De Trias Politica en de toekomst
In het maatschappelijke debat wordt geregeld nog gerefereerd aan de Trias Politica. Routinematig, en naar het zich laat aanzien, zonder veel diepgang, analyse of reflectie. Edoch, met de Trias Politica in het Nederlandse staatsbestel is het maar matig gesteld.
Zoals de illustratie hierboven laat zien, wordt de Trias Politica gemeenlijk voorgesteld als een driehoek. Deze tekening van de verhoudingen kan een bewuste keuze voor bepaalde politieke verhoudingen zijn, al wordt die vrijwel nooit gesteund door de praktijk.
Als we nu eens gaan kijken naar hoe de Nederlandse verhoudingen zijn ingericht, valt op wat een rommeltje het binnen de Nederlandse verhoudingen eigenlijk is. Slechts met de grootste moeite kunnen we zaken herkennen waarvan we uit de theorie over de TP weten dat ze in een organogram van de staat een plaats moeten hebben. Maar hoe ze zich tot elkaar verhouden is meer een theoretische kwestie dan een praktische – met alle gevolgen voor de praktijk.
Het enige organogram dat via Google prompt bovenkwam is significant, al was het alleen al omdat de rechterlijke macht er voor het gemak maar is uitgelaten. Dat dat niet per ongeluk is zal ik iets verderop laten zien, bij de bespreking van de verschillende onderdelen van het Nederlandse staatsbestel, en hun functioneren.
Als we bij de Nederlandse staat blijven, moet als allereerste worden opgemerkt, dat ons staatsbestel veel middeleeuwse kenmerken bezit. Zozeer zelfs, dat van een werkelijke indeling naar de ideeën van de TP feitelijk geen sprake is. Zo zijn de Wetgevende macht en de Uitvoerende macht in de loop van de 2e helft van de twintigste eeuw volledig vergroeid geraakt. Dualiteit is al ver te zoeken, maar het enige dat aan de oorspronkelijke scheiding van deze machten herinnert, is het gezegde: de regering regeert, en de Kamer controleert. In de praktijk klopt hier niets meer van. In tijden dat in de Kamer een krachtig politicus een van de regering steunende partijen leidt, kan er zeker soms enig dualisme ontstaan. Maar indien – zoals thans in 2015 het geval is – twee partijen samen regeren waarbij de regering bij voortduring het initiatief heeft, dan is er van dualisme niets te bespeuren. Het is geen gewaagde stelling te constateren, dat in 2015 beide regeringspartijen in een wankel evenwicht proberen niet slaags te raken, aangezien dat verkiezingen zou betekenen. En die kan geen van beide zich veroorloven.
Nog afgezien van deze praktische beschouwing van de toestand, is er de theoretische, waarbij we moeten constateren dat de situatie zo niet beter wordt. Want in een effectief dualistische situatie, blijkt de regering te zijn verworden tot slaaf van de Kamer, waarbij Kamerleden soms op de stoel van de regering lijken te hebben plaatsgenomen. Ten opzichte van de situatie waarbij twee partijen zich aan elkaar vastklampen on te proberen niet ten val te komen lijkt dat een betere situatie, maar dat is slechts schijn. Niet in het minst, omdat de gedachte achter de Trias Politica is, dat de verscheidene onderdelen die samen het staatsbestel vormen in eendrachtige harmonie elk hun taak vervullen – iets waar het in de Nederlandse verhoudingen aan ontbreekt.
De derde Macht, de Rechterlijke, is binnen het Nederlandse staatsbestel een onvolgroeid element, gezien vanuit de gedachte achter de TP. In de eerste plaats is daar het ontbreken van een Hooggerechtshof, als ultieme scheidsrechter binnen juridische conflicten. In het Nederlandse bestel zijn de taken die door een Hooggerechtshof zouden moeten worden vervuld, opgedeeld over de Hoge Raad, de Raad van State en de Eerste Kamer, terwijl een aantal zaken eenvoudig aan de discretie van de Tweede kamer wordt overgelaten – er volkomen misplaatst van uitgaand dat dit vertegenwoordigend lichaam in staat is objectief en zelfreinigend met haar eigen falen te kunnen omgaan indien dit wordt geconstateerd. Wie hier naar kijkt kan niet anders dan na enig ongelovig staren, concluderen dat dit een grap moet zijn. Haha.
Bij dat laatste denk ik in de eerste plaats aan de toetsing van wetten aan de Grondwet. Daarvoor moet men in Nederland bij het parlement zijn, dat diezelfde wetten heeft opgesteld en goedgekeurd. Dat dit een op zijn best wrakkig systeem is valt niet te ontkennen. Het is middeleeuws in die zin, dat teveel macht binnen een relatief kleine groep mensen wordt geconcentreerd. Macht, die bovendien idealiter over meer schijven zou moeten zijn verdeeld. Met name in gevallen waarin een kleine meerderheid door een paar partijen moet worden verdedigd kunnen dan vreemde situaties ontstaan – waarvan we de afgelopen jaren dan ook geregeld getuige zijn geweest.
Niet alleen in Nederland staat het evenwicht tussen de drie machten onder druk, maar Nederland is binnen de westerse wereld redelijk uniek in de manier waarop ons bestel is opgebouwd. Slechts de organische wijze waarop het Britse staatsbestel zich heeft gevormd gooit daar nog een schepje bovenop.
Montesquieu en zijn tijd
Iets wat we bij de evaluatie van de Trias Politica niet mogen vergeten, is dat het concept zoals door Montesquieu geformuleerd nu bijna 250 jaar oud is. Onze maatschappij is oneindig veel complexer dan die van Frankrijk in het midden der 18e eeuw. Meer nog dan de geatrofieerde wijze waarop de rechtsspraak in het Nederlandse staatsbestel functioneert, is de TP zelf evenzeer een systeem dat teveel omissies heeft om nog volledig bruikbaar te zijn in onze maatschappij.
In de eerste plaats is er de vervanging van een erfelijk gezag door een gezag dat via (deels) democratische verkiezingen zijn mandaat verwerft. Zonder de formele positie van dat erfelijk gezag te elimineren, evolueerde het naar een andere positie binnen het staatsbestel. Dit was 250 jaar gelden nog een volstrekt onvoorstelbare situatie.
In de tweede plaats is er de opkomst van diverse maatschappijonderdelen waarvan de ontwikkeling sinds circa 1750 nauwelijks te voorspellen was. Desondanks kun je die in een modern staatsbestel niet wegdenken – ook omdat ze een fundamenteel afwijkende rol spelen van de oorspronkelijke drie machten. Ik heb het hierbij over de uitgroei van een Ondersteunende macht (de ambtelijke organisatie en wat daarbij kijken komt), de Controlerende macht (de wijze waarop de pers – zou moeten – controleren wat de overheid uitvoert is een fundamenteel onderdeel van onze maatschappij.) en de Corrigerende macht, waaronder ik voor het gemak zowel burgerlijke actiegroepen als vakbonden reken. In laatste instantie is daar dan de evolutie van het erfelijk gezag als Uitvoerende macht naar die van Bindende macht.
Voor alle drie deze machten zou in het staatsbestel een fundamenteler rol moeten worden gereserveerd dan thans het geval is. Formeel worden alle drie erkend en in zekere mate wordt ook hun rol erkend voor wat hij is, maar de vergroeiing tussen Wetgevende en Uitvoerende macht, waarover ik het hierboven had, is evenzeer te bemerken in de wijze waarop deze relatief nieuwe machten (gedrieën kwamen zij alle op rond 1900) hun rol in het onderlinge machtsspel dienen te vervullen. Binnen de huidige context kun je niet zeggen dat ze meer dan geduld worden.
Wat mij noodzakelijk lijkt om ze onafhankelijk van elkaar goed te laten functioneren, is een scheiding der machten die verder gaat dan een exacte definiëring van functies. De personele overloop zou moeten worden geblokkeerd. Dit is een vrij ver gaand idee, dat in de praktijk nog niet makkelijk te handhaven zal zijn. Al was het alleen maar, omdat het noodzakelijk zal zijn er behoorlijk de hand aan te houden. De belangrijkste voorwaarde moet zijn, de rechterlijke macht verder buiten de staatsinvloed te plaatsen. Het veel gesmade beeld van de ivoren toren waarin bepaalde beroepsgroepen zich zouden terugtrekken berust in de praktijk vooral op onbegrip voor wat een vak zou moeten inhouden. Want als rechters zich teveel willen bemoeien met de persoonlijke omstandigheden van mensen over wie zij moeten oordelen, dan is het ook niet goed. Mutatis mutandis geldt dit voor alle delen van de rechtspraak.
Scheiding der machten
Dat voor een goed functioneren van de staat een scheiding der machten noodzakelijk is, is een axioma waar de Nederlandse Staat zich aan denkt te kunnen onttrekken. Dat laat zich mogelijk nog het best illustreren, door het feit dat waar de verticale politieke mobiliteit de afgelopen veertig jaar is verzwakt, de horizontale juist sterk is toegenomen. Waarbij aangetekend, dat uit de aard der zaak het uitvoerende element binnen de staat iets hoger lijkt te worden aangeslagen dan de andere pilaren die de staat moeten schragen. Zodat bijna ongewild een cursus honorum ontstaat. Er zou zorg gedragen moeten worden voor een carrière-ontwikkeling binnen de pilaar waarvoor men initieel kiest, met uitsluiting van elementen van andere pilaren. Om een voorbeeld te geven: de soms automatische overgang van politici van het tweede garnituur naar openbare ambten als burgemeester is in veel opzichten een logische carrièrestap geworden voor politici van bepaalde partijen. Enige objectieve logica valt daarvoor echter niet te ontdekken.
De Bindende macht
Deze is belangrijker dan zij schijnt, aangezien zij tevens de belichaming van de staatseenheid verbeeldt. In rustige tijden niet anders dan een beeld dat vooral op munten en postzegels zal worden teruggevonden, moet het bindende gezag in tijden van onrust de belichaming van de staatseenheid zijn. Hoe groter de onrust, des te zwaarder de taak die ligt op de schouders van hen die deze taak moeten volvoeren. Dat Nederland een monarch heeft die deze functie prima uitvoert, betekent niet dat dit de enige vorm is die in aanmerking komt voor deze positie. Een republikeins stelsel waarin een ouder, gerespecteerd politicus deze taak op zich neemt zal vrijwel net zo goed werken. Het verschil in traditie dat zij belichamen kan geen fundamenteel verschil maken.
De Rechterlijke macht
Is binnen de Nederlandse Constitutie zoals hierboven al opgemerkt een ondergeschoven kindje. Het lijkt van groot belang deze deficiëntie te corrigeren, onder andere door de instelling van een Constitutioneel Hof als hoogste rechterlijke instantie van het land.
De Uitvoerende macht
Zij is wat zij is, maar het moet op zijn minst nuttig zijn haar werking eens tegen het licht te houden. De evolutie van haar functioneren is de afgelopen veertig jaar niet altijd even gezond geweest.
De Wetgevende macht
De Wetgevende macht, in casu de beide kamers der Staten-Generaal, zouden in de Nederlandse context een sterker gescheiden rol moeten krijgen. Een andere factor is, dat zich thans teveel macht heeft geconcentreerd rond het verkrijgen van een meerderheid binnen de Tweede Kamer, welke ontwikkeling een ontwrichtende werking lijkt te hebben op het staatsbestel. Ook door de steeds smaller wordende basis die hiervan een gevolg lijkt te zijn doordat de politieke consensus steeds verder afbrokkelt. Dit is een gevolg van politieke keuzes die niet lijken te worden ingegeven door de werkelijkheid doch door de wenselijkheid. Geen enkel staatsbestel kan zich dit lang achtereen veroorloven.
De Corrigerende macht
In eerste aanleg is de werking van deze macht mogelijk het meest diffuus, terwijl zij sluipenderwijs in grote delen van West-Europa gemeengoed geworden is. De implementatie van de rechten van vakbonden in het bedrijfsleven en de overheid is mogelijk verder gevorderd dan wenselijk is, en kan alleen door formalisering van de verhoudingen worden rechtgetrokken. De praktijk van alledag is verworden tot een ongemakkelijk samenleven. Maar vakbonden zijn, hoewel het oudste element van deze pilaar, niet het enige dat hieronder moet worden geschaard. Ook buitenparlementaire actie- en pressiegroepen spelen een rol, die zich niet zelden aan waarneming onttrekt door de vergroeiing met politieke organisaties. Dit werkt ook een bepaalde eenzijdigheid in de hand, die geen enkel politiek doel dient dan controle. Dit is in de basis een ongezond proces.
De Ondersteunende macht
De bureaucratie wordt ook wel ietwat geringschattend de vierde macht genoemd, waarmee zowel iets gezegd als iets weggepoetst lijkt. Wat die betiteling impliceert, is dat zij deel uitmaakt van de politieke staatsmacht. Toch is dit een – hoewel onmiskenbare – bijzonder ongezonde ontwikkeling. Het werkt ook een verdergaande politisering van allerhande overheidsactiviteiten in de hand, en bedreigt daar de pluriforme aanpak die de overheid juist zou moeten kenmerken. Wat de term vierde macht wegpoetst, is dat de verdeling van baantjes binnen de ondersteunende bureaucratie kliekvorming en belangenbehartiging in de hand werkt, zodat een partijkaart van groter belang blijkt dan het vermogen situaties te managen of correct te analyseren. Dit kun je alleen kenschetsen als een vorm van rotting, die al verder is ontwikkeld dan iemand ooit voor mogelijk gehouden heeft.
De Controlerende macht
De belangrijkste functie van de controlerende macht, is gegeven in haar naam: het aan het licht brengen van ontwikkelingen en mogelijk misstanden. Dit moet los worden gezien van de diensten die de Uitvoerende macht hiervoor ter beschikking heeft, omdat hun rol een andere is. Ironisch genoeg – omdat het pleiten voor eigen parochie is – zou een betere honorering en ondersteuning van het werk van de Controlerende macht positief uit moeten pakken. Maar het zou ook een betere vooropleiding noodzakelijk maken – wat thans doorgaat voor opleidingen journalistiek is weinig meer dan het leren van voorlichting geven op dorpsniveau.
Aangezien ook berichtgeving tot de kerntaken van de Controlerende macht behoort, heeft zij sterke troeven in handen zich te ontwikkelen, mits er voor voldoende mensen ondersteuning voorhanden zal zijn.
Dit is minder eenvoudig geregeld dan hier opgeschreven. Maar dat geldt voor veel van de hier besproken verhoudingen.
In zekere zin zijn drie van de nieuwe machten die hierboven aan de werking van het staatsbestel zijn toegevoegd, een uitbreiding van de beschrijving van hoe een staat het best functioneren kan. De Bindende macht is feitelijk een verdere uitsplitsing van wat Montesquieu beschouwde als de Uitvoerende macht, dus veel nieuws voegt zij eigenlijk niet toe. De overige drie zijn welbeschouwd voor een niet onbelangrijk deel tegenhangers van de al erkende staatsmachten. De Ondersteunende macht is zowel dienaar als tegenhanger van de Uitvoerende macht. De Controlerende macht is primair van belang als tegenwicht tegen de Wetgevende macht, waar de Corrigerende macht neigt tot het bijbuigen van de regels die de rechterlijke macht handhaven moet. Hoewel dit daarom met vrijwel evenveel recht kan worden beschouwd als een tegenhanger van zowel de Wetgevende als Uitvoerende machten, is zij in de praktijk als tegenhanger van de Rechterlijke macht het meest op haar plek.
Conclusie
In feite is bovenstaande analyse tevens een pleidooi voor een nieuwe verzuiling, teneinde tegelijkertijd een depolitisering van maatschappelijke functies te kunnen bewerkstelligen. Die verzuiling zou moeten ontstaan op basis van de maatschappelijke functie die men wenst te vervullen, en los moeten komen van een gepolitiseerd denkraam, dat per definitie weinig uit te staan heeft met de realiteit van alledag. Waar de constructie van het staatsbestel ruimte heeft gegeven voor een voortgaande neerwaartse integratie van alle samenstellende delen van de staat, pleit ik voor een herstel van de waarde van de beroepsgroep, èn waarden binnen die beroepsgroepen, tegenover het heersend illusionisme dat probeert in te schatten hoe ‘progressief’ iemand is. Dit laatste wordt namelijk steeds minder houdbaar, en zal uiteindelijk destructief blijken.
Volgens mij is de rechterlijke macht bepaald geen ondergeschoven kindje. De voorgestelde mogelijkheid tot toetsing van de grondwet zal haar politieke rol nog verder versterken. Waar het het meest aan schort is aan kritische media. Daar moet een herzuiling plaatsvinden en de middelen moeten enigszins los van de getalsmatige aanhang verdeeld worden zodat afwijkende meningen werkelijk een kans krijgen.
Dag Hannibal, vandaag weer een beetje dèmos met GEENPEIL