DE WERELD NU

Alexandra’s Reis – 23 –

Alexandra's Reis

We zijn aangeland bij het midden van het boek en bij het samenkomen van de belangrijkste verhaallijnen: (een terugblik op) de cursus van Hannah Lorentz in Zeewolde, van een paar maanden geleden. Een lid van de Tweede Kamer maakt zichzelf minder populair. Hannah wordt thuis uitgenodigd bij Maria en Rodney in Almere.

Massamoordenaar Breivik en een kennismakingsspel

Na het inspreken van het tweede bericht op het antwoordapparaat van Maria en Rodney, gaan Hannah’s gedachten vanzelf terug naar het bijzondere begin van de cursus. De onverwacht heftige groepsdynamiek. Hoe ze zich op de eerste bijeenkomst geërgerd had aan de houding van Merlijn en sympathie had opgevat voor Maya. Hoe Wilson als eerste het woord had genomen.
De deelnemers aan de schrijfcursus vormden met z’n vijftienen maar een klein groepje. Het carré van tafels waaraan ze zaten was iets te groot voor de groep terwijl de hele opstelling slechts een hoekje innam van de grote tent. Er lag geen grondzeil of andere bedekking op het grasveld. Kaal, klam, somber: als de temperatuur twee graden lager was zou het er onprettig toeven zijn.

Hannah was net klaar met het uitleggen van de regels van het kennismakingsspel. De vrouw links naast haar aarzelde geen moment om het woord te nemen. ’Ik ben Louise Wilson en ik ben lid van de Tweede Kamer voor de Liberale Partij Nederland.’
Hannah had de vrouw al twee keer eerder gezien. Eerst in de bus van ’t Harde naar de cursuslocatie. Ze zat daar naast een wat oudere man met artistiekerig voorkomen, die niet deelnam aan deze groep. Daarna had Hannah hen beiden nog gezien toen ze schuilden voor de regen op de veranda van de safari-tent naast die van haarzelf. De huurder van die tent, een grote gespierde man met kort haar en vriendelijke oogopslag, zat ook in de groep. Ze gokte dat hij naar de grote cursustent gekomen was samen met Maya. Hij had het Aziatisch uitziende meisje met de Hollandse achternaam ook op koffie getrakteerd op zijn veranda. Zij was, voordat ze ging zitten, als enige van de cursisten, naar Hannah toegekomen om zich voor te stellen. De blanke reus en het tengere bruine meisje zaten naast elkaar en uit hun lichaamstaal maakte Hannah op dat ze niet 100 procent vreemden voor elkaar waren.
‘De vakanties die we hebben als Kamerlid, op reces gaan heet dat officieel, zijn best lang. Het was in de fracties van de partijen waaruit wij zijn voortgekomen, al de gewoonte om een deel van die tijd te gebruiken voor een soort stage. Om zo contact te houden met wat leeft onder gewone mensen.’
‘Sorry’, onderbrak Hannah haar, ‘als ik nu niet bijstuur, loopt mijn werkvorm voor de kennismaking in het honderd. Mijn bedoeling was dat men pas wat over zichzelf vertelt, na het aanhaken bij wat iemand anders vertelt over een mogelijk personage. Het is wat verwarrend misschien. Maar op die manier komen we dus over degene die als het eerste het woord krijgt, of neemt, juist níet als eerste meer te weten. Ik denk dat ik, wanneer ik nog eens dit spel gebruik, beter zelf kan beginnen met het neerzetten van een personage, dat ik in een toekomstig boek een plaats wil geven.’
Wilson reageerde snel en vijandig.
‘Ja, dat lijkt me een goed idee, ja. Zal ik nu nog wel een beschrijving geven van boek en personage dat ik voor ogen heb? Waarvoor ik conform uw werkvorm dan suggesties zou vragen?’ Gemaakt guitig voegde ze er nog aan toe: ‘Of is mijn beurt nu voorbij?’ Weinig cursisten ontging de hatelijkheid in de woorden van het Kamerlid.
In de bus had Hannah voor zichzelf al een ander soort spel gedaan. Ze had geprobeerd in te schatten wie van de reisgenoten een paar uur later bij haar als cursist zouden aanschuiven. Van de vrouw met de opvallend rode wangen onder hoge jukbeenderen had ze gedacht, een tikkeltje gehoopt eigenlijk, dat ze niet tot de deelnemers zou behoren. Toen ze bij de tenten verbaasd had vastgesteld dat ze de moeder was van de twee ongeveer 11-jarige kinderen die ook in de bus zaten, was die hoop nog wat sterker geworden. Zo weinig liefde als dat mens uitstraalde naar die kinderen.
En dit was dus Wilson. Hannah wilde, zeker zo in het eerste kwartier van de cursus, liever geen rare spanningen in de groep. Het leek echter onvermijdelijk dat ze de politica op haar plaats moest zetten. Gezien de arrogantie van de vrouw, kon het nog een hele kluif worden om dat te doen zonder dat dit tot vuurwerk zou leiden.
Vanuit haar ooghoek zag ze dat de man naast het Kamerlid druk aan het schrijven was. Nu al? Er lag een soort spottende glimlach op zijn gezicht.
Net op tijd herinnerde Hannah zich een ander deel van haar voorbereiding. What the heck. Hoofdthema van de cursus was dan wel “personages”, maar dialogen – en conflicten als onderdeel daarvan! – konden ook interessante leerstof voor schrijvers in spé opleveren. Wat voor emotionele toestanden er ook zouden ontstaan: ze kon die ombuigen en onderdeel van de cursus maken.
Weinig kans trouwens dat ze deze dame niet de baas zou kunnen. Al was het maar omdat ze meer wist over Wilson, dan Wilson over haar. Toen ze de deelnemerslijst had gekregen was de naam haar bekend voorgekomen. Ze had even gezocht op internet en genoeg informatie gevonden. Dat ze haar in de bus niet herkend had, was niet zo vreemd. Wilson zat nog maar net in het parlement. Typische backbencher: dweperig richting partijleider, zelfingenomen en neerbuigend naar gewone mensen. Lof en bewondering die ze ervaren in de woorden van mensen buiten het politieke wereldje, denken ze te danken te hebben aan eigen prestaties die leidden tot hun plaats op de kandidatenlijst. Ze beseffen niet dat journalisten, ondernemers en lobbyisten instrumenteel omgaan met die misvatting. Hoeveel Kamerleden realiseren zich dat veel van die gewone mensen doorhebben dat oppervlakkigheid en kuddegedrag onder politici vaker voorkomen dan integriteit en bevlogenheid?
‘Ik leid deze bijeenkomst, maar ik ben niet de voorzitter van de Tweede Kamer. Die arme man of vrouw mag alleen maar de formele regels van de woordenwisselingen bewaken en kan niet ingaan op boodschappen tussen de regels. Ik kan dat wel. Ik kan u gewoon zeggen dat ik het prettiger zou vinden wanneer u uw ergernis openlijk uitspreekt. En niet probeert mij met een doorzichtig grapje onderuit te halen.’
De gezichtskleur van het Kamerlid veranderde, maar Hannah was nog niet uitgesproken.
‘Ik zal u gelijk het goede voorbeeld geven. Door te spreken over kiezers als “gewone mensen”, neemt u mij niet voor u in. En ja, ik gebruik hier een eufemisme. Dat is trouwens een interessante stijlvorm waar we deze week vast nog op terug zullen komen.’ De grijns van de man naast Maya was nog twee keer zo groot geworden als hij daarvoor al was. De man met het grijze baardje recht tegenover Hannah, keek juist chagrijniger. ‘Als u wilt, kunt u nu gewoon iets vertellen over uw plan voor uw boek en over een personage. Maar u mag wat mij betreft gerust ook even de beurt voorbij laten gaan en later inhaken. Wat u wilt.’
Dit leverde een niet helemaal eerlijke keuzemogelijkheid op voor Kamerlid Wilson. Terwijl ze een schets gaf van de grote lijnen van haar boek, leek haar stemgeluid iets zachter. Toen ze bij de beschrijving van het personage was aangeland, had ze zich merkbaar al weer hervonden. ‘Als ik de werkvorm nu goed begrepen heb, luidt mijn vraag dus: is hier iemand die zich herkent in, of een bijzondere associatie heeft mét een jongeman die in de Derde Wereld geboren is, in Nederland geadopteerd is, en dan als hulpverlener terugkeert naar zijn geboorteland.’ Met haar innemendste glimlach, keek ze de kring rond.
Maya stak als enige haar hand op. Met een knikje en een handgebaar gaf Hannah haar het woord.
‘Nou ja, ik ben dus geen man en ook wel geen hulpverlener, maar ik lijk verder eigenlijk best veel op uw personage. Ik ben namelijk zelf geadopteerd en ik ga binnenkort naar mijn geboorteland.’ Haar ontwapenende manier van spreken, zorgde direct bij meerdere deelnemers voor wat minder diepe rimpels in het voorhoofd en een wat opgewektere blik in de ogen. ‘Ik vind trouwens Derde Wereld niet zo fijn klinken. Het is eigenlijk ook een verouderde term toch. Nu de Tweede Wereld helemaal niet meer bestaat, bedoel ik. Dat stond immers voor de Sovjet-Unie. Warschau pact en zo.’ Haar beide buurmannen, links en rechts, keken naar haar met bijna dezelfde uitdrukking op hun gezicht. Iets tussen vertederd, verwonderd en bewonderend. ‘Ik heet Maya. Maya de Vries. Ik kom uit Bangladesh, maar ik heb geen herinneringen van de tijd in mijn geboorteland. Ik kwam naar Nederland toen ik dertien maanden was. Best wel lang had ik helemaal geen speciale interesse in mijn geboorteland. Toen ik ging studeren aan de School voor de Journalistiek is dat pas een beetje veranderd. Ik ken via school nog iemand die geadopteerd is door Nederlandse ouders. Hij staat er emotioneel weer anders in dan ik. Ik denk dat dat vooral komt omdat zijn biologische moeder nog leeft. Hij komt trouwens uit India. Dat is sowieso toch wel een ander land dan Bangladesh.’ Ze keek nu weer naar Hannah. ‘Is dit genoeg voor het eerste gedeelte? Zal ik nu iets vertellen over mijn schrijfplannen?’
‘Ja prima. Ik kan me níet voorstellen dat Louise je de rest van de week níet zal bestoken met allerlei vragen. Een dubbele ontkenning: het taboe daarop is niet absoluut, hè. Zeker niet in het gesproken woord. Dan kun je wat meer doen met klemtoon. Studeer je nog?’
Maya bleek haar studie net afgerond te hebben. Ze had evengoed al een opdracht in de wacht gesleept van een landelijke krant voor een serie artikelen over India. Ze zou schrijven over de monsterzege van Narendra Modi bij de landelijke verkiezingen en over zijn verhouding tot de moslimminderheid in zijn land. In het kader van die opdracht ging ze ook daadwerkelijk enkele weken naar Pakistan en India. Ze was van plan om er een bezoek aan haar geboortedorp aan vast te plakken. Haar idee om een boek te schrijven was pas kort geleden bij haar opgekomen. Ze was ook niet van plan om een roman te schrijven. Ze kon zodoende ook geen personage beschrijven waarover de andere cursisten haar suggesties aan de hand konden doen. In plaats daarvan vertelde ze dat ze iets wilde doen met het fenomeen dat romans, fictie, soms een belangrijke maatschappelijke invloed hebben. En ja, de Max Havelaar van Multatuli kende ze natuurlijk.
Maya kwam op Hannah over als een evenwichtige en intelligente jonge vrouw. Toch geen meisje eigenlijk. Maar ze had ook iets verontrustends opgemerkt in haar gedrag. Het was niet haar snelle manier van praten of de schijnbaar grenzeloze ambitie als zodanig. Op een of andere manier hadden die er wel mee te maken. Even had ze iets hysterisch gezien in de blik van Maya. Vervelend, ze kon niet meer terughalen op welk moment dat precies was geweest.
‘Schaamte’.
De besnorde man naast Louise Wilson had het woord genomen. Hij keek even in Hannah’s richting. In zijn glimlach zag Hannah nog steeds enige spot, maar hij keek nu anders uit zijn ogen. ‘Ik bedoel het bóék Schaamte van Talisma Nasrin. Lajja in het Bengaals. Maya moet dat beslist lezen. En niet alleen omdat mevrouw Nasrin ook geboren is in Bangladesh en een tijd in India gewoond heeft. Maar haar boek heeft misschien nog wel meer maatschappelijke invloed gehad dan dat van Douwes Dekker. Dekker schreef onder het pseudoniem Multatuli en die Multatuli voerde dan weer koffiemakelaar Droogstoppel op, die op zijn beurt Sjaalman, die … Nou ja, waarschijnlijk kent iedereen hier aan tafel het verhaal wel. Een schoolvoorbeeld van een raamvertelling. Het boek van Nasrin is zo ongeveer het andere uiterste. Bij haar ligt het er duimendik bovenop dat ze een politiek pamflet wilde schrijven. Misschien kun je uitzoeken waarom ze destijds voor de romanvorm koos. Volgens mij is ze nog steeds niet vermoord, ondanks alle bedreigingen. Vraag haar dan ook gelijk of zij de Max Havelaar gelezen heeft. Of had. Toen ze Schaamte schreef bedoel ik.’
Hij wendde zich nu iets nadrukkelijker tot Hannah: ‘Ik vrees dat ik me evenmin als de geachte afgevaardigde naast me, nu aan de regels van uw kennismakingsspel heb gehouden. Ik ben bang dat ik met mijn opmerkingen over mijn eigen boek ook niet erg behulpzaam kan zijn. Ik zal mijn best doen om toch aan te sluiten bij uw werkvorm.’
Hannah vond het moeilijk om de man te plaatsen. Wat een idioot, waarom spreekt hij me aan met u? Ik heb zelfs Wilson al aangeduid met haar voornaam. En waarom vraagt hij eigenlijk niet eerst het woord, als hij dan zo beleefd is?
De man met de spottende lach ging verder. ‘Mijn boek moet een thriller worden. Maar wel met enige diepgang. Ook mijn foutste personages wil ik geloofwaardig neerzetten en dat lijkt me het moeilijkste. Ik hik daar een beetje tegenaan. Die persoon of personen hoeven wat mij betreft geen sympathie te wekken bij de lezers. Ze hoeven zich ook niet met hem te kunnen identificeren. Je hoort wel eens dat het eigenlijk daar om gaat. Ik wil alleen dat die personages niet te oppervlakkig blijven. Een figuur als die Noor Breivik, zeg maar. Van die massamoord op het eiland Utoya. Of zo’n ouderwetse inquisiteur uit de katholieke kerk. Niet een of andere primitieve dommekracht. Mensen die zich daarmee kunnen identificeren, lezen trouwens toch geen boeken.’ De glimlach verried nu weer een andere vorm van spot.
Hij had zich nog niet voorgesteld, bedacht Hannah. Hij was arrogant, maar op een andere manier dan Wilson.
‘Maar ja, de kans is al niet zo groot dat iemand in dit gezelschap zo slecht is. En als er zo iemand tussen zit dan zal hij of zij dat niet melden, vrees ik. Maar misschien is er wel iemand die beroepsmatig te maken heeft met criminelen. Of wel eens met andere door en door slechte mensen te maken heeft.’ Hij grijnsde nu meer dan hij glimlachte.
Hij hield zich nu wel aan de werkvorm. Hardop zei Hannah: ‘Dank je wel. Dat is toch wel een sóórt personage, waar anderen misschien iets over kunnen zeggen. Je hoeft niet per se zelf die slechterik te zijn om hier op in te haken.’ Er werd beschaafd gelachen. ‘Wil je nog wel even je naam zeggen? En, als je wilt, iets over je bezigheden?’
‘Ik heet Merlijn. Ik ben ondernemer. Voor een ontziltingsproject dat ik aan het opzetten ben, zit ik binnenkort een tijd op Malta. Veel besprekingen natuurlijk, maar tussendoor denk ik wel tijd te hebben om te kunnen werken aan mijn boek.’
Aan de andere kant naast Hannah zat een ander stel dat ze al in de bus had gezien. Ze had geprobeerd in te schatten wie van de twee naar de schrijfcursus zou komen. Allebei dus. Ze wilden reageren op de vraag van Merlijn, maar maakten eerst een soort act in de stijl van ‘Na u’, ‘Nee, na u’, van de vraag wie van hen beiden het woord zou doen. Ook de vrouw recht tegenover Hannah en de knappe dertiger recht tegenover Maya, wilden reageren. Hij kreeg als eerste het woord, daarna het stel en daarna de jonge vrouw.
‘Wanneer je de teugels niet al te kort houdt, lijkt me dit een leuke werkvorm. Ik denk dat het voor veel schrijvers een moeilijke opgave is om een geloofwaardige booswicht neer te zetten. Vaak blijft men steken in clichés of wordt het een karikatuur. Of veiligheidshalve beschrijft men nauwelijks meer dan de gedragingen sec, onder toevoeging van wat goed gekozen bijvoeglijke naamwoorden. Dat lees ik liever dan teksten waarin ook de grootste ploerten direct of indirect toch nog worden neergezet als slachtoffer van hun omstandigheden. Ik ben zelf niet boosaardig en heb, voor zover ik weet, ook geen direct contact met mensen die een plaats als ultieme schoft in een roman verdienen. Ik heb wel het een en ander aan criminologische literatuur verstouwd. En om het nog wat ingewikkelder te maken: veel crimineeltjes en criminelen zíjn in zekere zin ook wel slachtoffer en zijn met intensieve begeleiding soms nog te redden. Misschien zijn dat wel types die gewoon niet zo veel psychologische diepgang hèbben!’
Het leek erop dat die laatste gedachte ook voor hemzelf nieuw was. Hij pauzeerde in ieder geval even. De stilte die hij liet vallen kreeg extra nadruk doordat het kabaal van de regen op het tentdoek net op dat moment aanzwol. Hannah wilde het woord al aan een van de anderen geven, maar de jongeman bleek slechts een aanloopje genomen te hebben. ‘Er zijn maar weinig mensen die echt pure evil zijn. De psychologie doorgronden van die paar die echt verantwoordelijk zijn voor ontzaglijk veel ellende, is volgens mij ook van maatschappelijk belang. Volgens mij zijn er twee belangrijke factoren: verveling en verongelijktheid. En die verongelijktheid is het gevaarlijkste. Daar kunnen potentieel heel veel mensen de dupe van worden. Het is iets met dat zich onderschat voelen, zich willen bewijzen, zich onderschat weten. En volgens mij vooral: het niet kunnen verkroppen wanneer ze gecorrigeerd of overtroefd worden. Zelfs wanneer ze al grote successen geboekt hebben, blijft de onzekerheid sluimeren en de wrok tegen mensen die hen in het verleden niet op waarde hebben geschat of zelfs belachelijk gemaakt, blijft. Kijk naar de overeenkomst tussen Mohammed en Hitler. Ooit voelden ze zich gekleineerd door Joden die behendiger in het debat waren dan zij. Ook bij de allergrootste schoften vind je nog dat aspect van zichzelf slachtoffer wanen.’
De jonge vrouw die eerder haar hand had opgestoken, zwaaide nu met haar hand, maar Hannah gebaarde, dat ze nog niet het woord kreeg. De jongeman ging onverstoorbaar verder. Zijn articulatie was aangenaam en hij sprak met een soort vanzelfsprekende autoriteit die niet goed paste bij zijn jongensachtige gezicht.
‘Ten slotte kun je natuurlijk niet heen om het extreme wij-zij denken, dat we kennen van de maffia: leden van de zij-groep zijn geen mensen. In de film Silence of the Lambs zit daar een mooie verwijzing naar. Het monster heeft de dochter van een senator ontvoerd. Via de televisie spreekt die senator de seriemoordenaar rechtstreeks aan. Het valt hoofdpersoon Jodie Foster op dat de moeder daarbij in elke zin de naam van haar dochter noemt. Ze hoopt dat zo bij de ontvoerder toch nog doorsijpelt – naar het rudimentaire geweten waar hij mogelijk nog over beschikt – dat zijn slachtoffer een mens is. Die Hannibal Lecter uit die film is trouwens een goed voorbeeld van wat ik zei over die twee factoren. Hij moordt omdat het kan. Hij is zo intelligent dat hij anderen kan manipuleren en bespelen. Gelukkig zijn de meeste gewetenlozen niet zo slim en zijn ze wèl enigszins tevreden met wat ze weten te bereiken. Mijn naam is Berry, Berry Arts.’
‘Dank je wel. Ook voor het compliment over de werkvorm. Voordat we bij jouw boek en personage komen, geef ik anderen eerst de kans om te reageren op het verhaal van Merlijn. Jij wilde echt heel graag al eerder inspringen’, Hannah keek naar de jonge vrouw recht tegenover haar, ‘dus ga jij maar eerst. Heb je een wat meer concreet aanknopingspunt voor het personage waar Merlijn graag meer inspiratie voor zou opdoen?’
‘Eh, ja dat ook. Maar ik wilde eerst kwijt dat ik er moeite mee heb dat hier Mohammed en Hitler zonodig in een adem genoemd moeten worden.’ Ze kreeg onmiddellijk bijval van de man naast haar, de man met het grijze baardje: ‘Dat kan echt niet hoor.’ Het geroezemoes dat ontstond, had een ongemakkelijke bijklank. Het werd een beetje te spannend zo kort na de aanvaring met Wilson. Hannah was dankzij het gedoe met het Kamerlid nu echter extra alert.
‘Ja, dat kan in Nederland echt wel hoor. Het lijkt erop dat we in deze groep meerdere mensen hebben die politiek geïnteresseerd zijn. Daar is niks mis mee, maar ik wil benadrukken dat dit geen discussiegroep is. Dit is een schrijfcursus. Wanneer je het echt vreselijk vindt, misdadig misschien wel, wat Berry zegt, doe daar dan je voordeel mee. Ik bedoel: gebruik de manier waarop hij dingen doet die in jouw ogen fout zijn, als inspiratie voor de booswichten in jóúw boek. Niemand zal het opnemen voor Hannibal Lecter, maar men zou het weer wel op kunnen nemen voor de inquisiteurs die Merlijn noemde als voorbeeldschurk. Daar zitten beslist interessante discussies aan vast, maar die gaan volgens mij niemand helpen om betere boeken te schrijven. Het is wat anders wanneer het over andere deelnemers gaat. Ik heb Merlijns sneer aan het adres van Louise wel gehoord,’ Terwijl ze dat zegt kijkt ze de kring rond, waarbij ze niet iedereen even lang aankijkt. ‘die vond ik op het randje. Een beetje vuurwerk kan geen kwaad. Maar het is dus níet zo’, ze keek nu de man met het baardje aan, ‘dat bepaalde dingen over historische figuren en instellingen níet gezegd kunnen worden. Nee hoor, echt niet. En hopla, weer een dubbele ontkenning.’
De aangesprokene bleef chagrijnig kijken maar hield zich verder stil. De jonge vrouw zorgde voor een aangename verrassing door volledig akkoord te gaan met Hannah’s woorden. Ze kondigde zelfs aan dat ze er nog eens apart de degens over zou kruisen met Berry en dat buiten de cursusuren zou doen.
‘Dat doet me deugd, eh..’.
‘Alexandra, mijn naam is Alexandra Meniem.’
‘Ik ben benieuwd naar je concrete aanknopingspunt voor Merlijn, maar als je het niet erg vindt, wil ik nu dan toch maar eerst nog het woord geven, eh, ja, aan wie van jullie twee?’
‘Ik heet Diana, mijn man heet John. John en Diana Eest. We doen erg veel samen. Sinds John met pensioen is, schrijven we ook boeken samen. Vanuit ons christelijk geloof zijn we al jaren vrijwilliger bij Gevangenenzorg Nederland. Dat is vaak dankbaar werk, maar ook wel eens moeilijk. Twee jaar geleden ben ik er, op advies van de organisatie, een tijd mee gestopt. Het was toen even te zwaar. Ik had een paar keer een jongeman bezocht van Antilliaanse afkomst. Hij had gestolen en ook geweld gepleegd, maar ik had het gevoel dat ik een goed contact met hem had. In verhouding tot andere gevangenen die ik bezocht, heb ik het dan over, hè. Toen hij nog maar net uit de gevangenis was, vermoordde hij een man van in de 80. Met een mes. De buit was een paar euro. Zijn halfzus werkte bij de thuiszorg en die had hem verteld dat de oude man een kluis had. Daarin stonden dus die man zijn medicijnen. Hij was een beetje aan het dementeren maar hij heeft zich nog proberen te verweren.’ Even leek het of Diana niet verder kon vertellen vanwege de emoties die weer boven kwamen, maar ze ging verder: ‘Misschien hebben jullie er wel iets over gelezen.’ Hier en daar werd er geknikt. ‘Extra treurig aan het verhaal was dat hij al een kind had van vijf jaar, terwijl hijzelf pas twintig was. Zijn nieuwe vriendin had hem geholpen met het openen van de kluis. Ik kon het voor mezelf niet verkroppen. Ik had er min of meer op vertrouwd dat hij niet opnieuw in de fout zou gaan. En dan zo snel. En zo erg. En bij de rechtszitting toonden ze geen van beide een teken van berouw. Dat vond ik het moeilijkste eraan. In de gesprekken die ik met hem had, kwam hij helemaal niet over als gewetenloos. Ik heb ervan geleerd dat sommige mensen hun gewetenloosheid dus goed kunnen verbergen.’
Hannah was even bang dat er nog een cliché zou volgen over de ondoorgrondelijkheid van Gods wegen. Toen Diana klaar was met haar verhaal voelde ze echter vooral bewondering voor haar. Knap dat ze weer helemaal was opgekrabbeld en knapper nog dat ze nuchter kon spreken over haar tegenslag en over haar beperkingen.
Het voorbeeld voor Merlijns personage dat Alexandra beschreef, was een zeer rijke, zakelijke kennis van haar vader. Ze legde er grote nadruk op dat dit een kennis was, geen vriend. Ze had hem in de loop van haar leven hoogstens zes of zeven keer gezien. Toen ze nog een kind was, had ze hem alleen maar “eng” gevonden, hoewel hij nooit onvriendelijk tegen haar gedaan had. Later ook niet. Hij had drie vrouwen. Die gedroegen zich heel verschillend, afhankelijk van wie er verder aanwezig waren. Wanneer twee van hen tegelijk in dezelfde ruimte waren, was er al een subtiele verandering in hun gedrag merkbaar en het verschil was nog groter wanneer die Ahmed zelf er ook nog bij was.
Later had ze zich gerealiseerd dat zijn vriendelijkheid altijd iets neerbuigends had. Hij sprak niet rechtstreeks met mensen. Meer alsof hij een voorstelling gaf. Zo van: ‘Kijk, zo praat ik dus met mijn zoon’. Hij was niet alleen een enge polygamist, maar tevens bijna de verpersoonlijking van het kwaad. Zo was ze pas later over hem gaan denken, nadat haar vader had verteld wat Ahmed hem had geadviseerd toen zijn vrouw, Alexandra’s moeder dus, ziek was en duidelijk was dat ze geen kinderen meer kon krijgen. Geen zoon met name. Hij had geadviseerd een tweede vrouw erbij te nemen. Hij had zelfs gesuggereerd haar te verstoten op het moment dat zij juist meer dan ooit zijn aandacht nodig had en haar vader zich inspande om meer tijd met haar door te brengen.
Tot ergernis van Hannah maakte Merlijn er uitgebreid werk van om iedereen te bedanken voor hun reacties en te vertellen dat hij hen graag allemaal nog zou spreken: ‘Alleen of in vereniging’. Potsierlijke vertoning.

Haar gedachten zijn nog bij Merlijn, als de telefoon gaat. Hannah is nog steeds zo uit haar gewone doen, na het bezoek aan het politiebureau, dat ze schrikt van de ringtoon van haar mobiel. Het is Maria die terugbelt. Zij heeft de ongewone emotie bespeurd in de stem van Hannah en ze nodigt haar uit om nog dezelfde avond langs te komen. Hannah hoeft verder niets uit te leggen. Ze kan ook mee-eten, maar ze hoeft zich niet te haasten. Uit haar woorden maakt Hannah op dat Maria weet dat ze in Arnhem woont. Bijna eng. Zelfs voor een echt mensen-mens.
‘Dat is fijn. Wonen jullie nog aan de Tolhuisstraat, in Almere-Haven?’
‘Nee, aan de andere kant juist, in Almere-Buiten. Wel in de Tolhuisstraat’.
‘Okay. De Tom-Tom weet wel naar welke wijk hij me moet sturen. Ik ben er voor zevenen. Tenzij ik vast kom te zitten in het verkeer. Nogmaals bedankt.’
‘Als er erg veel file is op de A1 of de A27 kun je ook nog via Nijkerk gaan.’ Wanneer ze het toestel heeft neergelegd, realiseert ze zich dat ze niet weet of Rodney er ook bij zal zijn. Verrassend dat Maria zo goed bekend is met de autowegen.
Het gesprekje met de danseres met de grote oren heeft haar gekalmeerd. Het kost nu geen moeite meer om rustig naar Björn en Jorien te bellen. Ze grapt tegen hen dat ze na het verhoor op het politiebureau gewoon weer weg mocht. Björn heeft geen vragen. Hij biedt uit zichzelf aan om te koken voor hen beiden.
Jorien wil meer weten. Waarom wil ze ineens gaan praten met een deelnemer aan die schrijfcursus? ‘Wanneer mensen na zo’n cursus meer dan één keer contact met jou zoeken, vind jij dat al stalken, mam.’ ‘Nou, nu overdrijf je toch wel een beetje. Maar je hebt gelijk, het is best gek. Die rechercheur wilde niet vertellen waar het precies om ging. Ik kan jou dus ook niet veel vertellen, maar hij vroeg vooral naar mijn cursisten en over hoe ze met elkaar omgingen. Ik zal jou trouwens ook niet alles vertellen. Daar heb je niks aan. Je mag wel weten dat het om heel ernstige feiten gaat. Volgens mij wordt een van die cursisten dus verdacht van moord. En mogelijk is er een verband met iets dat tijdens mijn cursus gebeurd is. Dat is toch wel heftig.’
Jorien heeft geen moeite met deze uitleg. Hannah zelf wel. Achteraf.
Hoezo ernstige feiten? In meervoud. Jorien had daarop door kunnen vragen, maar had dat gelukkig niet gedaan. Dat het inderdaad om een moord ging was niet eens helemaal zeker. En als die Jeff een moord gepleegd zou hebben: waarom raakt haar dat dan zó hevig? Zou het komen omdat ze op een of andere manier een verband legt met het verongelukken van Maya in Ayodhya? Zo beangstigend dicht bij elkaar in tijd? Het moet toeval zijn. Dat moet gewoon.
Wat weet ze eigenlijk zelf van dat hele gedoe rond die omstreden Babri Masjid tempel in India?


Via deze link kunt u de andere delen van Alexandra’s reis (terug) vinden.

Onder de eerste aflevering (Proloog) is ook een overzicht opgenomen van de belangrijkste personages in het boek. Terveel is het pseudoniem van Frans Groenendijk.

Het feuilleton stopt: weinig mensen lezen het. Maar we kunnen en willen wel iets leuks doen voor die kleine groep: indien u het fysieke boek bestelt –link hieronder– en na ontvangst ervan een Direct Message in Twitter uw rekeningnummer stuurt aan de Loving Granddad, krijgt u de helft van het bedrag terug.
Dat geldt trouwens ook voor VOL-bezoekers die nog weinig of geen afleveringen gelezen hebben!
Misschien een leuk cadeau voor uw kinderen tijdens de lockdown?
Doe het wel deze maand: ervan uitgaande dat Parler een veilige hosting kan realiseren, verlaat Groenendijk Twitter (Terveel blijft er nog wat langer …).

Het fysieke boek bestellen kan hier.
Alexandra's Reis