De geloofwaardigheid van een leugenpremier
De tweede dag van de Algemene Politieke Beschouwingen is traditioneel gereserveerd voor de premier die antwoord op wat men de dag ervoor besproken heeft. Zijn geloofwaardigheid kwam daarbij in diverse varianten aan bod.
Het democratische carnaval dat het huidige parlement vormt had Rutte nog bijna naar een derde dag verbannen, want zestien woordvoerders die de staat van het land beschouwen moeten is eenvoudig teveel. Pas heel laat woensdag was men zover dat het werkbaar was geworden om de premier donderdag vanaf een redelijke tijd aan het woord te laten.
Wat mij betreft was het belangrijkste fenomeen gisteren de aanvallen op de geloofwaardigheid van de premier. Dit is typisch een onderwerp dat politici reserveren voor verkiezingstijd, dus onverwacht was het niet. Wat het voor een neutrale toeschouwer zo interessant maakt, is dat die aanvallen kwamen via twee lijnen, die elk kenmerkend zijn voor de opvattingen van een partij over de eerstvolgende regeerperiode.
De eerste lijn is die van partijen zoals CDA en D66. Hun aanvallen op Rutte’s geloofwaardigheid waren gericht op zijn al te volatiele omgang met standpunten. Soms vindt hij dit, soms vindt hij dat, daar kwam de kritiek grof geformuleerd op neer. Voor een toekomstig coalitiepartner (CDA en D66 zijn beiden na komende verkiezingen vrijwel verplicht tot regeringsdeelname) is dat een belangrijk punt.
Aanleiding is de opmerking die Rutte onlangs maakte op een bijeenkomst van ondernemers over de nieuwe wet Werk en Zekerheid. Hij zei daar: “Als ik eerlijk zeg wat er van vind, heb ik een kabinetscrisis.” Later liet hij weten dat hij als premier volledig achter de wet over vast en flexibel werk staat en dat hij daar vooral was als VVD-leider.
De ironie dat dit traditioneel een verwijt is dat aan het CDA werd gemaakt zal naar ik vrees aan Buma voorbij gegaan zijn, en Alexander Pechtold doet thuis naar ik vermoed andere dingen met spiegels dan zijn geloofwaardigheid testen. Maar toch hadden beide heren een punt. Buma sloeg de spijker op de kop, en onderstreepte dit met een sterke quote.
“Op die manier komt het vertrouwen in de politiek nooit terug”, zei CDA-leider Buma. Rutte moet zich bewust zijn van zijn positie. “Het premierschap is geen hinderlijke onderbreking van twee verkiezingscampagnes.”
Rutte lachte het uiteindelijk weg als een boer met kiespijn die een beroep doet op mensen wat meer medelijden te hebben met boeren en hun kiezen. Van mij mag dat, normaal gesproken. Dat politici van tijd tot tijd moeten liegen is een onvermijdelijk onderdeel van hun vak. Maar je kunt alles overdrijven – bij Mark Rutte lijkt liegen vaak eerder routineus te gebeuren dan uit noodzaak – en het accepteren van een politieke werkelijkheid is eveneens een verplicht onderdeel van het vak van politicus. Dat zou het althans dienen te zijn, en op dat punt faalt Rutte opzichtig.
Zo is vanuit staatkundig opzicht het liegen van de premier over het GeenPeil-referendum niet onbegrijpelijk, maar politiek is het een enorme blunder die steeds meer een etterende wond zal worden. Het vooruitschuiven er van leek op het moment zelf misschien handig – mits er een plan was hoe er uiteindelijk mee om te gaan. De situatie waarin Rutte nu verzeild is toont dat dat er niet alleen nooit is, maar ook dat hij dat probleem onvoldoende zag aankomen.
Daarmee zijn we aangeland bij de tweede lijn van aanvallen op de premier: die van partijen die niet verwachten na de verkiezingen tot de regering te zullen gaan behoren. Marianne Thieme van de PvdD deed een snoeiharde aanval op Rutte naar aanleiding van dat GeenPeil-referendum, en elke harde kwalificatie die ze bezigde was volkomen terecht. Rutte verviel tot gestamel in een opvallend zwak verweer. De PVV sloot daar later nog eens op aan (beeld en geluid van beiden bij GeenStijl), en Rutte overtuigde geen moment.
Nu lijkt het me vrijwel onbestaanbaar dat iemand op dit vlak nog een werkbare smoes zal verzinnen, zodat de premier er op kan rekenen dit bij de komende verkiezingsdebatten te moeten pareren. Een eenvoudig wapen voor een gigantische afstraffing, mits met beleid gehanteerd. Hiervoor zal de PVV met zorgvuldigheid een strategie moeten uitstippelen, niet in het minst doordat het niet heel waarschijnlijk is dat andere partijen dit tijdens de verkiezingsdebatten zullen willen aanpakken. Vanwege hun eigen overtuigingen op dit onderwerp, maar ook vanwege de potentiële giftigheid voor hen die regeren gaan. Dat partijen gisteren de premier nog maar eens opriepen er nu eindelijk eens snel werk van te maken is dan ook niet zonder eigenbelang.