Godsdienst is opium voor het volk
De titel van dit stukje staat vooral bekend als een uitspraak van Karl Marx, maar de gedachte is al veel ouder. Marx deed niet meer dan het formuleren van het Leitmotiv dat alle intelligente veroveraars en revolutionairen uit de geschiedenis hebben gerespecteerd. Diegenen die het anders aanpakten waren vrijwel zonder uitzondering weinig succesvol, of zadelden hun opvolgers op met nodeloos grote problemen.
Het draait er om, dat het uitroeien van een godsdienst die actief wordt beleden vrijwel onmogelijk is. Juist in tijden dat mensen het moeilijk hebben, is hun godsdienst hen tot troost. Als het mensen goed gaat, wordt de devotie navenant minder.
Het communisme is er in de zeventig jaar dat het de Soviet-Unie domineerde nooit in geslaagd de christelijk-orthodoxe kerk van het toneel te laten verdwijnen. teveel gelovigen hielden vast aan hun denkbeelden, die eerder versterkt dan verzwakt werden door het Sovjet-bestuur. Dat gold evenzeer voor het katholicisme, dat de focus werd voor de vrijheidszin van de Polen voor de Val van de Muur in 1989. Die val bleek juist voor het katholicisme slecht uit te pakken. Polen is nog steeds een heel katholiek land, maar de invloed van de kerk op de bevolking is paradoxaal sinds 1989 minder vanzelfsprekend geworden.
De Franse Revolutie probeerde in haar eerste jaren (1792-1794) het katholicisme ook uit te roeien, men richtte als tegenwicht zelfs een godsdienst van de Rede op. Een totaal fiasco, Napoleon kroonde zich in 1804 tot keizer in aanwezigheid van de paus. Napoleon besefte de invloed van de clerus, en vermeed het conflict waarbij hij niets te winnen had.
Ook de islam, onder Mohammed, was zich van het principe bewust. Dat vinden we terug in de bevoorrechte positie onder de onderworpenen (niet wat je noemt fijn, maar toch beter) die joden en christenen kregen. Niet alleen doordat er zekere gemeenschappelijke wortels bestaan tussen die godsdiensten, maar ook omdat hij met deze gelovigen het eerst te maken kreeg als opposanten nadat hij zijn veroveringen startte.
Door de gelovigen van deze religies relatief met rust te laten, vermeed Mohammed opstandigheid in het kernland van waaruit hij zijn veroveringen startte. Wèl maakte hij het onder andere financieel aantrekkelijk voor christenen en joden zich tot de islam te bekeren. Dat bleek een heel effectieve strategie. Echter, niettegenstaande het repressieve karakter van veel islamitische heersers door de eeuwen heen, bestaan in veel islamitische landen nog steeds joodse en christelijke minderheden. Hier geldt ook een ander principe: de grootste voorstanders van slavernij zijn traditioneel de bevoorrechte slaven. Bizar, maar waar.
De les die uit bovenstaande getrokken moet worden is dat het verbieden van de islam niet zal helpen. Ook heel sterke restricties zullen niet heel effectief zijn, omdat deze de gematigde gelovigen in de armen van de extremisten zullen drijven. Wat gedaan moet worden is de cultuur van de gelovigen modereren naar gehoorzaamheid aan de wetten van het land. Dat doe je niet door in te grijpen in de geloofsprincipes (zelfs niet de politiek-extremistische van de islam), maar door de randvoorwaarden stringent op te stellen, en diegenen die zich daar aan aanpassen te belonen met een normaal leven.
De geschiedenis van de islam zelf biedt ironisch genoeg de beste lessen hoe dat moet worden aangepakt: extra belastingen, plichten en restricties op het gedrag van de gelovigen. Gelijkberechtiging is daarbij een handicap die we ons niet zullen kunnen veroorloven.
Dit artikel verscheen eerder op Artikel7.nu