Christendom – Judas en Petrus
Naar een materialistisch christendom? De vraag is concreter en logischer dan u vermoeden zou.
“Mijn god, mijn god, waarom heeft u mij verlaten?” roept Christus als hij aan het kruis sterft aan het eind van de Mattheüs. Volgens sommigen, niet de minsten, is dit een regelrechte ontkenning van het bestaan van god. Jezus wordt daarmee een gewoon mens en geen zoon van god. Bij zijn arrestatie aan het begin roept hij zijn volgelingen nog op tot geweldloosheid. Maar dat kan hij eigenlijk alleen doen omdat hij daarbij pocht dat als hij zou willen zijn vader een heel leger zou kunnen sturen.
Een heel stuk van zijn leer komt dan in een ander daglicht te staan. Is een dergelijke zelfverloochening, de andere wang toekeren, nog te verkopen als er geen wrekende en rechtvaardige god bestaat? Ook de totale schuldigheid, zondigheid van de mens, een geliefd leerstuk van de zwaarder gereformeerden, wordt zonder verlossende god volkomen ondragelijk. Geweldloosheid en schuldbesef zijn nuttige morele waarden, maar kunnen nooit absolute wetten zijn. Daartegen verzet zich de (menselijke) natuur en “de toestand in de wereld”.
In die Mattheus spelen twee mensen een interessante en leerzame rol. Judas is degene die hem verraad, maar daar is een interessante andere visie op mogelijk die ik gelezen heb in “Judas” van Amoz Oz. Judas zou dan Jezus hebben uitgedaagd om te laten zien dat hij goddelijk, dus onsterfelijk of op zijn minst door een goddelijk wonder beschermd zou zijn. Hij verhangt zichzelf niet omdat hij hem verraden zou hebben maar omdat hij hem tot deze daad heeft aangezet en hij sterfelijk blijkt. Het al te menselijke schreeuwen aan het kruis blijft hem achtervolgen en drijft hem de dood in.
Petrus daarentegen verraadt hem wel degelijk, en komt daarom veel eerder in aanmerking zichzelf te verhangen. Maar goed, dan had Bach waarschijnlijk nooit “Erbarme dich” gecomponeerd en dat zou een groot gemis voor de mensheid zijn geweest.
Als christenen Jezus zouden kunnen gaan beschouwen als een gewoon mens die enige nobele boodschappen verkondigde en daarvoor als martelaar stierf dan opent dat de weg naar een grotere integratie in de hedendaagse “seculiere” wereld. Als vervolgens de “seculiere” aanhangers van de christelijke moraal, de individualistische humanisten, die waarden ook als nastrevenswaardige leefregels en niet als rechten of wetten gingen beschouwen dan opent dat de weg naar een herwaardering van onze eigen westerse, humanistische verlichtingscultuur die het mogelijk maakt haar te verdedigen. En dat is hard nodig.
Voor een materialistisch christendom is nog wat meer nodig, want dat Jezus een mens was sluit het geloof in een (scheppende) god niet uit. Enige toelichting op “materialisme” is hier op zijn plaats. Uiteraard gaat het niet om het alledaagse begrip “materialist” waarmee iemand wordt aangeduid zie zijn levensbestemming ziet in het zo rijk mogelijk worden en dat door de aankoop van zo duur mogelijke consumptiegoederen etaleert. Ook het filosofische begrip materialisme roept wel enige misverstanden op. Gebruikelijk is het beeld dat de wereld bestaat als een voorspelbare botsing van deeltjes, gedacht als biljartballen. Een deterministisch wereldbeeld waarbij de afloop bekend is. Dit beeld is op zichzelf al problematisch. Het is gebaseerd op onze notie van het biljartspel en op de aanname dat atomen of eventueel andere deeltjes aan het model van de onvervormbare biljartbal voldoen. Het probleem zit echter in de verwarring van kennis van de wereld met het bestaan van de wereld zelf. Het is zonder meer duidelijk dat zelfs als de voortgang van de kosmos uit een schier oneindige keten van dergelijke botsingen zou bestaan de kennis van die oneindigheid noodzakelijk onderdeel van die kosmos zelf zal zijn en alleen al daarom uiterst beperkt. Voor het kennend subject, ook de wetenschap, blijft de afloop dan ook slechts zeer beperkt voorspelbaar. Bij echte biljartballen is die voorspelbaarheid redelijk goed maar naarmate de processen complexer worden neemt de voorspelbaarheid af. Zo blijken alle voorspellingen uiteindelijk een kwestie van kans.
De essentie van het materialisme gaat over de aard van het bewustzijn. Het materialisme houdt niet meer in dan dat het bewustzijn uiteindelijk materieel van aard is, een proces dat zich in het hier en nu van de materiële werkelijkheid afspeelt. Er is geen geest die bij het overlijden uit de neusgaten wegvliegt. Het staat tegenover idealisme, dualisme, spiritisme en alle andere vormen van zweef en geloof in “iets hogers”. De wereld is een prachtig mysterie of een schitterend ongeluk (Gould) daar moeten we het mee doen.
Een tweede belangrijke bepaling is dat de individuele geest gevormd wordt door een verzameling door de maatschappelijke omgeving voortgebrachte communicatieve inwerkingen op een materieel lichaam, voorlopig beperkt tot de hersenen van de menselijke soort. Deze vorming gaat tijdens het leven voort, zij het met een afnemende verandering van de persoonlijkheid. Dat bewustzijn bevindt zich niet in een specifiek orgaan of deel van de hersenen.
Een en ander houdt in dat met de dood van een menselijk lichaam het daarbinnen ontwikkelde bewustzijn ophoudt te bestaan. Als de hersenen het begeven al eerder.