Nederlands vergeten oorlogen – de Devolutieoorlog
Nederlands Vergeten oorlogen omvatten vaak bizarre conflicten en betrokkenheid bij grotere verbanden. De Devolutieoorlog is daarbinnen een bijzondere.
Deze oorlog vond plaats op een moment dat het Eerste stadhouderloze tijdperk ten einde begon te lopen, van 8 mei 1667 tot 2 mei 1668 om precies te zijn. De inzet was de heerschappij over de Spaanse Nederlanden na de dood van de Spaanse koning Philips IV, en was daarmee tevens een voorspel van de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) die we nog niet hebben behandeld in deze serie.
De situatie waarin Spanje verkeerde was niet benijdenswaardig, en zoals gebruikelijk wanneer men ergens een zwakte ontwaarde in het Europa van de Nieuwe Tijd, begonnen de aasgieren te cirkelen boven het aanstaande lijk. Het Frankrijk van Lodewijk XIV de Zonnekoning ging daarbij voorop. Het zou later het grote belang van de Nederlandse stadhouder-koning Willem III zijn dat hij steeds Europese coalities bijeenbracht die het tegen Louis Quatorze opnamen om diens expansiedrift te beteugelen.
In 1666 was Lodewijk zinnens de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk te trekken, en zocht daartoe steun bij de Republiek der 7 Verenigde Nederlanden. Door een aanval van twee kanten zouden de Spaanse Nederlanden eenvoudig onder de voet gelopen kunnen worden was zijn gedachte. Daarna kon de buit verdeeld worden.
Van een afstand bezien was dat voor de Republiek – pas 15 jaar daarvoor gestopt met oorlog voeren tegen Spanje waarbij de Nederlanden effectief ook officieel gescheiden werden in Noord en Zuid – geen onaantrekkelijk idee. Het had echter wel één groot nadeel: als alles succesvol verliep zou Nederland voortaan aan Frankrijk grenzen.
Er waren overigens nog wel meer bezwaren: het idee was de Zuidelijke Nederlanden op te splitsen langs de lijn Oostende–Maastricht, ten noorden van de taalgrens, het verdelingsplan “de Witt”. Maar raadspensionaris Johan de Witt wilde de Republiek niet verenigen met de katholieke Zuidelijke Nederlanden, en hij wilde Antwerpen en de Schelde niet heropenen
Het idee dat de Nederlanden ooit één waren geweest leefde in de Republiek niet langer. Welbeschouwd was dat een bedenksel van de Bourgondische hertogen en hun afstammeling Karel V geweest, en de daarop volgende oorlogen met het Spanje van Karels zoon Philips II had elk enthousiasme doen verdampen. Men zag in Den Haag liever dat de Zuidelijke Nederlanden zich ontwikkelden tot bufferzone: Dit beleid werd samengevat met de slagzin “Gallia amica, sed non vicina” of “Frankrijk als vriend, maar niet als buur”.
Maar de Zuidelijke Nederlanden werden nog slechts verdedigd met een ratjetoe van huurtroepen, aangevoerd door landvoogden die zich weinig gelegen lieten liggen aan het gebied. Deze soldaten bemanden vooral garnizoenen, een vloot was er ook niet meer sinds het verlies van Duinkerken.
Frankrijk stelde daar een aantal sterke veldlegers tegenover – het zou een eenzijdige oorlog worden. Aanvankelijk verliep de oorlog voor de Fransen inderdaad erg goed. Op de kaart rechts ziet u ook dat in oost-Frankrijk nog een Spaans gebied lag. Dit was het feitelijk Duitse deel van het oude hertogdom Bourgondië, en het was een belangrijke etappe in de route die de Spanjaarden na 1600 gebruikten om versterkingen naar de Zuidelijke Nederlanden te vervoeren aangezien de Nederlanders tijdens de 80-jarige oorlog de zeeroute beheersten. De Duitse keizer had moeilijkheden in zijn stamlanden in Oostenrijk door Turkse invallen (uiteindelijk culminerend in het beleg van Wenen, in 1683), en weigerde zich er mee te bemoeien. De Republiek bracht op instigatie van Johan De Witt echter een coalitie van Zweden en Engeland bijeen om Frankrijk af te stoppen.
De Republiek, Zweden en Engeland, verenigd in de Triple Alliantie, brachten een troepenmacht op de been om de verdere opmars van de Fransen in Vlaanderen een halt toe te roepen, al was de officiële beweegreden van de Alliantie het bemiddelen tussen Spanje en Frankrijk.
Dat deed Lodewijk XIV besluiten dat het genoeg was geweest. Hij besloot zijn winst te nemen:
In de Vrede van Aken (mei 1668) trok Lodewijk XIV zich terug uit de Franche-Comté en uit de Zuidelijke Nederlanden, maar hij behield Sint-Winoksbergen en Veurne, Menen, Kortrijk en Oudenaarde, en in de Franstalige Zuidelijke Nederlanden Rijsel, Armentiers, Dowaai, Doornik en Aat, alsook enclaves rond Binche en rond Charleroi.
Dat Lodewijk nog een keer zou terugkomen – in het rampjaar 1672 – weet vrijwel iedereen nog wel uit zijn schoolboekjes. De Devolutieoorlog was de eerste onafhankelijke grote stap op het wereldtoneel van Louis Quatorze, en hij had de smaak te pakken. In veel van zijn oorlogen speelde de Republiek – als tegenwicht – een grote rol. Curieus genoeg wordt daarover in het Nederlandse geschiedonderwijs vrijwel nooit verteld. Zoals u uit dit korte verhaal al kunt concluderen, zou het Rampjaar voor Nederland niet alleen staan, en was het geen losse gebeurtenis.
Daarentegen was het juist een onderdeel van een lange reeks ontwikkelingen die de 17e eeuw als schakeleeuw naar de moderne grenzen tussen Europese staten leidde. De expansie van Frankrijk richting Elzas was dan ook meer een zucht naar natuurlijke grenzen (de Rijn) dan een nationalistische gedachte om alle Fransen in één staat te verenigen. Alle oorlogen met Duitsland vanaf de Frans-Duitse oorlog van 1871 (waar Nederland geen rol meer in speelde of spelen zou) waren er een direct gevolg van.
Eerdere afleveringen van deze onregelmatig verschijnende serie over Nederlands vergeten oorlogen vindt u hier.
Het gedoe gaat nog door tot 1697 de vrede van Rijswijk met het Barrièretraktaat.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Barri%C3%A8retraktaat
“In de voorgaande oorlogen, de Hollandse Oorlog van 1672-1678, en de Negenjarige Oorlog van 1688-1697, was gebleken dat de Spanjaarden niet meer in staat waren om op eigen kracht de Zuidelijke Nederlanden tegen Frankrijk te verdedigen. Deze verdediging was grotendeels voor rekening van de Republiek gekomen. Daarom werd overeengekomen dat de Republiek 23 bataljons infanterie zou mogen legeren in de vestingen van Nieuwpoort, Oostende, Kortrijk, Bergen, Aat, Charleroi, Namen en Luxemburg. (…) later in 1715 nog aangescherpt in een nieuw barrièreverdrag, waarbij het ditmaal ging om de steden Namen, Doornik, Menen, Waasten, Ieper en Veurne alsmede het Fort Knokke in het westen, en de steden Roermond, Venlo, Geldern, Weert en het Land van Kessel in het oosten.”
Vincent van Gogh vestigde zich in de 70er jaren van de 19de eeuw in de Borinage als predikant voor o.a. nazaten van de protestantse ‘NL’ en ‘Duitse’ soldaten die de vestingwerken hadden bemand.
Geschiedenis- altijd leerzaam.
Zo zien we, hoe voorgaande eeuwen, doorwerken in de 19e en 20ste eeuw.
Heel belangrijk.
‘k Ben erg bang, dat zowel Kasner [ aka Merkel ], als Macron,
geen historische kennis en inzicht, hebben.
Bedankt voor de geschiedenis opfrisser.