DE WERELD NU

Gebruiken

Bedreigingen, eenheid van prijs, een land van deugers, Academisch tuig, Stalinisme, Duitsland, Applestore overval, Olympische Spelen, Rechters, wereldregering, Oekraïne, Therapeutenangst, Qatar, Cultuur en politiek, Onveilig, basis, Politiek, Zwart, Overlast, Vrouwen en kinderen

In verschillende landen wordt op grapjes verschillend gereageerd. Arthur van Amerongen schreef er vanmorgen zijn column in De Volkskrant over, en ik moest prompt terugdenken aan iets vergelijkbaars. Schelden is zo mogelijk nog natie specifieker dan moppen tappen.

De column van Arthur legt vooral bloot dat er zaken zijn die men in elk land anders bekijkt. Hoewel, er zijn universele zaken. Schoonmoeders zijn altijd vrij schieten, kattenplaatjes vindt iedereen schattig (hoewel Chinezen er vooral een decoratieve snack in schijnen te zien) en seksuele minderheden worden immer en overal bespot en erger. Om over de bewoners van buurlanden maar te zwijgen.

Schelden heeft weer andere ongeschreven regels, maar eenzelfde patroon is wel degelijk herkenbaar. In Frankrijk en het UK zien we een preoccupatie met stront (merde, shit), terwijl dat in een land als Nederland niet meer veroorzaakt dan het optrekken van een wenkbrauw. Het Engelse woord shit is hier zo ingeburgerd dat het niet eens meer als een vloek wordt herkend. Shit is in Nederland eerder een stopwoord, lijkt het wel eens. Sinds ik me in beschaafder gezelschap beweeg merk ik er minder van, maar het woord ‘klootzak’ werd in Nederland een jaar of twintig terug vaker gebezigd dan in de omringende landen.

Ook een factor is, dat scheldwoorden aan slijtage onderhevig zijn. En aan mode. Het HOERRRRR van Hans Teeuwen een paar jaar terug werd geregeld ‘geciteerd’. Ik zelf vond dat lastig – ik had de bewuste scene nooit gezien, en kon er ook later niet erg om lachen. Maar dat Teeuwen er een snaar mee had geraakt was onmiskenbaar.

Ook zoiets: vergelijkingen met dieren. ‘Ezel’ kun je iemand eenvoudig toevoegen, al wordt dat inderdaad als beledigend beschouwd. En gaat de effectiviteit achteruit. Maar het ouderwetse woord ‘gansje’ voor een dom wicht heeft juist door het jarenlange onbruik weer aan kracht gewonnen, en vrouwen worden er onvoorstelbaar agressief van. Maar met ‘kutwijf’ krijg je hoogstens een boze blik toegeworpen.

Daarmee lijkt een belangrijke factor van de effectiviteit van schelden benoemd: de realisatie door de aangesprokene van wat wordt gezegd. Naarmate een scheldwoord routinematiger wordt gebruikt, verliest het aan kracht – hoe grof het ook is. Als het hele land iets als stopwoord gebruiken gaat, heeft dat iets als scheldwoord afgedaan. Slechts mensen die er niet of minder mee bekend zijn doordat hun sociale contacten minder intensief zijn, kun je er dan nog mee schokken. Zo kun je scheldwoorden over een langere termijn genomen zelfs als maatstaf voor iemands sociale situatie hanteren.

Als je even moet nadenken over wat men je als scheldwoord toevoegt voelt dat ook een beetje als zwakte. Domweg omdat het moeilijker is een geroutineerd antwoord van hetzelfde kaliber te geven. Zo zegt schelden vrij veel over de interactie tussen mensen, bevolkingsgroepen en andere verzamelingen individuen die iets gemeen hebben.

Met bovenstaande in gedachten kunt U nu met kennissen een aardige boom opzetten over geitenneukers, en de gebrekkige interactie tussen etnische bevolkingsgroepen.

1 reactie

  1. D. G. Neree schreef:

    Een bijzonder interessant studieonderwerp.
    Tekenend voor Nederland is dat men scheldt door de ander voor een lijder aan een ziekte uit te maken.

    Teringlijder, klerelijder, pleurislijder enzovoort. Dit zijn voor het grootste deel ziektes die in het westen min of meer uitgebannen zijn en weinig mensen weten dat ‘klere’ cholera is en “tering” TBC. De “Pleuris” oftwel pleuritis is al helemaal uit het collectieve geheugen verdwenen.
    Een nog wel actuele ziekte is kanker. Vreemd genoeg ontstond dat in een tijd dat kanker nog niet zoveel voorkwam (althans in de openbaarheid), maar nu wordt de kwalificatie ‘kankerlijer’ maatschappelijk negatief beoordeeld. Opmerkelijk is dan ook dat dit voor onze allochtone cultuurverrijkers het favoriete scheldwoord is.

    en dan dit: “aidslijder” wordt niet als scheldwoord gebruikt. Waarschijnlijk is dit toch wat te grof.

    Hoe zou het komen, dat het lijden aan een ziekte plotseling synoniem wordt met een onsympathiek figuur (een klootzak)? Lijkt me wederom een interessant studieonderwerp.