Boudewijn van Houten – Een indruk, vooral in citaten
Schrijver Boudewijn van Houten werd op 10 mei 77 jaar. Een leeftijd waar hij niet extreem blij mee is. Uit een interview twee jaar geleden:
“Wat er niet leuk is aan de ouderdom, kun je wel raden… Na je 60e wordt alles minder. Wat een onzin, die bejaarden in spijkerbroek, die wanhopig doen of ze jong zijn. Ze worden ouder, lelijker, minder energiek – en dat weten ze zelf ook heel goed.”
Voor Van Houten geen flauwekulletjes dus over ouderen die zo gelukkig zijn.
Opvallend is wel Van Houtens productiviteit op deze leeftijd. In twee jaar tijd (2013-2015) publiceerde hij maar liefst vier boeken, en er staan er weer een paar op stapel.
77. Het is een leeftijd waarop velen terugkijken. Van Houten deed dat op zijn 75e heel even, noodgedwongen, want gevraagd:
“ Van mijn boeken is Heel de intellectueel (2004) mij het dierbaarst, omdat ik daar met een revolutionair idee kom, niet minder! Ik stel dat de zelfbenoemde intellectueel geen recht op deze titel heeft en een desastreuze macht heeft gekregen, omdat de kern van het streven van deze gefrustreerde klungel de anarchie is, al pretendeert hij nog zo hard dat hij de wereld zal redden.”
De intellectueel (door Van Houten spottend ‘intello’ genoemd) denkt alleen aan zichzelf, presenteert dat als ‘opkomen voor anderen’, maar hij maakt de samenleving volledig stuk. Dat is de hoofdboodschap van Boudewijn van Houten in dit boek, en eigenlijk in al zijn essayistische werk. De intellectueel, veelal een kunstenaar, schrijver of politicus is een progressief denker die de waarheid niet aankan. De intellectueel is dom, pro-immigratie, pro-moderne kunst, probeert de gelijkheid van mensen te bewijzen en verder is hij tegen aI het mooie.
Inmiddels is dit denken meer gemeengoed, zo hebben we tegenwoordig Geenstijl, maar ooit was Van Houtens denken revolutionair. In de jaren zeventig was hij, naast C.W. Rietdijk, een van de weinigen die openlijk wees op nadelen van immigratie, en op de nadelen van de mei-68-revolutie.
In Erotisch dagboek (1981) schrijft Van Houten ook over de lijsttrekker van de Nederlandse Volksunie Joop Glimmerveen die de verkiezingen inging met de tekst: “Den Haag moet blank en veilig worden”). Van Houten meldt dat hij eerder een hekel aan de tegenstanders van Glimmerveen heeft – die hem voor Hitler uitmaken- dan sympathie voor Glimmerveen.
Ik herken me in die gedachten.
Van Houtens artikel over Adolf Hitler in Hoerenlopen vertoont een zekere overeenkomst met Anmerkungen zu Hitler van Sebastian Haffner, onder meer door de erkenning van ook enkele positieve kwaliteiten van de dictator. Van Houtens stuk verscheen echter (in Maatstaf) zeven jaar voor het boekje van Haffner, resp. 1971 en 1978.
Van Houten is geregeld voor racist aangezien, door dit artikel, door andere opinies en door het oorlogsverleden van zijn vader. De schrijver is echter bepaald gecharmeerd van de moslimcultuur – ‘maar dan in moslimlanden’.
Over de multiculturele samenleving zegt hij in Pijlen van verlangen (2014) dat mensen bezwaar maken tegen immigratie vanwege hun veiligheid, omdat ze niet meer de achterdeur open kunnen laten staan, en omdat er meer geroofd wordt. Plus dat wijken leuker zijn als ze autochtoner zijn. Allemaal heel concreet, aldus van Houten, die bezwaren hebben niets te maken met xenofobie of kleinburgerlijkheid.
Van Houten is immer kritisch.
Als feministisch tijdschrift Opzij adverteert met ‘Renate Dorrestein ontdekt eindelijk de Man als Vriend. Hoe de door haar verguisde seks onvermoede kanten blijkt te hebben. Een grensverleggende beschouwing’, stelt Van Houten droogjes in Heel de intellectueel:
“Ja, zo is het verleggen van grenzen een koud kunstje. ‘Heen en weer… heen en weer,’ zong Drs. P”.
In dit boek spaart hij niemand in de intellectuele wereld. Van Houten noemt intellectuelen lelijk en rancuneus. Over Geerten Meijsing die geestdriftig is over een boertige passage over schaamhaar bij Jan Wolkers: “En voor zulke mensen zijn dan Simenon, Remarque en Somerset Maugham niet verfijnd genoeg.”
En over een vriend van hem:
‘Er loopt een Chinese Muur tussen mij en mensen als Jeroen Brouwers en Peter Andriesse. De laatste [die vriend! – RV ] vertelt me met smaak hoe bij een receptie van uitgeverij Manteau door de auteurs de schalen met salade tegen de muren werden gekwakt. Die onburgerlijkheid is voor dit soort mensen de garantie dat ze artistiek zijn. Maar ik denk niet dat Oscar Wilde en Mark Twain ooit zoiets gedaan hebben. De corpsstudenten doen het al decennia lang.”
En dat nu is Boudewijn van Houten. Een man die immer alleen staat. Die bij het Forum voor Democratie optreedt met een verhaal anti-democratie en toch applaus oogst. Een man met wie ik het in veel eens ben. Een man die zijn ongelijk durft te erkennen, valt op, zowel prive als in geschrifte. Is Boudewijn van Houten alleen maar anti? Alleen maar kritisch?
Nee. Hij schrijft sowieso altijd liefdevol, ook als hij kritisch is. Hij is een romanticus, zie zijn laatste boek Mijn Heilstaat.
Een mooi voorbeeld is een stuk van hem over het menselijk denken, dat hij besluit met:
“Denken – we overschatten het. We doen net alsof we abstract naar de waarheid kunnen zoeken, terwijl we waarschijnlijk met dat denken alleen maar heel concreet onze belangen kunnen proberen te dienen. Wat niet in ons belang is, wordt gewist. Natuurlijk kan dat belang op allerlei manieren bevorderd worden. De een heeft vooral nodig dat zijn ijdelheid wordt gestreeld, de ander dat zijn portemonnee wordt gevuld. Maar in die richting moet het toch gaan; meer kan en wil het verstand niet aan. We hebben een klein en koppig koppie.”
Is Van Houten dan vooral van het denken?
Nee.
In Pijlen van verlangen schrijft hij:
“Duizenden handjobs op internet gezien. Slechts een op de duizend vrouwen weet hoe je dat doen moet, de rest rukt maar zo’n beetje. Dit bevestigt mijn indruk dat de meeste mannen maar armoedige seks krijgen, ook bij de hoeren.”
Van Houten (Den Haag, 1939) is bovenal een schrijver van het zinnelijke.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Renzo Verwer
Renzo Verwer is auteur van “Vrijheid van meningsuiting voor beginners” (Uitgeverij Van Brug 2015)
“En voor zulke mensen zijn dan Simeon, Remarque en Somerset Maugham niet verfijnd genoeg.”
Ik neem aan dat hier Simenon bedoeld wordt en niet Simeon (onbekend).
@D.G. Neree
Daar had ik over heen gelezen. Merci.
Zijn boek ‘Fout’ bewijst het tegendeel.
Bij mijn weten het enige verslag van een kind met zogeheten ‘foute ouders tijdens wo2. Niets goed pratend of juist beschuldigend van toon en benadering. En de ijdelheid van de grote visies der niet zo grote lieden haarfijn blootlegt. Zonder rancune of spot van de schrijver. Iets waar de man achteraf alle redenen voor had mogen hebben. Groots.