DE WERELD NU

Die belastende dividendbelasting en de WOB

hoe een parlement de democratie af schaft

De kwestie van de dividendbelasting en de WOB lijkt een bijzonder staartje te krijgen. Een WOB-verzoek om de letterlijke tekst te mogen inzien werd afgewezen. Dat onthulde veel.

De rel rond de dividendbelasting was een voor de premier bijzonder pijnlijke, en die pijn lijkt nog even niet over te zullen zijn. Er komt zogezegd nog meer aan. Want het SMS’je dat Unilever-CEO Polman Rutte stuurde blijkt van de telefoon van de premier verdwenen. Dat HP/De Tijd nu een juridisch gevecht aan moet gaan om vast te stellen of dat SMS’je een relevant document is is te gek voor woorden, en dat er dan pas mogelijk over de inhoud gediscussieerd kan worden is werkelijk te dwaas voor woorden, en bewijst tevens de benepenheid van de Nederlandse omgang met openbaarheid van bestuur. Erger nog, in hun angst voor de WOB worden elementair verstandige regels voor de preservatie van overheidsdocumenten niet formeel ingevoerd. In hoeverre dat nalaten van dergelijke regels aan de discretie van de regering kan worden overgelaten wordt daarom nu een discussiepunt. Geen erg verstandige aanpak derhalve, en bovendien een die de regering in het eigen gezicht ontploffen kan. De gerechte straf voor hen die niet wensen na te denken over mee gaan met de moderne tijd en haar specifieke mogelijkheden en eigenaardigheden. Want het navolgende behoort niet mogelijk te moeten zijn:

Waling vraagt of de premier op de hoogte is van deze WOB-procedure. Dat blijkt zo te zijn, maar zijn telefoon is niet ingezien door de ambtenaren. Vervolgens horen we iets vreemds: de raadsadviseur vertelt dat hij van een collega heeft gehoord dat het dividend-sms’je niet meer aanwezig is op de telefoon van Mark Rutte. Een onthulling die even later wordt genuanceerd: “De uitlating is: het is er niet. Ik heb niet begrepen of het er niet meer is, of dat het er nooit geweest is.”

Is Mark Rutte een speciaal geval? Het komt er nu op neer dat zelfs als HP/De Tijd deze procedure wint, men afhankelijk zal zijn van het professionele geheugenverlies van een erkend leugenaar. Het resultaat is daarom voorspelbaar, en dit vraagt om betere regels. Indien de rijksoverheid niet in staat blijkt daar zelfstandig invulling aan te geven, dient het parlement daarin haar verantwoordelijkheid te nemen. Voor de regering is het zaak dit te voorkomen, aangezien regels die het parlement opstelt er toe zullen neigen de volksvertegenwoordiging eenvoudiger toegang te geven tot dergelijke communicatie. En dat, zo is met deze zaak kristalhelder, wil de regering nu zeker niet.

Is dit vreemd, of een onmatige poging ergens vingers achter te krijgen die nergens achter horen? In tegendeel. De onder de Nederlandse radar blijvende berichtgeving over Russiagate (speciaal de gevallen Strzok/Page en HRClinton) en de finesses daarvan laten zien dat de Amerikaanse overheid strenge protocollen heeft opgesteld over de preservatie van met overheidsmiddelen gedane communicaties. Additioneel ook, dat diezelfde overheid strenge regels heeft voor het gebruik van privémiddelen voor overheidscommunicaties.

In Nederland lijkt men dankzij de afkeer van openbaarheid weer een een halve eeuw achter de muziek aan te komen. Bestaan deze regels wel voor de top van ambtelijke diensten en opsporingsdiensten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom dan niet ook voor het politiek-bestuurlijke topniveau? Als de regering hierover niet zelf snel met voorstellen komt, dient de Kamer deze lacune aan te pakken. En graag een beetje vlot. Daarmee wachten tot premier Rutte het veld geruimd heeft lijkt in dat verband misschien beschaafd, maar is het niet. De omgang van de premier met deze informatie lijkt dat duidelijk genoeg te maken.

1 reactie

  1. Gerrit Joost schreef:

    De WOB zal wel met terugwerkende kracht worden afgeschaft (onder het motto: de wet is niet wat we ervan verwachten…). Vreemd dat staatszaken van € 1,3 miljard per jaar over een mobieltje van de premier lopen. Daar krijg ik spontaan onderbuikgevoelens van, tot in het diepst van mijn vezels.