De interne instabiliteit van de EU wordt een factor
De EU vertoont steeds meer trekjes van instabiliteit. En zowel het gedrag van de Brusselse Eurocraten als dat van het Europees Parlement (EP) onderstreept dat slechts.
Door de vele maatregelen die vanuit de Brusselse Moloch met strakke regelmaat op ons afkomen, verliezen we wel eens het overzicht over de aard daarvan. En het waarom. Maar in zekere zin is de stortvloed van regeltjes die men vanuit Brussel aan de landen van de EU probeert op te leggen een zwaktebod, een erkenning van het eigen gebrek aan bindend vermogen. Want door de zwakke, vrijwel afwezige legitimatie van de EU-leiding is de gelijkenis met een windmolen die met slagen in de lucht probeert een bijdrage te leveren opvallend. En pijnlijk. Indrukwekkend groot misschien, maar een rendabele bijdrage leveren doet het ding niet.
De poging vanuit Brussel om nu tot en federatie te komen waarin vanuit Brussel de EU gestuurd kan worden is gedoemd tot mislukken. Niet vanwege het nu ontstane verzet – dat men brandmerkt als populistisch, maar met evenveel zo niet méér recht kan betitelen als: het democratisch verzet – maar toch vooral door de ingebakken zwakheden die een dergelijke federatie krijgen zal. Een organisatie waarvan de diepgaande scheuren aan de oppervlak goed zichtbaar zijn heeft weinig kans in een vijandige omgeving te overleven. Er is zelfs iets voor te zeggen dat slechts de druk van buitenaf haar nog bijeen houdt. Zoals de Eurocraten de kans bleken te zien om met behulp van de economische crises hun federatieve ideaal door te drukken, blijkt nu dat de voortdurende crisis nog haar enige kans van slagen is. Een heel wankele basis.
Bovenstaande heeft zoals gezegd alles te maken met de ingebakken zwakheden van de EU. Wie een organogram van de EU beziet, ziet dat het een hoogst ongezond samenraapsel van instituten, machtskernen en pressiegroepen is. Waarbij dan ook nog curieus is, dat deze kwalificaties zich niet elk beperken tot een bepaalde machtsgroep, maar toch vooral van toepassing zijn op groepen binnen machtsgroepen. Met recht is het bestuur van de EU te kenmerken als een Poolse Landdag.
Het dagelijks bestuur van de EU, onder leiding van de Commissie, is zo’n in zichzelf verdeeld instituut. Met commissarissen uit elk van de 27 lidstaten is het niet alleen een log, maar vooral ook een inefficiënt apparaat. De commissarissen neigen ertoe vooral de belangen van hun land van herkomst te bevorderen (en die van henzelf). Dat het ambtenarenapparaat daarop is toegesneden wordt bestuurlijk wellicht gezien als een manier van legitimatie, maar is uit de aard ervan niets anders dan een beperkende factor voor zowel effectiviteit als legitimering.
De lidstaten zelf zijn zo mogelijk nog minder eenduidig aanwezig. Vooral de kleinere en de nieuwere lidstaten zijn in status ondertussen afgezakt naar de rol van pressiegroep, waarbij ze lijdzaam moeten afwachten welke positieve effecten het Brusselse bewind voor hen hebben zal. Bij voldoende eensgezindheid tegen een bepaalde maatregel kan via een gekwalificeerde minderheid een veto worden georganiseerd tegen een bepaald beleidsvoornemen, maar verder is het toch meer en meer ieder voor zich. En natuurlijk: gillen vóór je geslagen wordt.
Het Europarlement is volkomen onbetekenend, en moet worden afgeschaft, aangezien het niet anders is dan een democratische schaamlap die het Brussels dirigisme verhullen moet. En behalve voor de eigen leden van het EP is dat eenieder binnen de EU volstrekt duidelijk.
De basis van de macht in Brussel wordt namelijk nog steeds gevormd door de as Parijs-Berlijn. En hier zit voor de EU mogelijk de gevaarlijkste crisis van 2013, want het belang van deze verstandhouding staat op instorten. Het probleem is Frankrijk. Niet alleen is het vertrek van Sarkozy politiek een slag voor de Franse invloed binnen de EU gebleken – opvolger Hollande is niet alleen heel zwak maar mist op het gebied van de internationale politiek ook het vermogen – de manier waarop Angela Merkel Hollande minstens een half jaar in het luchtledige zwemmen liet was niet alleen pijnlijk, maar ook erg schadelijk. Daar komt nu dan nog eens bovenop dat Frankrijk economisch op instorten staat.
Door die laatste factor krijgt Duitsland nu meer dan zij wenste of hebben wilde. Natuurlijk, in een constellatie als de EU proberen landen voortdurend hun onderhandelingspositie ten opzichte van elkaar te verstevigen. Maar Frankrijk degradeert nu in hoog tempo zèlf tot bozige pressiegroep. Dat is ook niet in het belang van Merkel en Duitsland, want via de verstandhouding met Parijs wist Berlijn veel beleid door te drukken dat anderszins onderwerp had kunnen worden van een discussie zonder leiding. Frankrijk was in veel opzichten een leidend tegenwicht tegen het economische leiderschap van Duitsland, en nu het land voor tenminste de middellange termijn uit die positie lijkt weg te vallen ontstaat er iets als een machtsvacuüm.
Duitsland als onomstreden leidend land onder de lidstaten garandeert uit de aard van die rol toenemende confrontaties met de Eurocraten in Brussel. Dat zal de rol van Brussel verminderen ten gunste van die van Berlijn, met alle gevolgen van dien. Indien er als tegenwicht rond Frankrijk iets van een coalitie van vooral mediterrane lidstaten ontstaat, bevestigt dat een verdeling binnen de EU op Noord-Zuid-basis. Op de lange termijn draagt dat het gevaar van een scheuring van de EU in zich. Niet alleen politiek, maar ook economisch. Van nature is die kloof al aanwezig, maar haar op natuurlijke wijze doen verwijden is een gevaarlijk politiek spel.
Beide hierboven aangegeven ontwikkelingen zetten het voortbestaan van de EU onder grote druk, en zullen een federatie onmogelijk maken. Een groot risico is dat het ook de economische samenwerking schaden zal. Hierbij moet nog worden opgeteld dat het VK zich door de recente speech van premier Cameron buiten dit machtsspel heeft geplaatst. Dat maakt het ontstaan van een nieuw evenwicht tegen de Duitse dominantie heel moeilijk, zo niet onmogelijk.
Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.