Facebook, schelden & Asscher
Lodewijk Asscher deed me laatst plotseling terugdenken aan een aanvaring die ik ooit met een gymleraar had.
Tijdens een sportwedstrijdje tussen beide helften van onze VWO-klas was deze gymleraar scheidsrechter, en hij floot heel duidelijk in het voordeel van zijn helft van de klas. Vond ik. Luidruchtig protesteren bereikte hem niet: hij deed net of hij het niet hoorde. Tòt het moment dat ik op half volume van mijn eerdere protesten – nog altijd vrij luid – LUL zei.
Dàt hoorde hij ineens wel, zodat er met mij een hartig woordje gesproken moest worden.
De analogie met Lodewijk Asscher die de onaardige dingen die hij op Facebook naar het hoofd kreeg kwam pareren door zijn antwoorden uitgebreid in de media te becommentariëren was te mooi om te missen. Het verschil was natuurlijk dat een leraar uit de aard van zijn functie geen object is om openbaar tegen te schelden. Maar de analogie is dat je dan ook geen aanleiding dient te geven om kritiek zolang te negeren, dat slechts een luid en kennelijk onplezierig protest nog wordt gehoord.
En laten we wel zijn, aangezien het ministerschap een bestuursfunctie is en geen leraarschap (al lijken ze daar bij de PvdA wel eens anders over te denken), zou je op die positie open moeten staan voor kritiek. Èn daarvoor bereikbaar moeten zijn. Zo’n facebook-account is heel leuk natuurlijk, maar communiceer je daarmee werkelijk met demensuh in het land? Hoogst twijfelachtig, en wie een schoolvoorbeeld wil zien moet het FB-account van Frans Timmermans maar een tijdje volgen. Zelfs een gehaaid columnist als Arthur van Amerongen, die beschikt over podia die Franske werkelijk pijn kunnen doen, heeft er moeite mee een reactie te krijgen die verder gaat dan obligaat gemompel dat hij een tijdje niet zo’n zin heeft in FB.
FB voelt wellicht als een warm bad als je wordt toegejuicht, maar als je verantwoordelijkheid draagt kun je verwachten dat je op een dag ladingen stront over je krijgt uitgestort. Van mensen die jou niet weten te bereiken via de normale kanalen, en daarom ook de gedachte hebben dat ze worden genegeerd. En was zo’n FB-account nu juist niet bedoeld om contact met de achterban te hebben? Dat vertellen bestuurders ons, maar het is natuurlijk niet waar. Desondanks zijn er demensuh die het geloven, en wel weten hoe ze de aandacht krijgen moeten: het taalgebruik wordt wat aangescherpt. Maar al te vaak is schelden hiervan een overtreffende trap van mensen die te weinig taalvaardig zijn om gehoor te vinden.
Wat ik hier zeg wordt nog eens onderstreept door wat Asscher zèlf zei over de reacties die hij kreeg als hij onverhoeds antwoordde. Schaapachtige reacties, van mensen die vooral gehoord wilden worden. Als ze begrijpen hoe ze gehoord werden, kunnen ze weinig anders uitbrengen dan dat dat niet de bedoeling was. Het zegt veel, zo niet alles, over de manier waarop dit werkt.
Facebook is een soort Carnaval, wat door sociologen een omkeringsfeest wordt genoemd. Juist door het gigantische aanbod van mensen die denken contact te kunnen maken, dien je je te onderscheiden wil je succes hebben. Extreem krachtig taalgebruik is dan een logische factor – al vereist het gebruik van je verstand wel weer, te weten wanneer je daarin te ver gaat. Maar de gelijkenis met praalwagens in een optocht die een bepaald probleem aan de kaak stellen zou niemand mogen ontgaan.
Het geklaag van Asscher is an sich naar mijn idee onterecht, al zonder ik bepaalde smakeloze verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog en regelrechte bedreigingen hier op voorhand van uit. Maar door het openbaar te laten worden laadt Asscher de verdenking op zich dat hij kritiek moeilijk verdraagt. Dat zijn PvdA daarom berucht is, maakt het erger – niet in het minst omdat ze zelf niet heiliger zijn dan anderen. Hoofdschudden, negeren en indien noodzakelijk aangifte doen lijken de koninklijke weg.