DE WERELD NU

De nefaste tachtiger jaren: bakermat der Millennials

Millennials

Waar ging het mis? Of vroeger alles beter was kun je heel terecht betwijfelen, maar begrijpelijker en beter gestructureerd was het zeker. Maatschappelijk houvast is belangrijker dan vaak wordt aangenomen.

Nog steeds, en misschien wel steeds meer plukken we de wrange vruchten van de jaren tachtig, zoals de millennials die zich opsmukken met het epitheton ‘kosmopolitische wereldburger’, maar die in werkelijkheid vooral de eigen individuele mening aan anderen proberen op te leggen, onder het motto:

“Ik ben een God in ‘t diepst van mijn gedachten”. [1]

In de tachtiger jaren ging onze sociale cohesie op diverse fronten stuk en verdwenen morele en ideologische bakens. Historici, politicologen, sociologen en journalisten hebben – op een paar uitzonderingen na – 40 jaar lang opmerkelijk gefaald in het evalueren – laat staan van het voorspellen – van de consequenties van vermijdbare en onvermijdbare maatschappelijke veranderingen. Zij waren niet anders dan de rest van de bevolking die net zoals de spreekwoordelijke kikkers in een pan kokend water niet in de gaten hadden wat er gebeurde. [2]

Territoriale sociale cohesie
In de zestiger jaren was de teloorgang van de sociale cohesie al op gang gekomen doordat men minder afhankelijk werd van mensen in de omgeving. Men hoefde geen vertier meer te zoeken op straat of in de kroeg, thuis had men de TV En zolang iedereen naar het enige kanaal keek, had men de dag erna gespreksstof te over op het werk, of wachtend op de bus. Dus enerzijds isoleerde men zich, maar anderzijds was de TV bijna overal juist een grote verbinder. Een uitzondering waren de Oostelijke regio’s waar de Duitse zender vaak favoriet was, en waar men dus al een begin zag van de huidige situatie: iedereen kijkt naar een andere zender of naar internet, en de TV is steeds minder een prettig onderwerp om met anderen beleefd over te converseren. Uiteraard komt de TV nog steeds ter sprake, maar dan vooral als het gaat om choquerende of ontroerende gebeurtenissen voor zover die zich niet afspelen in het thuisland van de gesprekspartner.

We bleven niet alleen meer thuis, maar reisden ook verder weg: bromfietsen en auto’s werden betaalbaarder en het openbaar vervoer werd sterk uitgebreid. En zo werd het bijwonen van vergaderingen in de eigen wijk van (afdelingen) van organisaties zoals vakbonden, kerken, politieke partijen, postduivenverenigingen etc. langzaam aan minder interessant. Tot in de jaren tachtig was er een druk vergaderbestaan voor de gewone burger. Men bezocht een vergaderingen in het wijkgebouw niet alleen om de inhoud, maar ook vanuit het morele besef dat ieder wat moet bijdragen aan de samenleving in de vorm van denkwerk, tijd of geld. Dat sprak vanzelf. Ook gaf men, net als nu, door aanwezigheid morele steun aan anderen die staan voor dezelfde principes, maar vergaderen was ook een bron voor nieuwtjes, een gelegenheid om elkaar te spreken en uiteraard voor de gezelligheid na afloop aan de bar.

Overheidsgezag
Dat bloeiende vergadercircuit was de basis van de acceptatie van het overheidsgezag. Immers, nieuwe ideeën, en voorstellen voor nieuwe wetten werden eerst in de week gezet aan de basis. Allerlei afdelingsbesturen kregen directieven van hun landelijk bestuur om nieuwe ideeën eerst voorzichtig in eigen kring met de basis te bespreken, om draagkracht te creëren voor nieuwe politieke ideeën, bij zowel de arbeiders in de vakbonden en de PvdA, de middenstanders van de VVD en doorheen de hele maatschappij door de op religie geïnspireerde – verticale politieke en kerkelijke organisaties. Het is dan ook geen wonder dat door het wegvallen van het politieke substraat de laatste jaren mensen zich steeds minder verbonden voelen met de eigen Nederlandse wetgeving.

Nieuwe buren
De influx van grote groepen gastarbeiders met hun eigen sociale infrastructuur, de stadsvernieuwing, en de daarop volgende witte vlucht holde de sociale infrastructuur uit. In de oude stadswijken kwam voor de diverse buitenlandse groepen gastarbeiders aanvankelijk één ‘eigen’ wijkgebouw en successievelijk splitste zich daar allerlei groepen vanaf die ook allemaal een eigen gesubsidieerd gebouw kregen. En zo ontstond bij de immigranten in strijd met alle goede bedoelingen een verkeerd beeld van onze maatschappij en een ontwikkeling van segregatie en verzuiling die geheel omgekeerd was aan die van de Nederlanders in dezelfde wijken. [3]

Want hoe anders waren de veranderingen voor de oude wijkbewoners: zij raakten successievelijk hun buren, kennissen, verenigingen, verenigingsgebouwen, kerken en volkstuinen kwijt. Alleen bij protestbijeenkomsten als er weer een deel van de oude sociale infrastructuur werd opgedoekt was men weer als vanouds onder elkaar. En zo werden de laatste wijkbewoners soms tot de risee van de goegemeente, omdat men zich vastklampte aan het laatste eigen achenebbishe parkje of trapveldje. De vroegere minister van Volkshuisvesting Winsemius vertelde dat hij pas toen hij allang met pensioen was, begreep dat het die mensen in het diepst van hun ziel helemaal niet om dat parkje ging, maar dat ze eigenlijk om hulp riepen omdat ze niet wilden of konden omgaan met de veranderende wereld die hen werd opgedrongen.

Functionele sociale cohesie
Zo verdween dus de territoriale sociale cohesie die deels werd vervangen door een functionele sociale cohesie, waar gelijkgestemden elkaar vonden zoals blijkt uit de opbloei van sportverenigingen in die tijd, en in onze tijd zijn zelfs sommige sociale media een beperkte Ersatz geworden voor de gemiste persoonlijke contacten.

Altruïsme en caritas
In de tachtiger jaren kwam de laatste klap voor de oude sociale structuren. Bedrijven die decennialang de trots waren geweest van stad of dorp gingen failliet of verplaatsten de productie naar het buitenland, en er kwam niets voor terug. Nederland werd – meer dan andere landen vanwege onder andere een geboortegolfje in de zestiger jaren – getroffen door grote werkloosheid. En er werd bedacht dat de werklozen dus maar vrijwilligerswerk moesten gaan doen. Een aantal handige lui die geld wilden verdienen aan die gedwongen vrijwilligers, wist onze overheid wijs te maken dat voortaan voor vrijwilligerswerk professionele contracten moesten worden opgesteld, en dus moesten ineens mensen die al jaren hun zielige buurvrouw verzorgden daarvoor een contract tekenen dat ze dat een jaar zouden blijven doen. Aangezien het woord vrijwillig niet samengaat met verplichting hielden veel vrijwilligers er mee op. En zo verdween ook altruïstisch vrijwilligerswerk. Dat was aanvankelijk vaak opgericht door de kerken, wier aanhang toch al was uitgedund toen in 1965 de Algemene Bijstandswet de noodzaak van kerkelijke charitas ophief en mensen dus niet meer uit financiële noodzaak hoefden te kerken. Zo verminderden niet alleen de maatschappelijk taken van de lokale kerken, maar ook het aantal sociale contacten tussen de wijkbewoners van verschillende standen. Overigens was deze ontwikkeling wel door de kerken voorzien, maar dat werd wijselijk niet aan de grote klok gehangen.

Arbeidsvreugde
Door de economische crisis en de Nederlandse economische politiek werden voor het eerst sinds de dertiger jaren mensen in alle sociale klassen getroffen door werkloosheid. Dat was schrikken, want we wisten niet beter dan dat de groei van welvaart en welzijn nooit voorbij zou gaan. En zo werden studiegenoten, vrienden en collega’s ineens concurrenten en werd het samenleven minder harmonieus. Bedrijven zonder voldoende klanten moesten sluiten, zoals grote ondernemingen waar we als Nederlander zo trots op waren zoals RSV en Fokker. Mensen die werkten in de primaire en basale secundaire sector werden bovendien weg geconcurreerd door illegale gastarbeiders die gesteund werden door hun eigen PvdA en sommige kerkbesturen, die daarmee hun eigen cliënteel pootje haakte.

Bedrijven konden soms het hoofd boven water houden door hun overtollige oudere personeel te dumpen in de Arbeidsongeschiktheidswet. Dat bleek in veel bedrijven echter een slechte keus. Men was vergeten dat een arbeider veel meer is dan een verlengstuk van de machine, en mensen met een lage persoonlijke productiviteit kunnen juist productieverhogend zijn voor anderen door hun kunde of sociale vaardigheden. Dat werd duidelijk in heel wat typekamers waar soms wel zo’n zestig vrouwen handgeschreven teksten moesten uittypen. Toen de oudjes met hun stramme reumahanden waren geloosd in de WAO, was er geen stijging van de productiviteit doch een daling. Want het evenwicht was verstoord en de jonge meiden vlogen elkaar voortdurend in de haren, net zoals op het schoolplein van sommige LBO’s. Het bleef in veel bedrijven nog lang onrustig, en tegenwoordig gaan ontslagrondes volgens het afspiegelingsprincipe.

Collegialiteit
Door de grote werkloosheid (alleen al bij OGEM en RSV verloren bijna 40.000 mensen hun werk) was het voor velen aantrekkelijker om door te studeren. En natuurlijk is het fantastisch dat iedereen de kansen krijgt om zijn gaven optimaal te ontwikkelen. Het neveneffect is dat er geen ‘gratis’ intellect meer is op de werkvloer: vroeger hadden meisjes bijvoorbeeld vaak niet de kans of de ambitie om arts te worden en waren ze tevreden met een verpleegstersbaan. Dat was prettig voor iedereen: de verpleegster stond als het ware boven de materie en werkte in alle rust en zekerheid, en was een vraagbaak voor haar minder begaafde collega’s. Sinds op de scholen iedereen wordt gepusht tot het hoogst haalbare, wordt werk nu vaak gedaan door mensen die dat maar net of net niet aankunnen, en dus bouwt de werkgever (schijn)zekerheden in door middel van de gehate invulformulieren en protocollen die de werknemer tot een soort ponskaart automaat degraderen. En zo veranderde de collegiale werkomgeving in een nare kaste-maatschappij gebaseerd op schoolopleiding (en dus eigenlijk op i.q).

De miskende ideologie
De grootste verandering van de jaren tachtig was het opzijzetten van de ideologieën die meer dan honderd jaar geborgenheid hadden gegeven in de eigen kring. Protestanten en katholieken die toch al geconfronteerd werden met leegloop van hun kerken en moslimse leerlingen op hun P.C. en R.K. scholen verloren ook nog hun eigen politieke partijen toen de KVP, CHU en AR opgingen in het CDA. De VVD behield zijn liberale uitgangspunten, maar het liberale wensenlijstje was al grotendeels gerealiseerd zoals de mogelijkheid tot abortus of FKK-stranden, zodat de ideologie niet méér indruk maakt dan het vage ‘redelijk alternatief’ en ‘pragmatisme’ van D’66, en voor de VVD slechts het weinig populaire economisch liberalisme over blijft. En dat is zelfdestructie, want opkomen voor de B.V. Nederland is in strijd met hun individualistische uitgangspunten. De economische malaise van de tachtiger jaren leverde de socialistische/ sociaal-democratische PvdA meer dan een derde van de kamerzetels op. De retoriek in die tijd ging echter vooral uit naar feminisme en solidariteit met de derde wereld. Maar het huidige Beginselmanifest meldt o.a. “(…)Solidariteit gedijt op een stevige ondergrond van saamhorigheid en lotsverbondenheid. De toenemende diversiteit zet dat fundament onder druk. Het keren van die ontwikkeling vraagt om selectieve migratie (…)”. En daar heeft de PvdA lijkt me groot gelijk in, alleen krijg ik de kranten lezend niet de indruk dat het PvdA-kader die visie met woord en daad onderschrijft. Dus met andere woorden onze eigen drie politieke ideologieën zijn verwaterd en bieden geen intellectuele aantrekkingskracht.

Drie nieuwe ideologiën: EU, Islam, milieu
Maar er zijn wel twee ambitieuze nieuwe ideologieën: enerzijds de politieke ideologie van de Islam die haaks staat op de belangrijkste politieke stromingen in West-Europa en waarvan de leer niet is in te passen in onze leefwereld, anderzijds de politieke ideologie die streeft naar EU-federalisme en mondialisering. Vroeger was het volstrekt normaal dat de aanhangers van de verschillende zuilen elkaar verbaal bestreden, maar kritiek op de islam en het EU-federalisme wordt door velen niet geduld. En ook de bezorgdheid en zelfs apocalyptisch denken over telkens een ander aspect van het milieu zoals zure regen, de ozonlaag of opwarmend ijs is een nieuwe ideologie.

Spiritualiteit en discipline
Waarom worden mensen die kritisch zijn jegens de ideologieën van de islam en van de opheffing van de natiestaat, weggezet als populist of foob? Het woord populist betekent in ieder land en in iedere tijd wat anders. Maar thans is het bij ons gewoon de definitie van iemand die minder of geen EU en minder of geen islamisering wil, en die het dus niet eens is met de standpunten van de politieke partijen die voortgekomen zijn uit liberalisme, socialisme of de christendemocratie.[4] Kortom populisme is vaak een woord zonder inhoud en meestal gebruikt in een cirkelredenering. En het taalkundig fout gebruikte woord foob idem dito. Maar wat steekt er achter? Zou het kunnen zijn dat de meeste mensen niet alleen ergens een segmentje in het brein hebben dat zich prettig voelt bij iets zweverigs en spiritueels, maar dat diezelfde mensen ook behoefte hebben aan duidelijkheid zoals verstandige opvoeders en ideologieën kunnen bieden? Een combinatie daarvan is te zien bij de zelfdisciplinering van sekte-achtige organisaties zoals Gülen, Bagwan of Scientologie, die vooral bij hoger geschoolden in trek zijn. Dus wellicht zijn de populist en foob roepers zélf op zoek naar hard-core ideologie, en willen ze niet dat hun speeltje wordt afgepakt? En wellicht zouden ze zich dus niet zo opstellen als onze liberalen, christendemocraten en socialisten hun oude idealen en structuren niet overboord hadden gezet en nog steeds ideologische nestwarmte hadden geboden?

Communisme als seculiere norm voor Goed en Kwaad
Daarbij komt dat met de val van de muur en het verdwijnen van de communistische boeman zonder bijltjesdag in 1989 en 1991 ons seculiere besef van goed en kwaad is verdwenen uit het publieke debat. De vroegere antagonisten met enerzijds de grote groep anti-communisten en anderzijds de kleinere groep anti-militaristen zijn 25 jaar geleden als het ware dakloos geworden. Te vrezen valt dat velen in hun ijver als bewuste burger mee te denken over onze samenleving, zich toen te snel hebben bekend tot clubs waar ze helemaal niet thuishoren, zoals de feministen die zich verwant zeggen te voelen met fanatiek-religieuze moslima’s.

Millennials
En zo gebeurde het dat de jongelui die nu jonger zijn dan 27, opgroeiden in een wereld waar niet zo zeer Fukuyama’s geschiedenis is verdwenen, maar waar wel de normstelling door ideologieën en religies in veel huisgezinnen en op school zoek zijn. [5]

Het is dus geen verrassing dat veel jongeren in de nieuwste generatie der millennials, die zichzelf voor kosmopolitische wereldburgers houden, in feite slechts hun eigen individuele normbesef als maat der dingen hanteren. En dan komen tot ondemocratische voorstellen zoals om hun stem bij de verkiezingen zwaarder te laten wegen dan die van ouderen, omdat zij, de jongeren, het toch echt beter zouden weten. De dichter Kloos zei het al: “Ik ben een God in ‘t diepst van mijn gedachten”. Als dat maar goed afloopt.


Noten

  1. Willem Kloos
  2. Maar in die zelfde tijd waren er wel kritische opmerkingen over de door ons, Westerse landen, veroorzaakte veranderingen in de Derde Wereld, als we daar b.v.waterpompen aanlegden in een dorp, en zo de eeuwenoude contactmogelijkheden van vrouwen die bij een veraf gelegen bron water plachten te halen, afschaften. M.a.w. de sociale veranderingen dichtbij huis werden niet echt onderkend, maar wel die ver weg. En dat lijkt me in de huidige tijd bij sommige beleidsmakers niet veel anders. (…) Een positieve uitzondering was Directeur Hans Hillenius van het Koningin Juliana Fonds (later Juliana Welzijn Fonds). Daar werden de bakens al in 1978 verzet met de oprichting van de zg. Sectie D. Had het KJF zich voordien alleen bezig gehouden met het geven van subsidies (afkomstig van loterijgelden) aan de grote koepels voor maatschappelijk werk, sindsdien was er ook subsidie voor kleine particuliere initiatieven op het gebied van samenlevingsopbouw. Zij onderkenden ook als eersten dat organisaties die voortgekomen waren uit de basis zoals bijvoorbeeld de woningbouwcorporaties veranderd waren in top-down instellingen. En dus subsidieerde men b.v. bewonersorganisaties die – zoals dat heette – een horzelfunctie uitoefenden. Was zelf tien jaar lid van die sectie, waar geen enkele vergoeding tegen overstond. We waren afkomstig uit zeer diverse geledingen van de maatschappij, en hebben vaak zeer nuttige initiatieven in het zadel geholpen. Had dat graag nog eens nagelezen op de site van het Oranje Fonds dat de boel heeft overgenomen, maar helaas niets te vinden.
  3. En ook toen al in de tachtiger jaren werden moskee-zaaltjes mede gefinancierd door Arabische landen.
  4. zie b.v. EP ‘er Manfred Weber van de Chr.Dem.: die zich erover beklaagt dat de socialisten en liberalen niet helemaal meer staan achter de in 2014 gemaakte afspraak om populisten tegen te werken. https://twitter.com/EPPGroup/status/818839471588184068 10.01.2017
  5. misschien is dit ook voor een deel ook een verklaring voor toegenomen “morele flexibiliteit” = sjoemelen met de waarheid ? https://polderland.wordpress.com/2017/01/13/erasmus-beurs-leidt-tot-verlies-moreel-kompas/

Dit essay verscheen eerder op Polderland

1 reactie

  1. Cool Pete schreef:

    Geweldig artikel.
    Het behandelt op verantwoorde wijze, de achtergronden.
    Velen van ons begrijpen deze achtergronden goed, maar deze zo grondig en uitgebreid
    behandelen en opschrijven, is van het allergrootste belang !

    Om weer een soeverein Westers land te worden, met vrije, weerbare burgers,
    zullen we moeten her-invoeren:
    – algemene militaire dienstplicht
    – algemene maatschappelijke dienstplicht
    – nationale reserve
    en
    – het onderwijs, vooral het geschiedenis-onderwijs en het vak-gerichte beroeps-onderwijs, moeten herstellen.