Hemelvaart, en de vloek van een goed geheugen
Hemelvaart is vaak een vrije dag, en daarom een dag dat je herinneringen je overspoelen als je rustig niks zit te doen.
Het is de vloek van een goed geheugen, dat je de ooit gekoesterde hoop en verwachtingen niet vergeten bent. Sommige zaken zijn met de jaren best vergeten. Dat sommige zaken van lang geleden kinderlijk waren – het zij zo. Je was kind, en dan denk je dergelijke dingen. Maar het besef dat dergelijke gedachten lang doorwerkten – veel langer dan nodig of verstandig – is minder plezierig. Menselijke fouten maak je nu eenmaal, maar ze kunnen herleiden tot hun oorsprong leidt tot gevoelens van gêne, die je ook niet eenvoudig met iemand delen kunt. Want daarvoor is het nodig iemand te vinden met eenzelfde soort geheugen, en vergelijkbare ervaringen. Die zijn zeldzamer dan je soms hoopt.
Bij veel mensen is de vloek van hun geheugen eerder de gebrekkigheid er van – al dan niet mede veroorzaakt door enorme hoeveelheden drank. Ooit kwam ik iemand tegen die op dezelfde lagere school in onze gezamenlijke achterbuurt als ik zat, en die me de pijnlijke vraag stelde of ik nog wist hoe hij toentertijd was geweest? Hijzelf had van voor zijn 16e geen herinneringen meer.
Je blijft in zo’n geval vriendelijk en beleefd. Want hoewel ik me hem heel goed herinnerde, inclusief vele van zijn toen al ruim aanwezige mankementen, vertelde ik hem dat ik vaag wist dat hij daar ook op school was geweest, maar weinig actieve herinneringen aan hem had. Soms is dat maar beter zo, daar kom je met de jaren wel achter.
Zo merkte ik op een bepaald moment dat ik me scènes voor de geest wist te roepen van mijzelf en schoolvrienden waaraan zij zelf totaal geen herinnering meer hadden. Dat ik me hun eigen gedrag beter herinnerde dan zijzelf bleek hen niet te bevallen, zeker niet hoe ik er lachend over wist te vertellen (zoals dit van gisteren). Ook gêne is nu eenmaal een gevolg van persoonlijke opvattingen, over hoe je iets het liefst ziet of het je herinnert. De memoires van menige eertijds publieke grootheid zijn daar het levend bewijs van.
Je op een dag als Hemelvaart vooral zaken en mensen te herinneren die overleden zijn is een uitweg waarover je niemand verantwoording schuldig bent, maar toch een deprimerende. De lijst van vrienden en (naaste) familie die met de jaren om natuurlijke redenen uit je leven verdwenen maakt niemand vrolijk. En aan gezien ik niet geloof in een leven na de dood, is het enige dat je daarover zeggen kunt, is dat mensen pas vervaagd zijn als niemand ze zich meer herinnert.
Daar komt dan nog bij dat iemand voor mij pas dood is als ik het sterven heb zien gebeuren. Niet dat dat iets is dat ik graag zou meemaken, integendeel. Maar het is net zoiets als een bewijsnummer van een krant waarin je een ingezonden opinie geplaatst hebt weten te krijgen: zonder bewijs is het niet gebeurd.
Tot afgrijzen van een gezamenlijke vriend vertelde ik hem ooit wat ik nog met een van onze overleden vrienden moest bespreken als ik die weer zag. “Maar hij is dóód, Juve!” kreeg ik als antwoord van deze eveneens ongelovige. Natuurlijk, ook ik was me dat bewust. Maar hoewel ik het verhaal van zijn overlijden kende, en op de begrafenis was geweest, had ik het lijk niet gezien (enge gewoonte, om de kist vóór de begrafenis open te laten, tijdens bijvoorbeeld een wake). Voor mij voelde dat overlijden derhalve niet als een feitelijke gebeurtenis, en was ik de overledene op straat tegen gekomen, dan had ik het gesprek voortgezet waar we dat de laatste keer hadden afgebroken. Zonder dat ooit de vraag “Maar jij bent toch dood?” in me op zou zij gekomen.
Bovendien is dat naar mijn gevoel geen beleefde vraag, en mijn geheugen bevestigd dat er zo ook naar zou zijn gekeken. Een hemelvaart – of eventueel een hellevaart – is nu eenmaal een heel persoonlijke gebeurtenis. Over mijn persoonlijke verwachtingen van een hemelvaart zal ik u dus niet vertellen – dat lijkt me de goden verzoeken.
Je leeft maar zo kort en je bent zo verschrikkelijk lang dood (Leonhard Huizinga). Je vaart naar de hemel en loopt naar de hel. Ik hoop dat het niet te ver lopen is. Anders ben ik al doodop voor ik aankom (hoop is een uitgestelde teleurstelling).
Gerrit Joost….
En hoop doet leven tot het tegendeel bewezen wordt, en dan noemen we het pech.
Wat een raar verhaal .Niet geloven in een leven na dit leven. En dat parmant etaleren. “Kijk mij eens een realist zijn..!” Maar dan weer wel een ‘geloof ‘ cultiveren op de aanname dat iemand niet werkelijk gestorven en geloven dat je zo’n gestorvene zomaar weer tegen zou kunnen komen. Hoe bijgelovig wil je het hebben?
@Wim
Dat noemen we lenigheid van geest. Veel zelfbenoemde intellectuelen koketteren daar graag mee.
Beste @Wim,
Je hebt mijn verhaal niet helemaal goed gelezen. Dat ik niet geloof? Ik heb nooit geloofd. Voor mij is dat de natuurlijke staat van zijn. Voor u is dat blijkbaar anders, maar daar geef ik niet op af. En als u het goed leest cultiveer ik geen geloof dat iemand niet werkelijk gestorven is, wat ik zeg is dat wat ik niet heb meegemaakt op mij onwerkelijk en irreëel overkomt. En dat ik daar naar handelen zou.
Kent u geen mensen die ooit dachten ergens een overledene te zien lopen, en daardoor zeer verontrust waren? Wat ik zeg is dat het mij niet speciaal verontrusten zou, als ik er niet heel diep van doordrongen was dat iemand dood is. En voor mij is dat pas zo als ik iemand daadwerkelijk heb zien sterven.