DE WERELD NU

De bevolking van het rechtse politieke landschap

De column die Bart Jan Spruyt afgelopen vrijdag op Dagelijkse Standaard plaatste, Hero’s gat op rechts, vond ik een mooie aanleiding mijn gedachten over het rechtse politieke landschap eens te ordenen. Het stuk gaf daar alle aanleiding toe, een stimulans die ik niet anders kan omschrijven dan als een genoegen.

Wat het gat op rechts betreft, geloof ik inderdaad dat het er is. En zelfs een vrij groot gat. Het nadeel voor nieuwe partijen is echter dat het een bijzonder dunbevolkt terrein is, en de traditionele bewoners vertonen de achterdocht ten opzichte van nieuwigheden die Conservatieven gewoonlijk wordt toegedicht.

Daar komt dan nog bij, dat het gevoel voor de nuances tussen rechtse stromingen in Nederland bij het electoraat maar matig ontwikkeld is, hetgeen geweten moet worden aan een in internatoinaal verband gezien vrij linkse politieke traditie. Het bestaan van een grote rechts-liberale partij als de VVD is in Europa feitelijk een unicum. Liberale partijen bevinden zich gewoonlijk in het politieke midden, of iets links daarvan.

De partij van Brinkman is potentieel een kandidaat om die open plek tot de hare te maken, ware het niet dat de politicus Brinkman door weinigen als geloofwaardig wordt beschouwd. Daarvoor is er de afgelopen jaren teveel gebeurd dat hem in de ogen van rechtgeaarde conservatieven als deugdelijk alternatief diskwalificeert. Zoals Spruyt terecht memoreerde, versloeg de PVV in 2006 de potentieel conservatiever geaarde partij EénNL glansrijk, en met zoveel overtuiging dat sindsdien geen serieuze pogingen meer zijn gewaagd om de PVV op haar eigen terrein te bestrijden.

De jammerlijk gefaalde poging van Rita Verdonk in 2010 was weinig meer dan een poging de VVD in stukken te scheuren, met een deels libertarisch programma. Ook Brinkman doet eigenlijk niet anders – zijn belangrijkste objectief lijkt te zijn in de VVD (en mogelijk ook CDA)  teleurgestelde kiezers op te vangen in de hoop tezamen met het restant van het  TROTS-electoraat een basis te vormen voor een gezonde partij.

Zoals bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 al bleek echter, verschrompelde TROTS op de plaatsen waar de PVV meedeed, en had zij het evenzeer moeilijk tegen lokale PVV-klonen. Waar TROTS het goed deed, werd de keus voor de partij grotelijks bepaald door gebrek aan beter. Een basis kun je dat eigenlijk niet noemen, zeker geen gezonde.

Ook de komende verkiezingen zullen Brinkman c.s. moeten leven van de kiezers die een overstap vanuit de traditionele gematigd-rechtse partijen naar de PVV een brug te ver vinden. Vaak is die weerzin gebaseerd op het volkse – en tamelijk ruwe – imago dat Geert Wilders door de jaren heen voor zichzelf heeft gecreëerd. Die afstoting zou de Brinkman-partij aan een zetel kunnen helpen, maar veel meer is eigenlijk niet beschikbaar. De deelname ditmaal van een Libertarische Partij betekent ook nog eens politieke concurrentie, al vermoed ik dat te weinig mensen een beeld van het Libertarisme hebben om ze veel kans op succes toe te dichten.

Dat ook nog een derde partij (waarvan de naam me even ontschoten is, iets met Nederland en democratisch in de naam) hoopt in troebel water te vissen, zal echter vooral betekenen dat potentieel minstens één Kamerzetel voor rechts Nederland verloren zal gaan.

Het politieke landschap is ongelijkmatig bevolkt. Het is een feit dat nogal eens over het hoofd wordt gezien bij de segmentatie van het politieke landschap. Niettegenstaande het wijde beschikbare speelveld verwacht ik dat ook deze verkiezingen zullen bewijzen dat er voor een nieuwe partij op rechts weinig electoraal potentieel is, al is de programmatische ruimte er dus wel degelijk.

 

 

Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.