Moreel besef in de politiek
Er is iets raars met moreel besef in de politiek. De kwestie Lucassen confronteert ons hier op pijnlijke wijze mee. Niet alleen doordat Geert Wilders een moreel probleem in de ogen moet zien op een moment dat hij zich dat feitelijk niet veroorloven kan. Zijn politieke tegenstanders roeren zich nauwelijks omdat ze hun standpunt zullen laten afhangen van de koers die de PVV-leider kiest.
Politieke moraliteit is een stuk publicitair gereedschap. Ik wil best aannemen dat veel van de politici die met tranen in hun ogen morele standpunten uit staan te dragen denken dat ze het echt menen. Echter, hun ware mening komt pas boven op het moment dat men de macht heeft er van af te wijken ten faveure van een ander doel, dat men van hoger belang acht. Dit is in feite de essentie van politiek: het afwegen van standpunten tot nut van het algemeen.
Getuigenispartijen
Om beter duidelijk te maken wat ik bedoel is het van belang eerst eens te kijken naar het politiek handelen van getuigenispartijen zoals PvdD en SGP. Kenmerkend voor deze politieke stromingen is in de eerste plaats dat ze uit de aard van hun handelen een beperkte omvang hebben. Indien ze voldoende politiek gewicht krijgen om voor de politieke balans van belang te zijn, komen ze namelijk in de situatie dat ze doelen kunnen bereiken door minder belangrijk geachte programmapunten inwisselbaar te maken.
ChristenUnie
De evolutie in het politiek handelen van de ChristenUnie gedurende de vorige parlementaire periode illustreert perfect wat ik hiermee bedoel. Macht corrumpeert, en de traditionele achterban van de ChristenUnie heeft op dit moment grote vraagtekens bij de koers van de partij. Want na de val van het kabinet is de ChristenUnie niet teruggekeerd op het pad van de getuigenis, maar vervolgt daarentegen haar weg naar het centrum van de politieke macht.
Een partij als de SGP lijkt zich hiervan bewust te zijn, of er althans lering uit te hebben getrokken. De SGP heeft zich niet laten verleiden tot een formeel akkoord met de regering betreffende parlementaire steun, en zal daardoor haar vrijheid van moreel handelen ten volle behouden. Dat dit haar geen windeieren zal leggen wat betreft invloed, heeft de handelswijze van de coalitiepartijen in zake de koopzondagen al getoond. De kwestie-Lucassen zal die invloed om getalsmatige redenen mogelijk zelfs nog vergroten.
Politiek centrum
Wat ik hier zeg kan makkelijk het idee doen ontstaan, dat moraliteit in de eerste plaats is voorbehouden aan partijen in de politieke periferie. Maar partijen in het politieke centrum hebben geen gebrek aan moreel besef; zij hebben te maken met de botsing met het morele besef van andere politieke stromingen, en de weerbarstigheid van de alledaagse werkelijkheid. Een partij als het CDA, opererend in het centrum van het politieke spectrum, is van dit proces het voorbeeld par excellence.
Het CDA is de exponent van de christelijke, Westerse moraliteit, tot op zo’n grote hoogte dat niemand het nog beseft zou hebben, ware het niet dat de claim op het christelijke gedachtegoed dat feit luidruchtig probeert te onderstrepen. Hoe zwak haar morele basis als politiek fundament is bleek in de periode van de Paarse kabinetten, toen het CDA politiek weinig tot niets wist uit te richten tegen de regeringspartijen. Zonder het I&I-debat en de opkomst van Fortuyn is het twijfelachtig of het CDA zich nog zou hebben weten op te richten.
Politiek links
Nu alle traditionele linkse partijen in de oppositie zitten, toont zich een ander probleem met een al te intensief tamboeren op morele overwegingen. De linkse partijen hebben zich er altijd op beroepen op te komen voor de zwakkeren in de samenleving. Dat is prima, maar de hoogstaande morele kaart die daar bij hoort werd ook ten tijde van het dragen van regeringsverantwoordelijkheid voluit gespeeld. Dat blijkt nu een handicap.
Nu plotseling een regering op het pluche is beland zonder dat daar een traditionele linkse partij deel van uitmaakt, blijkt enerzijds dat het niet mogelijk is de morele toon te intensiveren zonder zichzelf bespottelijk te maken, en anderzijds dat ook andere partijen in staat zijn voldoende aandacht voor de zwakkeren in de samenleving te hebben, al wijken hun keuzes af van die van traditioneel links. Dat die toon niet versterkt kan worden vanuit de oppositie toont ook het falen van een partij als de PvdA in het kabinet Balkenende IV, en illustreert haar obstructieve rol daar in.
Kwestie Lucassen
Politieke moraliteit impliceert dat men de morele kaart sterker profileert in tijden dat men in de oppositie zit, dan als men tot de macht geroepen wordt. In dat verband is de gedoogconstructie van de huidige regering een interessante. De kwestie Lucassen laat echter zien waar de politieke moraliteit van de PVV gaat botsen met het bereiken van haar doelen.
Het is ondenkbaar dat Geert Wilders vanuit een oppositierol ook maar één seconde geaarzeld had Lucassen op de stoep te zetten. Maar als deelnemer aan het maken van het regeringsbeleid heeft Wilders niet alleen de verantwoordelijkheid hem onwelgevallige punten te slikken als dat in het grotere verband van de coalitie noodzakelijk is, hij heeft tevens de verantwoordelijkheid een verenigd front te tonen aan politieke opponenten. Dat heeft ook een groot praktisch belang: de Statenverkiezingen. Die zal de coalitie moeten winnen op een zodanige wijze, dat een meerderheid in de Eerste Kamer gegarandeerd is.
Voor Geert Wilders staan nu slechts onaangename keuzes open. Vergeleken met eerdere misstappen van diverse politici (die bleven zitten) van andere partijen in het verleden zijn de beschuldigingen tegen Lucassen tamelijk vaag. De veroordeling in militaire dienst lijkt an sich onvoldoende om niet als Kamerlid te kunnen functioneren, maar het verwijderen van Lucassen uit de fractie zal de twijfel aan de stabiliteit van de regering ontegenzeggelijk negatief beïnvloeden. Niet verwijderen betekent een vermindering van de kracht van zijn moreel appèl.
Loefje
De oppositiepartijen daarentegen hebben in deze zaak het loefje. Vliegt Lucassen er uit, dan wijst men zelfvoldaan op de kennelijke morele gebreken van PVV’ers. Mag hij blijven, dan wijst men op de zwakke ruggengraat van de PVV-leider, en zijn machtshonger die men dan beschrijft als groter dan zijn moreel besef.
De hele kwestie toont eerst en vooral de relatieve waarde van moreel besef in de politieke arena. Ongeacht de politieke richting.