DE WERELD NU

De premier-malus

hoe een parlement de democratie af schaft

De premier-bonus is een bekend effect dat partijen van zittende premiers een loefje geeft. Gisteren herkende ik ook een premier-malus.

Die herkenning ontstond na het lezen van de analyse van Maurice de Hond(pdf) afgelopen zondag. Daarin laat De Hond zien dat de gezamenlijke teruggang van PvdA en CDA al minstens terug gaat tot de periode 1990-1994. Hetgeen betekent dat Pim Fortuyn niet meer was dan iemand die het latente enthousiasme voor een alternatief politiek leider – dat feitelijk ondergronds was gegaan – kon laten opbloeien. Het is een overtuigend verhaal dat ik u zeer kan aanraden. Gaande het verhaal legt De Hond ook uit, dat de cijfers voor landelijke verkiezingen het beeld verstoren door de aanwezigheid van een premier-bonus in periodes dat twee partijen meenden na verkiezingen een claim op die positie te kunnen leggen. Een situatie die we in 2012 een hoogtepunt zagen bereiken met de tweestrijd tussen VVD en PvdA.

Maar na enige reflectie bekroop mij het gevoel dat het verhaal klopt maar dat op de achterliggende mechanismen te weinig werd in gegaan. Was het het gedachtegoed van partijen dat niet meer aan de tijd vol deed, of was er een ander mechanisme gaande? Voor dat gebrekkig aan de tijd aangepaste gedachtegoed valt veel te zeggen, maar de wispelturigheid van het electoraat mag je in processen als dit niet onderschatten om de zaak te vertroebelen. En zo kwam ik weer terug bij die premier-bonus. Want de verdergaande val van het duo PvdA-CDA ging ook nog eens hand in hand met een gemankeerde overgang van het leiderschap binnen één dier partijen.

De electorale ineenstorting van zowel het CDA na het vertrek van Lubbers als de ineenstorting van de PvdA na het vertrek van Kok was groter dan je op grond van die veronderstelde premier-bonus zou mogen verwachten. Een stuk groter zelfs. Als ik er naar terug kijk zie ik in feite een uitgestelde afbetaling van die premier-bonus – met rente. De impopulariteit van de opvolger is een factor van belang, maar alleen omdat die opvolger nooit de tijd of ruimte kreeg zelfstandig populair te worden en langzaam de zittende premier weg te drukken. De manier waarop Lubbers Elco Brinkman een paar keer in het gareel dwong is bijna legendarisch. Van botsingen tussen Kok en Melkert staat me niet veel bij, maar echt zelfstandig populair werd Melkert nooit – mogelijk ook omdat Melkert daarvoor niet de geschikte man was.

Het contrast met de hen voorgaande opvolgingen is opvallend. Toen Van Agt vertrok was er geen debat mogelijk wie hem zou opvolgen. Kok volgde Den Uyl op terwijl hij al een zelfstandig verkregen populariteit en zekere mate van gezag had, dat laatste bouwde hij als minister van Financiën onder Lubbers nog verder uit. Dat laatste kan een bijkomende factor zijn geweest in de mislukte opvolging van Lubbers door Brinkman.

We zien in Nederland al een jaar of veertig een overgang van een fixatie op het beleid en standpunten van een partij, naar een sterkere aandacht voor de gepercipieerde kwaliteiten van de aanstaande premier. Zo werd Balkenende premier, vooral bij gebrek aan beter materiaal. Maar een partij die de opvolging niet tijdig op orde weet te krijgen betaalt daarvoor electoraal de prijs, en die lijkt permanent. Mogelijk mede bepaald door de wijze waarop de uitstraling van een partij het electoraat aantrekt of afstoot, maar de grote stap neerwaarts na een mislukte leiderschapsoverdracht maakt de overgang moeilijker omkeerbaar.

Als we dat naar de huidige periode vertalen zijn er twee voorbeelden: Balkenende en Rutte. Balkenende was een versleten premier, maar er was evenmin een opvolger beschikbaar die enig gezag had.zijn positie over te nemen (deels ook vanwege de ambities van Balkenende richting Brussel). Zijn partij betaalde er de prijs voor, en heeft met Buma geen leider die je als een logisch premier ziet.

Mutatis mutandis kun je uit bovenstaande voorspellen dat het met de VVD ook niet goed al aflopen. De enige kans voor fractieleider Dijkhoff is zijn premier de komende twee jaar het vuur na aan de schenen te leggen, om hem uiteindelijk te wippen over een principieel punt. Als Rutte vertrekt eer Dijkhoff de kans heeft zich te manifesteren als iemand die minstens tegen Rutte opgewassen was, is het een gelopen parcours vrees ik. Dan valt ook de VVD terug naar een zetel of 15, en gaat het electoraat op zoek naar een nieuwe leider die het serieus nemen kan. De spoeling daarvoor begint dun te worden, want geen van de huidige leiders onder de 40 wekt bij mij de indruk daarvoor geschikt te zijn.

3 reacties

  1. J schreef:

    In ieder geval heeft D’66 de opvolgersfout niet gemaakt door mee te doen aan de mythe van de impopulariteit van hun opvolger. Elke opvolger kan onmogelijk impopulairder zijn dan Pechtold. D’66 zit met Jetten dus gebakken (met peren?).

  2. Dick H. Ahles schreef:

    Zowel CDA (daarvoor KVP) als VVD hebben de, overigens gezonde, filosofie dat politieke principes prachtig, soms nuttig zijn, maar dat uiteindelijk gewoon het land moet worden bestuurd. Los van het pluche, is dat het kenmerk van een bestuurderspartij.
    De andere politieke partijen hebben de neiging hun walmende uitspraken die die principes vooral sociaal/eerlijk/zwakkeren-steunend laten lijken (= meestal niet ook ‘zijn’) zo serieus te nemen dat die natuurlijk niet zomaar politiek uitonderhandeld kunnen worden.

    De PvdA zat daar altijd een beetje tussenin, veel bestuurders die zich laten voorstaan op die prachtige socialistische principes die hun achterban wil horen, maar diep in hun hart weten dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen; en dat er uiteindelijk geregeerd moet worden.

    Een groot deel van de Nederlandse kiezers kunnen zich altijd vinden in een politieke leider die uiteindelijk praktisch gewoon het land zo goed mogelijk willen besturen. (Biesheuvel, Van Agt, Wiegel, De Jong, Lubbers, Kok, Balkenende, Rutte). Dat is voor een groot gedeelte gekoppeld aan personen en minder aan politieke stromingen.

  3. D. G. Neree schreef:

    de verklaring is simpel: Het loslaten van de eigen principes en de fundamenten van de democratie en de rechtstaat en het inruilen van waarheid voor de leugen zorgt voor de neergang. Die neergang bedreigt de machthebbers, die hun macht verkregen door wel die fundamenten en principes te ondersteunen , of althans te doen alsof. Die dreiging hun macht te verliezen zorgt voor steeds dictatorialer en leugenachtiger beleid. Daar komt bij dat er steeds meer geld nodig is om het groeiende overheidsapparaat in stand te houden en de vriendjes bevriend te houden en op de langere termijn loopt het uit op opstand, rebellie, een staatsgreep, revolutie of burgeroorlog.

    Vraag: wanneer besloot men in Den Haag deze heilloze weg in te slaan? Hoe kan het, dat de partijen die hoge idealen hadden, hun fundamenten op de vuilnishoop hebben gegooid en nu loopjongens zijn van het grote geld? Hoe kan het dat de journalistiek alle normen en waarden overboord heeft gegooid en nu slechts een propaganda-spreekbuis is voor datzelfde geld?