Stigma -1-
Vorige week besloot de Tweede Kamer dat het woord ‘allochtoon’ uit overheidspublicaties zal moeten verdwijnen. Weinig zaken zijn een duidelijker voorbeeld van het falen van de bevolkingspolitiek van de afgelopen 50 jaar.
Het Algemeen Dagblad zette boven het artikeltje dat hiervan verslag doet al een duidelijke vraag: Weg met ‘de allochtoon’! Politiek correcte onzin? Zonder dat de krant zich uit wil spreken krijg je uit het stuk toch de indruk dat de journalist niet gelooft in het gewenste resultaat. Heel begrijpelijk.
Het is een initiatief van Sadet Karabulut (SP) en PvdA’er Ahmed Marcouch. Ongetwijfeld is het goed bedoeld, en dat is niet de reden om het te ridiculiseren. Dat ze blijkbaar verwachten dat hiermee een verandering ten goede zal worden ingezet is dat wel. Semantiek is het laatste redmiddel om mislukt beleid te maskeren. De gedachte dat een etiket invloed heeft op wat er onder zit is een cultureel-marxistische gedachte die even verleidelijk als illusoir is. Niet, omdat een ander etiket de gevoelswaarde niet zou kunnen veranderen (mensen zijn nu eenmaal vreemde wezens), maar omdat er een gedachte onder zit die sterker is dan welk eufemistisch etiket men er ook op plakken zal. En elk gemorrel en iedere campagne om mensen erover op andere gedachten te brengen doet niets anders dan de mening bevestigen die mensen zich al hadden gevormd.
Het is een bekend verhaal: de werkster werd de huishoudelijke hulp om zich later te verpoppen tot interieurverzorgster. Wat niet wegnam dat het in de eerste plaats een schoonmaakster bleef die sanitair wordt uitgedaagd. Tot sanitair uitgedaagde is het overigens nooit gekomen, al in een eerder stadium verdween de belangstelling voor het beroep en de connotatie. Dat naar mijn gevoelen dergelijke schuivende betitelingen meer zeggen over de schuldgevoeligheid van de elite,dan de werkelijke emotionele waarde die door de uitoefenaren wordt ervaren wil men liever niet weten.
Want in het geval van Karabulut en Marcouch komt daar mogelijk nog bovenop dat zij het zat zijn zelf te boek te staan als allochtoon. Begrijpelijk, maar geen reden om daar in de Tweede Kamer misbaar over te maken. Als allochtoon stigmatiserend is, zegt dat meer over wie dat als een stigma zien, dan het woord – of welk woord dan ook – ooit voor elkaar zouden kunnen krijgen.
Het AD meldde ook keurig dat het woord allochtoon ontstaan was om het niet voortdurend over buitenlanders en gastarbeiders te hoeven hebben. Het falen van woorden als ‘medelanders’ en ‘nieuwe Nederlanders’ is dan ook veelzeggend. Maar dat er nog steeds wordt gezocht naar een acceptabel alternatief woord is zowel zeer treurig als hilarisch. Hilarisch, omdat iedereen op de houtzagerij op zijn vingers kan natellen dat het nieuwe woord – van welke snit dan ook – binnen de kortste keren dezelfde connotatie als ‘allochtoon’ zal hebben. Treurig, omdat de overheid kennelijk nog steeds een woord van deze aard nodig heeft om in haar beleidsstukken voldoende eufemistisch te kunnen spreken over problematische groepen immigranten.
Ingewikkelder is het niet.
Tja, de overheid zweet peentjes als de autochtone bevolking de misdaadstatistieken maar niet wil evenaren met de allochtonen, waarvan tweederde de bajes bevolkt en percentueel op de totale bevolking tien keer meer criminelen herbergt. Je kunt als overheid daar toch geen bedenkingen bij hebben?, stel je voor dat je de allochtoon schoffeert, schande!
Ik heb mijn mooie beroep als schoonmaker aan de wilgen gehangen toen we p[eens interieurverzorger werden genoemd en de hele buurt bij mij op de stoep stond om advies te vragen over de kleur vn het behang. Op feestjes werd ik uitgescholden voor Drs. of Mr. en er werden grapjes met Franse accenten gemaakt. De Duitsers gaan ook niet iemand die Eisenbahnknotenpunkthinundherschieber van beroep is opeens Metromann noemen.