Idealisme
Idealisme is iets heel moois. Je ziet iets voor je wat je geweldig lijkt, en daarnaar streven, het werkelijkheid laten worden, is een van de mooiste dingen die je als mens kunt beleven.
Jammer genoeg hebben niet alle mensen dezelfde idealen. Het is maar zelden, soms, dat idealen overeenkomen. Mensen die hun idealen nastreven zijn daarom vrijwel altijd bezig andere mensen tegen de haren in te strijken.
Hoewel niet direct hier op van toepassing moest ik toen ik over dit stukje nadacht onweerstaanbaar denken aan wat ik ooit tegenkwam in het logboek voor de portiers van mijn oude studentenclub, zaliger nagedachtenis. Er stond onder een notitie van een vroegere portier nog de verduidelijking: bouwer van het portierskastje. Daaronder had later iemand geschreven: afgebroken door …, met een datum drie jaar daarna. Waar de een trots op is, kan een ander een gruwel zijn.
Precies zo is het met het verwerkelijken van idealen. Op een later moment komt er altijd iemand die het een doorn in het oog is, dat gerealiseerde ideaal. En zich gaat inspannen die verwerkelijking uit de geschiedenis te wissen alsof het er nooit geweest is. Dat houdt de geschiedenis gaande, en daarom is de wereld nooit af.
Maar als je van rust houdt, is je diepste verlangen te verkeren in een land waar de idealisten zijn uitgestorven. Natuurlijk, alleen er over denken doet me al gapen. Maar wat een zalige omgeving kun je scheppen door met rust te worden gelaten. Helaas is ook dat ideaal sommigen een doorn in het oog. Dat is dan ook de reden dat we op dit moment voortdurend worden lastiggevallen dor idealisten die niet willen accepteren dat er mensen in dit land wonen die met rust gelaten willen worden. Die geen behoefte hebben aan het helpen van meutes mensen, die in het beste geval tien jaar later worden opgevolgd door nieuwe meutes, de verliezers van een ander ideaal.
Het helpen van mensen is een mooi ideaal, maar gedoemd tot een oneindige activiteit zonder merkbaar resultaat. Er zullen altijd mensen in de verdrukking raken, die graag geholpen willen worden. Het zij zo. Maar ik zie niet in waarom ik daarom de plicht heb lijf have en goed ter beschikking te moeten stellen, met als uiteindelijk resultaat dat ik in eenzelfde situatie belanden ga als die arme vluchtelingen nu. Ik beklaag ze, en ik wil best iets bijdragen, maar het weggeven van het land waarin ik nu woon staat niet op het lijstje dat ik daarvoor opstelde. Misschien als het zin hebben zou – maar dat heeft het niet en zelfs met een beperkte intelligentie valt dat te beredeneren.
Alhoewel er een punt te maken valt voor de redenatie dat juist een hogere intelligentie haar eigen blindheid voor de realiteit met zich meebrengt. Maar ik geef toe dat dat vooral een ervaringskwestie is.
Wat mij deprimeert is dat de soep helemaal niet zo heet gegeten hoeft te worden als hij wordt opgediend, maar de hele post Tweede Wereldoorlog orde en postmodernistisch denken is heilig verklaard. Er is gewoon geen ruimte voor discussie meer. Je hebt gewoon zoveel mensen die ervan overtuigd zijn dat dit het einde van de geschiedenis is en er nu perfectie is bereikt. Wie daar anders over denkt is slecht mens en moet helemaal kapot en verstoten.
Het hoeft allemaal niet zo hard en extreem, maar het lijkt alsof iedereen steeds giftiger en onverbiddelijker wordt. Ik ben er klaar mee, iedereen doet maar.
Wanneer je de strekking van je betoog tot het uiterste comprimeert kom je op Galt’s oath: “I swear, by my life and my love of it, that I will never live for the sake of another man, nor ask another man to live for mine” (Ayn Rand, Atlas shrugged).
Het postmoderne socialistische ideaal heeft de mooiste menselijke intuïtie, het altruïsme, gekaapt en op industriële schaal uitgebuit. Voor de socialist geldt: “the greater good and personal interest are often the same thing” (n.n.)
Het enige wat je hier tegenover zou kunnen stellen is ‘massaal individualisme’ om weer tot een redelijk vergelijk te komen.