Discriminatie van intellectuelen in Tito’s Joegoslavië als ‘Mene tekel’
Vijftig jaar geleden vluchtte Kristina weg uit Tito´s marxistische ‘arbeidersparadijs’. Ze had ‘illegaal’ chemie gestudeerd. Illegaal, omdat kinderen uit haar sociale omgeving met twee academisch geschoolde ouders geen recht hadden op een plaats in de collegebanken. Joegoslavië was – en is, zoals de hele Balkan – nogal corrupt, en dus was middels steekpenningen het beleid omzeild.
We ontmoetten Kristina toen we eind februari 1968 als eerstejaarsstudenten terug naar Leiden liftten – de studenten o.v.-kaart kwam pas in 1991 – na een uitje naar het Keulse Rosen Montag. Ze was in haar tiendehands Kever met Duitse nummerplaten op weg naar Holland om bij ons politiek asiel aan te vragen, en een baan te vinden in de (petro)chemische industrie. Net als wij Nederlanders konden Joegoslaven – anders dan de EU ons op de mouw probeert te spelden – vijftig jaar geleden gewoon door heel Europa reizen.
Dat anti-communisme paste prima in ons ideologische straatje, en ook in het beleid van de Nederlandse regering: het kabinet De Jong, van KVP, VVD, AR en CHU.
Ik had nog nooit eerder een vluchtende vluchteling gezien; kende wel gegoede Russische families die na de Revolutie van 1917 in ons land waren neergestreken; de repatrianten en de Molukkers die het nieuwe onafhankelijke Indonesië waren ontvlucht; en natuurlijk de naoorlogse Oost-Europese intellectuelen, die bijvoorbeeld aan de Leidse Universiteit als zogeheten buitengewoon hoogleraar een nieuw leven waren begonnen, als mini-pionnen in de oost-west propaganda-oorlog.
Terugkijkend ben ik verbaasd hoe snel en efficiënt we met jaarclub en studentenhuis Kristina op de rails kregen. Binnen 14 dagen had mijn logé een verblijfsvergunning, een arbeidsvergunning, een baan als laborant en via de werkgever vlakbij het werk een kamer bij een hospita in Oegstgeest.
Kristina sprak Engels en Duits, had dus geen tolk nodig – en ook geen asiel-advocaat, die bestonden overigens nog niet – en had alles op orde: identiteitspapieren en diploma’s met vertaling en een controleerbaar vluchtverhaal gestaafd met documenten. Bovendien was ze tevreden met een verblijfstatus op humanitaire gronden en deed ze geen beroep op een vluchtelingenstatus die uitkeringen oplevert.
—
Een student is vooral toekomst gericht, en dus heb ik thans spijt dat ik toen niet veel meer heb doorgevraagd over de omstandigheden toentertijd in Joegoslavië. Want tegenwoordig is het ideologisch denken – dat we toen verfoeiden – in veel kringen bon ton.
Immers iemand verbieden om te studeren omdat diens ouders hebben gestudeerd is gewoon precies hetzelfde als het instellen van allochtonen- of vrouwenquota’s waardoor individuele Nederlanders of individuele mannen niet meer als individu worden gezien doch tegen hun zin worden ingedeeld in een groep en ‘dus’ zomaar worden achtergesteld.
Het is allemaal puur marxisme, ook al wordt het verbloemd met termen zoals neomarxisme, cultuurmarxisme of postmodernisme, dat wil zeggen: in strijd met de principes van de Verlichting.
Wie in Tito’s Joegoslavië niet met de ideologische stroom mee zwom kwam met 16.500 andere dissidenten terecht in Tito’s mini Goelag-archipel, het eilandje Goli Otok voor mannen en het eilandje Sveti Grgur voor de vrouwen.
Is er wel verschil tussen een dissident die de staats-Goelag niet overleeft, en Nederlandse intellectuelen zoals Pim Fortuyn en Theo van Gogh die niet werden beschermd door de staat? En dat terwijl het bieden van bescherming aan de burger nou juist verreweg de meest belangrijke raison d’être van een overheid is.
En is er wel verschil tussen de dissidenten toentertijd in de Goelag, en West-Europese intellectuelen thans, die door overheden juridisch worden aangepakt met politie, rechters, wetsregels en EUtopische verdragsteksten die helemaal geen rechtsregels kunnen zijn omdat ze onze onvervreemdbare vrijheid van meningsuiting inperken. En toch worden er illegitieme processen gevoerd tegen parlementariërs zoals Wilders, en wordt door een stelletje normloos gajes thans gepoogd de leider van het Forum voor Democratie te intimideren en een politieke partij te belemmeren in haar functioneren en groei.
En zolang de overheid niet verbaal en justitieel hard optreedt tegen die intimidatie, wordt de indruk gewekt dat de partijen die het in Nederland voor het zeggen hebben – in de terminologie van Baudet: ‘het partijkartel’ – de eigenrichting door dat soort sujetten steunen.
En ziet, ook hier een parallel met Joegoslavië: Immers Michael Voslensky’s ‘Nomenklatura’ is gebaseerd op Milovan Djilas’ ‘De nieuwe klasse’. En zo beperkt die ‘partij-kartel’-klasse onze intellectuele vrijheid steeds meer door beleid en/of juist geen beleid en zo worden wij Nederlanders min of meer gedwongen tot zelfcensuur.
Maar ook als mislukte Vielvölkerstaat houdt Joegoslavië ons in Nederland, maar ook de EU-federalisten een spiegel voor:
“als wederzijds respect is ondermijnd door verschil in vlijt,
dan komt er vroeg of laat, een einde aan de solidariteit.”
Dit artikel verscheen eerder op Polderland
Dank voor artikel.
Josef Brosz “Tito”, heeft als partisanen-leider de Duitse nazi’s weerstaan – uiterst dapper en standvastig; waarvoor groot respect.
Maar later ontwikkelde hij zich tot binnenlandse kommunistische diktator – met alle
kwalijke gevolgen vandien.
Mooi artikel.
Socialisme/communisme eindigt altijd in dictatuur.