De onmacht van politieke opvolging staat weer op de agenda
Vorige week verscheen in Elseviers weekblad een interview met Klaas Dijkhoff, gedoodverfd opvolger van VVD-leider Rutte. Dat was een interessant interview, maat het brengt de aankondiging dat weer een tijdperk van opvolging is aangebroken. En niet alleen binnen de VVD.
Veel politieke leiders van Nederlandse politieke partijen zijn aan het eind van hun levenscyclus. Dat Rutte niet als lijsttrekker van de VVD zal terugkeren is een publiek geheim. Dat Pechtold al versleten was voor de affaires van afgelopen tijd is al evenzeer een feit, maar het probleem van D66 is daar nog eens bovenop dat er geen opvolger van gewicht in beeld is. Dat Asscher binnen de PvdA overeind blijft toont dat binnen die partij het leiderschapspotentieel is uitgeput en wat we met Sybrand Buma moeten – behalve hem ergens Commissaris van de Koning maken – is me een raadsel. De vier klassieke regeringspartijen zullen dit elk op hun eigen wijze proberen op te lossen, maar dat het onhandig zal gaan weten we al tevoren.
Opvolgingsprobleem
Dat opvolgingsprobleem is in de Nederlandse politiek de afgelopen dertig jaar vaak een groot issue gebleken. Mogelijk (mede) als gevolg van de aanpak die in Nederland wordt toegepast, die maar al te vaak neer komt op consensusvorming, maar waarvoor we nog steeds geen goede modus blijken te hebben. Daar komt de methode van de designatio nog overheen.
Het nadeel van opvolging via designatio – aanwijzing door de zittende leider – is dat de komende leider een tijdje half in de schaduw van zijn voorganger moet opereren zonder die te mogen bedreigen. Desalniettemin moet hij echter herkenbaar zijn als eigen kracht. Er wordt vrijwel nooit een waarlijk opvolgingsgevecht plaats waarbij de leden het laatste woord hebben. Ergens in het duister is wel de goedkeuring van de partijmastodonten vereist. Wat de zaak nog duisterder maakt is dat binnen alle grotere partijen andere ongeschreven regels lijken te gelden.
Trauma’s
Tien jaar terug werd gepoogd het democratisch op te lossen. Dat bracht de VVD het trauma-Verdonk en de PvdA pleegde nog afgelopen jaar electoraal zelfmoord door de opvolging van Samsom door Asscher. Aan de andere kant liet het CDA met de opvolging van Balkenende zien dat het oude systeem al even dood is. De manier waarop Maxime Verhagen zich nooit ‘leider’ mocht noemen was een bizarre vertoning die niet voor herhaling vatbaar mag zijn.
Een ander nadeel van designatio is dat er een sterke geur omheen hangt van een oude leider die over zijn politieke graf heen regeert. Dat maakt in deze tijd elke opvolger al op voorhand op achterstand komt, zodat hij of zij tijd nodig zal hebben voldoende gezag te verzamelen.
Kan het niet anders? Dat is best een interessante vraag. Bolkestein werd ooit leider door frontaal op zijn voorganger Van Aartsen los te gaan. In ongeveer dezelfde periode bleek dat binnen het CDA niet te werken met het conflict tussen Marnix van Rij (partijvoorzitter) en Jaap de Hoop Scheffer (partijleider in het parlement), hoewel ook De Hoop S. zodanig beschadigd raakte dat hij vlot uit beeld verdween. Het is ironisch dat we binnen D66 geen dergelijk leiderschapsgevecht van epische proporties hebben gezien. Het aantreden van Pechtold ging weliswaar ten koste van Lousewies van der Laan – die daarna volledig uit beeld verdween – maar verder is er binnen D66 geen ruimte voor kritiek op de leider. De PvdA liet vorig jaar nog zien dat een ontijdig moment om de leider uit te dagen electoraal catastrofaal kan blijken, en wellicht is dat ook een reden waarom Asscher er nog zit.
Polderproblemen
Alles overziende is het een ongemakkelijke waarheid dat Nederlandse politici die gewend zijn te polderen het lastig vinden om met open vizier te strijden om het leiderschap van hun partij. Dat zien we aan het gebrek aan regels er voor, dat zien we aan de onhandigheid waarmee Asscher vorig jaar Samsom uitdaagde en dat zien we nu aan de manier waarop Klaas Dijkhoff in positie wordt gemanoeuvreerd. ‘Goed’ is het toch nooit, maar dat een nieuwe leider de kans moet krijgen op eigen kracht zijn of haar gezag te vestigen blijft essentieel. Evenzo, als een falende leider niet eenvoudig kan worden uitgedaagd door betere kandidaten, dan krijg je het gedoe waarmee de SP afgelopen jaar furore maakte. Lilian Marijnissen drijft nog steeds op het gezag van haar vader, zo willen de geruchten die soms uit de SP naar buiten komen.
Morgen ga ik in op de aanpak van Dijkhoff zoals die zich nu aftekent, en de praktische en theoretische consequenties er van voor de Nederlands politiek van de komende jaren.
Omdat we in het systeem van de kartel politiek zitten, met allemaal carrière politici die alleen boven komen drijven wanneer ze een partijleider kadaverdiscipline hebben laten zien, wordt alle kwalitatief leiderschap in de kiem gesmoord.
Daarbij komt dat de functie van een partij als trotse verbinding van haar leden grotendeels is verdwenen. Je bent lid omdat je denkt dat het je ooit voordeel (ambtenaar worden, opdrachten voor onderzoek, uitnodiging om goedbetaald commissie werk te doen) brengt. Wat dat betreft zijn alleen de SP en FvD nog partijen die leden binden en sterker maken in het politieke debat met een idealistische achtergrond.
@Dick H. Ahles
Dat is de essentie vrees ik.