De parabel van Gekke Pietje en de echte islamofoben
Deze parabel van Gekke Pietje is gebaseerd op een ware gebeurtenis. Ik was tien jaar oud. De Islam bestond toen nog niet, laat staan de leer van Mohammed! Elders op de wereld bestond dat fenomeen natuurlijk al wel, maar voor ons Nederlandse kinderen, de een nog autochtoner dan de ander, niet. Pas een jaar of twee later, schat ik, hoorde ik voor het eerst dat versje over de lengte van Allah’s geslachtsdeel.
U kent het vast ook wel. Of een variant erop. Hij is groot, hij is machtig, hij heeft een l*l van een meter tachtig. Ik denk dat het geen toeval is dat in latere varianten dat ding nog langer is geworden!
We woonden nog niet zo lang in de Van Haarenlaan in Schiedam. In de gloednieuwe flat was er een aparte badkamer, stromend warm water en in de keuken was er in de winter een ‘ingebouwde koelkast’: een kastje met een extra weinig isolerende achterkant. Die achterkant grensde aan het balkonnetje en aan die kant was die hardboardplaat met gaatjes dan weer voorzien van een de zon weerkaatsend oppervlak. Superieure vondst. Heel handig was ook dat de kolenopslag op de begane grond was in plaats van op zolder, zoals in de bovenwoning waar we vandaan kwamen.
Af en toe kwam er een zeer zwakbegaafde jongeman door de straat die door de buurtkinderen Gekke Pietje werd genoemd.
Hij had vaak een heuse transistorradio bij zich, die hij op zijn schouder droeg. Hij luisterde zo naar muziek. Ghetto-blasters kwamen er pas veel later. Dit was eigenlijk een soort beschaafde voorloper daarvan. Piet zorgde niet voor overlast en ook anderszins deed Piet geen vlieg kwaad, maar we waren toch wel een beetje bang voor hem. Vanzelfsprekend. Hij was héél anders. Geestelijk niet, maar lichamelijk zeker wel een man, al dachten of spraken we daar natuurlijk niet in die termen over.
Zelf was ik, ook voor mijn leeftijd, klein en tenger.
Op een zondagmiddag speelde mijn jongere zusje buiten. Ze gooide met wat andere kinderen een ballon heen en weer. En toen ving Gekke Pietje het ding op. En hij maakte geen aanstalten om het ding terug te geven. Mijn oudere broer was niet buiten en vanuit mijn ooghoek zag ik dat mijn ouders en een of twee oudere zussen van achter het raam op de eerste verdieping keken naar wat er nu ging gebeuren. Ze hadden hoge verwachtingen van mij. Nu moest ik optreden. Ik vertelde Piet dat het leuk was om met een ballon te spelen, maar dat het kleine meisje verdrietig zou worden wanneer hij het ding zou meenemen. In iets meer en in iets andere woorden, maar dat was de strekking.
Dit onbetekenende voorval staat me nog zo goed voor de geest dankzij de lof die ik achteraf kreeg. Ik had het helemaal goed gedaan. Ik had (een schijn van) ruggengraat getoond (toen nog zonder die wezenloze tussen-n), gecombineerd met een slijmerige aanpak. En belangrijker: ik had de geestelijk gehandicapte Piet niet geprovoceerd.
Het is niet gebruikelijk, maar ik ga deze parabel nog wat toelichten. Dat ik de laatste tijd vaker terugdenk aan dat voorval heeft alles te maken met de niet-provoceren-kaart die getrokken wordt tegen zoiets als een cartoonwedstrijd. Door de ware islamofoben.
Men doet het voorkomen of de aanpak die ik als tienjarige met succes hanteerde tegen Gekke Pietje ook gehanteerd moet worden tegenover de volgelingen van Mohammed. Eens, het gemiddelde lid van de oelema zou je ook knettergek kunnen noemen, maar die gekte is van een heel andere aard dan die van Piet. Deze lieden zijn in tegenstelling tot Piet wel kwaadaardig en geslepen en hun gekte is aangeleerd. Piet was niemands volgeling en was zeker geen fan van een bepaalde leer. Ik weet niet of Piet in zijn leven ooit iets gewelddadigs heeft gedaan. Dat geldt echter wel voor volgelingen van Mohammed en van diens hedendaagse vertegenwoordigers op aarde.
Een heel ander verhaal is dat reëel bestaan van de leer van Mohammed. Een van de meest gênante aspecten aan de omgang met de leer en volgelingen van Mohammed door politici en media, is dat men het doet voorkomen alsof die nieuw zijn. Alsof die leer geen lange geschiedenis kent en die volgelingen in eigen land niet meer of minder enthousiast onderdeel uitmaken van de wereldwijde oemma.
Mijn volgende stuk (met eigen cartoon) gaat hier verder op in.
De islam werkt verlammend, het is ons zo wezensvreemd dat we daar geen antwoord op hebben, deze ideologie kan alleen worden geneutraliseerd door met gelijke munt terug te betalen, dus om te beginnen de islam als terroristische organisatie verbieden en ons land ervan te bevrijden.
Deel uitmaken of onderdeel zijn van. Onderdeel uitmaken is een foute contaminatie. Voor de rest puik verhaal, herkenbaar.
Prachtig stuk heer Groenendijk!. U bent waarlijk groots en uw pen is machtig.
Het historisch besef van het Nederlandse volk lijkt non-existent. Het Nederlands volk gaat er prat op tolerant te zijn en op de hand van de underdog. Als we kijken naar de aantallen dan zien we een heel ander beeld. Islam met meer dan anderhalf miljard volgers!!!! De PVV met 1 lid en op zijn best anderhalf miljoen kiezers.
Heulen met een buitenlandse ideologie. Dat is wat het merendeel van het Nederlandse volk doet. En nu we het toch over de Nederlandse volkaard hebben. Nederlanders zijn natuurlijk niet spaarzaam en zuinig. Vraag maar aan de gemiddelde Groningen hoe zuinig Nederland is met haar bodemschatten.
At your service, heer Cid!
hulde, ik wilde dat ik het zo had kunnen verwoorden, dank.