DE WERELD NU

Geheimhouding, geheime agenda´s en democratie

De ondoorzichtigheid van de werking van onderliggende agenda´s bij de politieke processen wereldwijd neemt steeds verder toe. Ik besef terdege dat dit een type uitspraak is dat de Blokker opnieuw een boost zal geven bij de verkoop van aluminiumfolie, maar het is een serieus onderwerp dat meer aandacht verdient dan het in het algemeen krijgt.

Na de Eerste Wereldoorlog was de algemene opinie onder de belangrijkste staten wereldwijd, dat geheime onderhandelingen en de verdragen die daar het gevolg van waren, gevaarlijke situaties in de hand werkten, waardoor onbeheersbare processen op gang konden komen. Tegenwoordig is het basiskennis die zo goed als verloren gegaan is, maar de Eerste Wereldoorlog was een gevolg van dergelijke geheime diplomatie. Na de moord op aartshertog Frans-Ferdinand – de kroonprins van het keizerrijk Oostenrijk – in Sarajevo in de zomer van 1914, zette Oostenrijk Servië onder grote druk om genoegdoening te verkrijgen. Wat de diplomaten van de Centrale machten onbekend was, was dat Servië een geheim bijstandsverdrag had met tsaristisch Rusland. Van het één kwam het ander, en de Eerste Wereldoorlog maakte een eind aan de wereld zoal die tot dan toe bekend was, met als nasleep de ons veel bekendere conflicten van het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog.

Bij de oprichting van de Volkenbond – de krachteloze voorloper van de Verenigde Naties – werd onder meer bepaald dat diplomatie voortaan openbaar moest zijn, de resultaten van onderhandelingen  in ieder geval. De uitvinding van de atoombom hamerde de noodzaak voor dergelijke openheid er diep in, zodat de Koude Oorlog zich beperkte tot een immense serie op kleinere schaal uitgevochten conflicten wereldwijd, zonder dat het ooit tot een openlijke confrontatie tussen de grootmachten kwam. En gelukkig maar.

Helaas demonstreert het bestaan van een vrije pers desalniettemin de noodzaak van geheim overleg tussen staten. Het openbare uitkauwen van iedere uitgesproken komma door analisten, die daardoor een autonoom proces op gang brengen, maakt het regeringsleiders vrijwel onmogelijk om middels noodzakelijk overleg in het geheim zaken te regelen. Dit verlamt in feite een effectief bestuur, en dat heeft schadelijke effecten. De gedachte dat alle onderhandelingen open en transparant moeten zijn is een aanname die door de politieke praktijk van vele eeuwen is gelogenstraft. De internationale politiek laat ons bij tijd en wijle dan ook curieuze spagaten zien waarin wereldleiders zich van tijd tot tijd terugvinden. Zoals hierboven al opgemerkt: dat is contraproductief. Het gevolg is falend – want zwak – leiderschap, en een verlies van vertrouwen in het vermogen van wereldleiders resultaten te behalen.

Er is mijns inziens niets mis met geheim overleg, mits er consensus bestaat binnen landen die zij vertegenwoordigen, over wat de doelen van hun leiders dienen te zijn.

Die consensus blijkt echter meer en meer een probleem. En omdat politici – al dan niet democratisch gekozen – worden afgerekend op resultaten, is geheim overleg, of beter geformuleerd: zijn gelaagde onderhandelingen meer en meer aan de orde van de dag. Na afloop van een `top´ wordt de pers in algemene termen geïnformeerd, maar informatie wordt nog nauwelijks gegeven. De doorzichtigheid wordt tot vrijwel nul gereduceerd, zonder dat het de besluitvaardigheid van wereldleiders merkbaar vergroot.

Het unificatieproces dat door de landen van de EU is ingezet, is hier een treffend, maar weinig fraai voorbeeld van. Door middel van een voortdurende massage van de publieke opinie is het ideaal van een verenigd Europa ondertussen dichterbij dan ooit. Maar tot ontsteltenis van de Federalisten binnen die EU, blijkt er in Europa nog nauwelijks consensus te bestaan over de wenselijkheid van de uitvoering hiervan. Wel bij de politieke elites, maar niet bij de naties van de samenstellende staten. Het ontstane verzet wordt nu politiek zoveel mogelijk onder de mat geveegd of verdacht gemaakt. En dit ondergraaft daarmee de essentie van een democratie: het bevorderen van consensus over de koers die een staat volgen moet. De federalistische politici volgen nu een koers die hen van hun eigen naties vervreemdt, en schamen zich hiervoor niet eens:

“When it becomes serious, you have to lie,” (Claude Juncker, premier van Luxemburg)

Die nu opflakkerende tegenstand wordt in de eerste plaats veroorzaakt door de economische ongelijkheid binnen de EU, maar is minstens zo nadrukkelijk gekoppeld aan het ontbreken van een gevoel van verbondenheid tussen de Europese naties. Ook binnen de huidige natiestaten is vaak sprake van een financièle transferunie tussen rijkere en armere provincies, maar die wordt door vrijwel niemand ter discussie gesteld. Het nationale gevoel van verbondenheid voorkomt dat.

Dat dat gevoel van verbondenheid met de andere naties van Europa niet zo diep gaat, dat we voor hun economische problemen wensen te betalen, zou ondertussen volstrekt duidelijk moeten zijn. Dat is het ook. Niet alleen getuigt de uitspraak van Juncker die ik hierboven aanhaalde er van (eerder tijdens de Griekse kredietcrisis loog Juncker er bij gelegenheid inderdaad lustig op los) dat de Federalisten het beseffen, ook de sussende geluidjes die minister van Financiën JK de Jager voortdurend laat horen demonstreren dit bij voortduring. Zijn uitspraak, dat we al ons geld dat we aan Griekenland hebben geleend terug zullen krijgen – en met rente – is nu al legendarisch, terwijl het vrijwel ondenkbaar is dat hij niet al ten tijde van deze uitspraak beseft moet hebben dat dit nauwelijks de waarheid kon zijn. Aangezien de economische top van zijn ministerie sindsdien niet gewijzigd is, is dat geen gewaagde conclusie: wie geen incompetente adviseurs vervangen wil, is zelf hopeloos incompetent.

Dat een staatkundige samensmelting tot een Europese politieke Unie onvoldoende garantie is om de vrede te bewaren is een jaar of vijfentwintig terug overtuigend gedemonstreerd met het uiteenvallen van Joegoslavië na de dood van Maarschalk Tito. Het federalisme dat beoogt oorlog tussen Europese staten te voorkomen, ruilt een teruglopende kans daarop in voor de toenemende kans op burgeroorlogen in de toekomst. Dat is niet alleen dom, maar ook uiterst gevaarlijk.

De federalistische agenda die thans onder het mom van de noodzakelijkheid om de economie van de EU te redden wordt doorgevoerd, tast de fundamenten van de democratische rechtsstaat aan. Nergens in de Europese natiestaten bestaat een daadwerkelijke gevoelde behoefte tot samensmelting tot een politieke EU, het bereiken van een dergelijke consensus lijkt ver weg, en zal naarmate de economische problemen van de EU groter worden, steeds minder kansrijk blijken.

Doorgaan op de weg naar federalisering kan niet anders dan tot tijdige en wellicht ontijdige afscheidingen leiden, waarmee de legitimiteit van zelfs een economische unie ter discussie kan komen te staan. De wijze waarop bijvoorbeeld Finland zich – mede onder druk van een als schokkend ervaren verkiezingsuitslag – het afgelopen jaar heeft opgesteld wijst in die richting.

Incompetent leiderschap is niet alleen het onvermogen daadkrachtige besluiten te nemen, maar wellicht meer nog is incompetent leiderschap het onvermogen consensus te kweken voor een politieke koers. Dat het leiderschap van de huidige EU zich wat dit betreft overtuigend heeft gediskwalificeerd behoeft verder geen betoog.

 

 

Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.