Doodgeboren – de complexe realiteit
Vorige week las ik een stukje over een Amsterdamse ombudsman, en zijn hanteren van de complexe realiteit. Daarin werd onder andere genoemd dat deze ombudsman er voor had gezorgd dat doodgeboren kinderen ook in de burgerlijke stand worden opgenomen. Ik vind dat zowel bizar als interessant.
Let wel, ik ga er vanuit dat die ombudsman een brave borst is die het beste met iedereen voor heeft. Maar de zin van het opnemen van doodgeboren kinderen in de burgerlijke stand begrijp ik niet. De mensen die het graag willen begrijp ik wel: dat je kind na negen maanden zwangerschap niet levensvatbaar blijkt te zijn is een harde klap – zeker in een tijd dat kinderen individueel hoger gewaardeerd worden dan pakweg zestig jaar geleden, want tegenwoordig krijgen we er minder.
Dat was het geval met de ouders van doodgeboren kinderen, voor wie het vaak moeilijk te accepteren is dat die kinderen volgens de wet nooit bestaan hebben. Samen met Parool-columniste Roos Schlikker, die bijna tien jaar geleden een levenloos geboren dochter kreeg, wist hij voor elkaar te krijgen dat deze kinderen voortaan opgenomen kunnen worden in de Basisregistratie Personen (BRP).
Het emotionele kapitaal dat beschikbaar is om in kinderen te investeren hoeft eenvoudig over minder kinderen verdeeld te worden. Daarmee wordt het belang van elk kind navenant groter. De treurnis over een miskraam of een doodgeboren kind groeit logischerwijs al evenzeer.
De vraag waarmee ik bleef zitten was: waarom in de Basisregistratie Personen? Een Monument voor het Ongeboren Kind kan ik me beter voorstellen dan de opname in de BRP. Wat is de volgende stap? Een opname in de BRP van een onvervulde kinderwens? Het registreren van aan de grens geweigerde en gedeporteerde asielmigranten die hier zo graag gebleven waren?? Uiteindelijk zijn dat maar kleine stapjes verder.
Erger is dat de BRP hiervoor niet is bedoeld. Ik wil niets af doen aan het verdriet dat mensen hebben van een doodgeboren kindje, maar ik pleit er voor de erkenning van die treurnis te laten waar zij hoort. En dat is niet de registratie in de BRP. De BRP is primair een stuk gereedschap om bij te houden hoe de bevolking zich ontwikkelt, en soms waar zij blijft. Registreren dat een geboren kind bij de geboorte niet leefde hoort daar niet bij, want het is juist die registratie die in het leven verder dienstig moet blijken.
In de verte leunt deze hele problematiek op de christelijke gedachte dat een levend geboren kind zo snel mogelijk moest worden gedoopt, omdat een onverhoopt sterven vóór die doop kon worden volvoerd, de kleine onschuld de hemel zou kunnen kosten.
Maar een overheid is er niet om het gevoelde leed van haar bevolking te registreren, tenzij men er concreet en daadkrachtig iets mee verhelpen kan. Dat leed soms zo persoonlijk is, dat er geen overheidsbemoeienis aan helpen kan is iets dat geaccepteerd moet worden. Een eis doodgeboren kinderen in de BRP op te nemen miskent de eigen verantwoordelijkheid in het leven. Niet alles kun je van staatswege oplossen.
De registratie van doodgeboren in de BRP is nog niet in werking getreden. Wat ik jammer vind is dat er op basis van een paar regels tekst deze reactie komt. Er ligt veel meer aan ten grondslag. Onder andere dat ouders verplicht worden gesteld om aangifte te doen bij een doodgeboorte, en dat kinderen die 1 minuut buiten de baarmoeder leven en daarna overlijden ook gewoon in de BRP terecht komen. Misschien kan de schrijver van dit stuk volgende keer wat meer achtergrond informatie inwinnen en zich niet blindstaren op een paar regels tekst in een interview.