DE WERELD NU

Is onderzoeksfraude bij sociale wetenschappen onvermijdelijk?

Bedreigingen, eenheid van prijs, een land van deugers, Academisch tuig, Stalinisme, Duitsland, Applestore overval, Olympische Spelen, Rechters, wereldregering, Oekraïne, Therapeutenangst, Qatar, Cultuur en politiek, Onveilig, basis, Politiek, Zwart, Overlast, Vrouwen en kinderen

Dinsdag was het weer raak: het NRC publiceerde een artikel waarin werd gemeld dat een sociaal wetenschapper van de UvA was betrapt op fraude. Prof Förster, hoogleraar sociale psychologie, en zijn medewerker Denzler hadden de resultaten van een onderzoek naar zintuiglijke creativiteit dusdanig opgepoetst dat reproductie van de resultaten volgens een commissie van onderzoek slechts een kans van 1 op 508 triljoen had. Waarmee die commissie bedoelde dat het allemaal niet erg waarschijnlijk was, dat er aan dit onderzoek geen onplezierig luchtje kleefde.

Helaas was het geheel niet meer controleerbaar, aangezien Förster & Denzler geen data konden laten zien. Die waren weg. Ook waren er geen uitvallers geweest onder de deelnemers – iets wat bij sociale onderzoeken vrijwel nooit voorkomt.

De integriteitscommissie (sic!) van de UvA was niet verder gekomen dan een aanbeveling de tijdschriften waar beide onderzoekers in publiceerden te verzoeken een waarschuwing te doen verschijnen, waarin twijfel over de inhoud van de gewraakte artikelen werd uitgesproken. Gelukkig blijkt er een hogere commissie beschikbaar, en die velde een aanmerkelijk steviger oordeel: fraude, en terugtrekken die troep. De formulering waarmee dat gebeurde klinkt niet onvriendelijk, maar was vernietigend:

“De conclusie dat er gemanipuleerd moet zijn met onderzoeksgegevens wordt onontkoombaar geacht (…) Op grond hiervan èn daarbij mede op grond van de inadequate verantwoording van de dataverzameling en van de oorspronkelijke data, is sprake van schending van de wetenschappelijke integriteit.”

Ontegenzeglijk is dit ernstig. De UvA heeft nog geen officiële actie ondernomen, maar dat deze onderzoekers nog te handhaven zijn mag worden uitgesloten. Hier is echter meer, veel meer, over te zeggen. Steeds meer sociale wetenschappers worden betrapt op allerhande grote en kleine frauduleuze handelingen. Diekstra en Stapel zijn de bekendste voorbeelden, maar er is de laatste jaren een keur aan soms zelfs al overleden wetenschappers als rommelaar ontmaskerd. Hoe kan dit, en waarom gebeurt dit? Ongelukkig genoeg is het antwoord hierop relatief simpel.

In de eerste plaats is daar de roem die een als spectaculair ervaren resultaat met zich mee kan brengen. Weliswaar zijn de bekende 15 minutes of fame bij De wereld draait door al gehalveerd tot een verschijning van circa 7 minuten, maar aandacht is verslavend. In de spotlights kunnen vertellen – met daarbij een hijgerige talkshow host die aan je lippen hangt – blijkt om herhaling te vragen.
Een tweede punt is dat universiteiten iemand die in dergelijke programma’s vaste gast lijkt te zijn, beschouwen als een kroonjuweel dat studenten (wat de betreffende universiteit veel geld en prestige oplevert!!) aantrekt. Een ernstig probleem, aangezien dit tegelijkertijd de kritische beoordeling van deze kroonjuwelen belemmert.
Een derde factor is dan nog dat een gevonden resultaat niet altijd is wat een wetenschapper hoopte, en dat heeft er toe geleid dat aan de normen die worden gesteld als voorwaarden om een resultaat te presenteren wordt gemorreld. Een gevonden correlatie betekent nog niet dat er een causaal verband is. Voor veel leken is dit een ingewikkeld onderscheid, maar van de onderzoekers in kwestie zou je mogen verwachten dat er zorgvuldig mee wordt omgegaan. Wat niet gebeurt, vanwege de hierboven genoemde redenen.

Dit alles is treurig, want sociale wetenschappen hebben potentieel een belangrijke functie. Maar als er steeds wetenschappers worden betrapt op gerommel en gesjoemel, ontstaat een sfeer waarbij een gepresenteerd resultaat op voorhand al lacherig zal worden afgedaan. En eigenlijk is het daarvoor te belangrijk, omdat er niet zelden overheidsbeleid wordt gebaseerd op de gevonden resultaten. En dat maakt marchanderen met de wetenschap in kwestie zelfs gevaarlijk.

Wat nodig is, is dat belangrijk onderzoek zo eens in de 15 a 20 jaar opnieuw wordt gedaan, teneinde te onderzoeken of er veranderingen zijn opgetreden. Bij bepaalde exacte wetenschappen is dit de normaalste zaak van de wereld. Het Handbook of Chemistry is bijvoorbeeld een van de vervelendste naslagwerken die de mensheid bekend is, maar de daarin data worden met enige regelmaat opnieuw onderzocht. En dan hebben we het over dingen als het soortelijk gewicht van zuiver water bij verschillende temperaturen, en vergelijkbare voor laboratoriumpersoneel essentiële gegevens.

Niet alleen veranderen veel omstandigheden van sociaal onderzoek met enige regelmaat, waardoor de geldigheidsduur van dergelijke onderzoeken niet eeuwigdurend is, maar een negatief resultaat wordt veel te zwaar gewogen. Sociaalwetenschappelijk onderzoek is geen glamourvak, maar dient serieus te worden genomen, door degenen die zich daarin specialiseren voorop.

Dat vereist een cultuuromslag in het denken van universitaire bestuurders, en in zekere zin het opnieuw optrekken van een ivoren toren waarin de wetenschap ongestoord haar werk kan doen. Daar is niets mee mis: als de maatschappij voortdurend over de schouder van sociaal wetenschappers hangt, hongerig naar een spectaculair resultaat, dan krijgen we die natuurlijk. Maar er wordt onvoldoende nagedacht of we dat wel moeten willen.

Eerder verschenen op Dutch Free Press.