Gewetensvrijheid versus Godsdienstvrijheid
Artikel 6 van onze Grondwet – ieder heeft het recht zijn godsdienst vrij te belijden – vindt z’n oorsprong in 1564. Op 31 december van dat jaar sprak stadhouder Willem van Oranje de woorden: “ik kan niet goedkeuren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hen de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen”. Woorden die de opmaat zouden vormen tot de Tachtigjarige Oorlog maar ook, tot onze Gouden Eeuw en soevereiniteit.
Inmiddels zijn we een aanzienlijk aantal grondwetten verder en is de essentie van die felbevochten ‘gewetensvrijheid’ nog altijd terug te vinden in genoemd Artikel 6. Althans, zo lijkt het. Nadere beschouwing leert helaas dat de strekking van Willems pleidooi voor gewetensvrijheid een volstrekt andere is dan de uitleg die er op dit moment aan wordt gegeven. Willem verzette zich tegen een opgedrongen godsdienst. Hij was van mening dat de keuze een gewetensvraag was, een vraag die door het individu zelf beantwoord moest worden en niet door de koning van Spanje of, zo voeg ik daar anno 2015 aan toe, de oelema.
Willems ‘vrijheid van geloof en godsdienst’ moet dan ook begrepen worden als een vrijheid aan het individu, en niet als een vrijheid aan godsdienst-instituten. Willems pleidooi voor individuele gewetensvrijheid betekende juist een de facto en de jure inperking van kerkelijke vrijheden. Zo was het Lutheranen verboden hun klokken te luiden, mochten katholieke kerken niet vanaf de openbare weg zichtbaar zijn en waren processies uit den boze. Daarnaast was het leken niet toegestaan in religieuze kledij over straat te gaan.
In onze huidige grondwet, een herziening uit de tachtiger jaren van de vorige eeuw, is deze insteek verwaterd en zijn de restricties verdwenen. Wat nog rest van die lange lijst verboden is de summiere toevoeging aan Artikel 6: ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. En dat blijkt de laatste jaren ,met de opkomst van de islam in Nederland, te weinig om het oorspronkelijk begrip godsdienstvrijheid naar waarde te schatten.
De islam, waar vrijheid van geloof en vrijheid van geweten volstrekt absent zijn en waar op geloofsafval de doodstraf staat, claimt nu de openbare ruimte en het geweten van haar onderdanen als ware het weer 1564. Zij verlangt hiervoor begrip en wijst op Artikel 6 waarin deze vrijheid verankerd zou zijn. Het tegendeel is waar. De notie van godsdienstvrijheid in Nederland is altijd gericht geweest op individuele gewetensvrijheid en op beperking van de macht van een georganiseerde geestelijkheid. Door al het gedram van religieuze moslims en propaganda voor de multiculturele samenleving zijn we dat echter uit het oog verloren.
—————————————————————————————————————-
Eerder verschenen op Blog of Reason