De Eurocrisis is pas over als het basisprobleem wordt aangepakt
2013 zou wel eens een beslissend jaar kunnen worden voor de Eurozone, zo schrijft kredietbeoordelaar S&P in een woensdag verschenen rapport. S&P sluit niet uit dat in 2013 een definitief einde komt aan de wisselvalligheid en verdeeldheid die de laatste jaren kenmerkend waren voor de Europese kapitaalmarkt. Maar dat is op zijn best slechts de helft van het verhaal.
S&P ziet ook kansen voor Ierland en Portugal om weer geld te kunnen lenen op de kapitaalmarkten.
Mooie woorden, maar wie alle platitudes er uitvist houdt weinig anders over dan wat komma’s en punten. S&P ziet kansen en risico’s. Vanzelfsprekend. Zeker na zo’n jaar als 2012. Wat S&P zorgvuldig vergeet te noemen, is dat het basisprobleem van de Eurozone – de ongelijke ontwikkeling tussen de noordelijke en zuidelijke economieën – eerder groter is geworden dan verkleind.
De enige financieel-realistische oplossing daarvoor is een volledige Transferunie, en dat is niet iets waarvan kan worden aangenomen dat iemand daar in de Noord-Europese staten de moed voor heeft. Er heerst ook in Noord-Europa grote onrust over de verzorgingsstaat en de waardevastheid van onze pensioenen. En al uit zich dat nog niet in protestmarsen met rollators door het centrum van Den Haag, de signalen dat dit veel mensen bezighoudt zijn onmiskenbaar. In Nederland werd dit in september bij de verkiezingen onderstreept door het grote aantal voorkeursstemmen voor de CDA’er Pieter Omtzigt, een pensioenspecialist die totaal ongeveer 5% van de stemmen voor zijn sterk verliezende partij kreeg. Ook de opkomst van 50+ moet in dat licht worden gezien.
Alle hosannageroep dat modderfiguren als Commissievoorzitter Barroso ter gelegenheid van het nieuwe jaar uitbraken, kan niet verhullen dat de EU nog geen schijn van een begin van het aanpakken van die problematiek heeft gemaakt. De vorig jaar onder druk van Hollande bijeengeraapte maatregeltjes die de Zuid-Europese economieën zouden moeten stimuleren kunnen op geen enkele manier worden gezien als het begin van een oplossing. En in Zuid-Europa lijkt men veel meer bezig met bezuinigen, dan dat er wordt nagedacht over middelen om weer tot groei en bloei te komen.
Niet, dat dat mee zal vallen. Want wat zou de basis van dat herstel moeten worden? De landbouw is onvoldoende basis, en herindustrialisatie kunnen we gevoeglijk schrappen. De zuidelijke landen missen daarvoor de mensen die in staat zijn dit te dragen, en buitenlandse investeerders hebben goedkopere en degelijkere alternatieven tot hun beschikking. Landen, waar men bovendien geen vakbonden heeft die op hoge toon eisen stellen.
De bestaande industrieën zijn relatief kleinschalig, en leveren slechts een matige kwaliteit. Om werkelijk concurrerend te worden zullen de lonen in Zuid-Europa met nog minstens 30% moeten zakken. Om dat voor elkaar te krijgen is vereist dat de levensstandaard – die nu al zeer ver is weggezakt ten opzichte van wat men recent nog gewend was – nog verder omlaag gaat, en dat de bevolking ervan wordt doordrongen dat dat geen tijdelijke situatie zal zijn.
Dat laatste lijkt het grootste probleem te zullen worden. Het enige dat de bevolking in de zuidelijke landen nu nog weerhoudt van een grote volksopstand is de hoop dat betere tijden terug zullen keren. Dat gaat niet gebeuren, en als eindelijk dat besef voldoende doordringt, terwijl de laatste sociale zekerheid voor hun ogen verdampt, zijn de gevolgen voorspelbaar. De overheid zal zijn laatste gezag verliezen, met opstanden en anarchie tot gevolg. Zowel Griekenland als Portugal en Spanje zijn hiervoor zeer kwetsbaar.
Vorige week deed Trias hier op DDS al verslag van de situatie in Portugal, en wie dat goed gelezen heeft zal beseffen dat de onmiskenbare inzet van de Portugezen voor bezuinigen zijn langste tijd heeft gehad. En mocht Portugal ontploffen, dan zal Spanje niet ver achterblijven.
Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.