele collega’s (!) en haar visie op het huwelijk behoorde niet tot “the core of her religion”. Nog opmerkelijker, in niets herinnerend aan rechtspraak, was de uitspraak dat iedereen die huwelijken sloot moest “manifest equal respect for the homosexual community (!!) as for the heterosexual community”. De Britse Supreme Court nam haar zaak niet eens in behandeling.
De rechters van het Europese Hof waren weer verdeeld, maar deden toch uitspraak. Met gevoel voor understatement verklaren de dames en heren dat de praktijk van huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht “is stil evolving”. Maar toch is “zonneklaar dat het doel van die plichten opgelegd aan medewerkers een legitiem doel was”.
‘Applicant 4’ werkte bij het bedrijf ‘Relate Avon’ als ‘counsellor’. Ook deze zaak draaide om de houding van christenen tegenover en hun omgang met homofilie; Hier ging het echter niet over homo-huwelijken maar om homo-seks. Het bedrijf heeft vastgelegd dat elke therapeut “[should] be aware of his or her own prejudice and stereotyping and particularly to consider ways in which this may be affecting the therapeutic relationship”.
Het bedrijf meende bij meneer McFarlane weerstand waar te nemen tegen “work on sexual issues with homosexual couples”. Hoewel hij eerder zonder problemen gewerkt had met lesbische stellen, gaf hij toe dat hij in sommige situaties wel voor problemen zou kunnen komen te staan, waarop zijn manager verklaarde dat “it would not be possible to filter clients”! Evengoed bleef hij applicant 4 nog vertrouwen. Zo niet zijn direct leidinggevende en vervolgens de manager ook weer niet en meneer McFarlane werd ontslagen.
In de ‘rechtszaken’ daarna stelde het Employment Tribunal dat de man niet gediscrimineerd was omdat hij niet ontslagen was vanwege zijn geloof, maar omdat hij niet deed wat het bedrijf hem opdroeg, namelijk: “comply with the policies which reflected Relate’s ethos”. En: “the aim (…) was legitimate”.
Beide beroepsinstanties weigerden McFarlane’s zaak in behandeling te nemen onder verwijzing naar de zaak van applicant nummer 3, Ladele. Letterlijk: “the present case could not sensibly be distinguished from Labele”.
Het Hof stelt dat ontslag best een ernstige sanctie was maar dat de ‘legitieme doelen’ van het bedrijf zwaarder wegen. Dat doel zou zijn “providing a service without discrimination”.
Dank voor de presentatie van dit actuele probleem en het heldere en doortimmerde verslag.
In zijn algemeenheid; u loopt aan tegen de nieuwe wereldorde van de internationale socialisten met hun centraal geleide economieën. Ze hebben een plan en zijn goed georganiseerd. En hebben zich alle staatsinstituten toegeëigend en bemand met geestverwanten. Op de flanken worden ze bijgestaan door de media en de rechterlijke macht. M.a.w. de staatsmacht in handen een ideologische groep socialisten. Onaantastbaar.
Volgens mij is de zaak die u aanbrengt terug te voeren tot dit fundamentele probleem!?
Daarentegen is er bij de liberalen zelfs nog geen begin van een juiste probleemdefinitie gemaakt, laat staan een organisatie opgezet met een strategie en heldere doelen. Hier en daar worden enkele individuele pogingen ondernomen zonder ook maar het geringste effect. Ook het FvD en de PVV, waar veel mensen hun hoop op hebben gevestigd, is niet meer dan gecontroleerde oppositie. Uiteindelijk zullen zij ook onderdeel gaan uitmaken van het establishment o.i.v. de gecorrumpeerde staatsinrichting.
Mijn advies: Uw case study verdient bewaard te worden en opgeslagen bij de andere gedocumenteerde bewijzen van mistoestanden in de rechtsstaat. T.z.t. knallen we er wel een SWOT-analyse, strategie, plan van aanpak en risico analyse tegenaan. En gaan we meespelen!
Nederland mijn vaderland.
Inderdaad, het activisme is doorgedrongen tot de haarvaten van de staatsinstituties. En wordt steeds openlijker bedreven. Men komt er mee weg. Keer op keer op keer.
Belangrijk artikel……………………………………………………………
Al jaren schrijf ik het :
alles wat zogenaamd “internationaal ‘recht’ / afspraken /
“wetgeving” [ sic! ] / [com-]pacts, overeenkomsten / intentie-verklaringen” genoemd wordt,
is nooit democratisch besloten en rechtstatelijk verantwoord, tot stand gekomen.
Al deze konstrukties hebben dan ook – principieel – geen rechts-geldigheid.
Deze “internationale formuleringen” zijn strijdig met de Grondwet van landen. Tegenstrijdige regels kunnen nooit tegelijkertijd, rechtskracht bezitten.
Elke Grondwet wordt er door ontkracht. En daardoor wordt ook alle overige nationale wetgeving ontkracht.
Dat is juridisch onbestaanbaar.
En : principieel, in alle opzichten, onaanvaardbaar.
Elke rechts-zekerheid wordt weggegooid en kapot gemaakt.
De resultaten zijn : wetteloosheid,
en daarna : onrecht, criminaliteit, geweld, terrorisme, omvolkingen / genocides.
Zoals boven uitgelegd door anderen : het zijn de praktijken van de totalitairen :
van internationaal-socialisten en van islamisten.
Uiteindelijk zullen de islamisten, alle anderen uitroeien.