Het voorheen geparkeerde nationalisme
Veel moderne politieke analisten behandelen nationalisme alsof het een politieke vorm van chauvinisme zou zijn. Maar dat is welbeschouwd onzin, en weinig anders dan het bekende woordspelletje dingen anders te benoemen als ze je niet aanstaan.
Een gematigd nationalisme is namelijk een onontkoombaar bij-effect – voortbrengsel, eigenlijk – van een staat, een volk of wat voor sociale eenheid dan ook. Een gevoel van verbondenheid volgt logisch uit elk organisatorisch verband, aangezien er anders geen sprake is van zo’n verband. Soms noemen we dat om taalkundige redenen anders, zoals bij sporten: clubtrouw. Maar het principe blijft desondanks recht overeind. Dat het gevoel van een nationaal verband daarom rechtstreeks leidt naar een vorm van nationalisme is onontkoombaar.
Dat betekent niet dat je daarmee op weg gaat naar het virulente nationalisme van het einde van de negentiende eeuw. Wat het wèl betekent, en dat wordt tot op heden hardnekkig en tegen beter weten in ontkend, is dat nationalisme een onlosmakelijk deel van het fenomeen natie is. Dit is overigens ook waarom het de EU nog eeuwen zou kunnen kosten een staat te vormen – de liefde er voor ontbreekt, en er is ook geen basis voor. Dat alles is voldoende om al op voorhand te constateren dat zij als organisatie gedoemd is uiteen te vallen.
Waar is dat onontkoombare nationalisme dan gebleven sinds 1945 is dan toch de logische vraag? Nationalisme is immers in Nederland een besmet woord geworden? Welnu, dat is verstopt in sportbeoefening. En de trots op de nationale figuren die ons vertegenwoordigen, al is dat laatste sinds de import van goede sporters (ooit begonnen met goede pingpongers uit China) die onze kleuren (!) verdedigen ietwat schizofreen geworden. Opgekweekt in Holland, zal de achterliggende gedachte wel zijn; het is nog steeds gekoppeld aan trots op ons land en wat wij daaronder verstaan.
Die ontkenning van onze nationale eigendunk leidde naar men zegt in de jaren zeventig en tachtig tot Volkskrantredacteuren van wie verwacht werd dat zij de zinsnede ‘ons land’ niet gebruikten. Ik weet niet zeer of dit een apocrief verhaal is;’diverse redacteuren die ik er ooit naar vroeg lachten er wat bij, maar ontkenden het nooit echt. Politiek zat het nationalisme veilig opgeborgen in het koffertje van de VVD, die er deels haar rechtse imago aan ontleende. Veilig. Maar in tijden dat het er niet op aankomt is nationalisme nooit meer dan een slapende reus, waar zij ook opgerold te slapen ligt.
Wat dit verhaal op gang bracht: het verbaasde me vanmorgen enorm dat in de Volkskrant een column stond die bepleitte om sport meer toe te passen als nationaal bindmiddel. Met als leitmotiv:
Maar we weten ook dat toekomst-optimisme in ons type samenleving geen vanzelfsprekend en rustig bezit is.
En:
Wat dan niet helpt, is dat ons publieke opinieklimaat met de dag meer polariseert, met name tussen rechtspopulisme en islam.
Dat we in de toekomst meer eenheid zullen moeten genereren lijkt me evident. Maar alle gezamenlijkheid moet uiteindelijk onontkoombaar leiden tot een vorm van saamhorigheid die het begin van de weg naar nationalisme is. Tegenwoordig zo graag benoemd als patriottisme en rechtspopulisme. Het zijn allemaal woorden die weinig anders doen dan refereren aan diezelfde diepgevoelde emotionele band met het eigen land.
Euro-nationalisme. Brussel doet op een 19e eeuwse manier aan staatsvorming: vlag, hoofdstad, grondwet, president. Wat aantoont dat het een ouderwets instituut is dat tegen de stroom van de tijd in roeit. Timmermans, Jincker, Verhofstadt: allemaal uber-nationalisten. En daarmee geen haar beter dan andere nationalisten die zei stellen te verfoeien. Wat ook blijkt uit het feit dat ze zo ontzettend graag ruzie met Rusland zoeken. Dat heet: een vijand creeren. Warmongers…
U vergeet de kunsten. Het Rijksmuseum en andere musea van internationale allure zijn altijd het voorwerp van nationale trots geweest.
Hetzelfde geldt voor het Concertgebouw, voor Paradiso, en voor Nederlandse musici van wereldklasse en Nederlandse bandjes die het over de grens goed deden.
Net als in de sport zijn Nederlanders vooral trots op concrete prestaties die wereldwijd bewonderd worden.